Uitgeverij Hollands Diep
Ik probeer spoilers te vermijden,
maar misschien lukt dat niet altijd…
Moeders en zonen
Moeder Dimphy - haar naam valt pas in het laatste hoofdstuk - waarom? - en zoon Wesley hebben een soort van symbiotische relatie. Dat kan ook bijna niet anders wanneer een moeder en een zoon zo op elkaar zijn aangewezen.
Deze roman van Walter van den Berg bestaat uit zes delen en uit twee verhaallijnen, die je ‘Vroeger’ en ‘Nu’ zou kunnen noemen. Het mooie van deze structuur is dat Vroeger en Nu op het laatst samenvallen. Dan is de cirkel rond en dan is ons gevoel van esthetiek bevredigd.
Waarom het nu zes onderscheiden delen zijn, is een beetje duister. Bij deel drie aangekomen dacht ik: ja, dit snap ik. In deel 1 heet de zoon Wesley, zo noemt zijn moeder hem; in deel 2 heet hij Wes of Wes D, zo noemt de zoon zichzelf; in deel 3 heet hij niet meer, heeft hij geen naam meer, is hij eenvoudigweg ‘de jongen’. In het Nu lijkt de zoon een punt te hebben bereikt dat hij niet meer weet wie hij is, hij raakt zijn naam kwijt, hij raakt zijn zekerheden kwijt - zekerheden die bestaan uit onzekerheden, mooi zo’n paradox! -; hij desintegreert, hij gaat oplossen, hij verdwijnt… er staat vast iets heel naars te gebeuren. Ik zag hem al schietend een drukke club in gaan; ik was er vast van overtuigd dat dat zou gaan gebeuren. Alles stond op scherp, Wes D stond op scherp…. De situatie was totaal uit de hand gelopen….. maar, je hebt het al geraden, dat gebeurt niet. Ik weet niet of ik daarom nu blij was of niet. Ik hou er niet zo van als ik iets mijlenver van te voren zie aankomen, maar het moet ook geen deus ex machina worden, ik bedoel dat er iets gebeurt dat je totaal niet ziet aankomen en dat voor je gevoel pardoes uit de hemel komt komt vallen. Een verhaal moet een consistentie hebben maar mag ook niet te zeer voor de hand liggen.
Het einde dat ik verwacht had, kwam niet. Het was een einde, het soort einde, dat je tegenwoordig eigenlijk wel veel vaker ziet. Ik ga niet verklappen wat en hoe, dat is niet sportief. Zo’n einde waar veel mensen van gecharmeerd zijn omdat het denk ik past in deze tijd, in die zin dat mensen in staat zijn hun leven zelf vorm te geven enz. Laat ik het daar bij houden. Een ander einde dan de emotioneel-psychische opluchting van een Aristotelisch catharsis, want daar hou ik nu juist wel weer van.
Het verhaal dan. Het Nu gaat over auteur, soort therapeut - beetje goeroe-achtig - computerspelontwikkelaar en social media-personality Wes D. Hij komt over vanuit zijn woonplaats Londen naar Amsterdam omdat hij uitgenodigd is voor de Daily Show (DWDD, dat begrijpt iedereen) om te praten over zijn boek, dat een giga succes is. Maar het gaat niet over zijn boek, dat Ruimte heet, en ja, grappig genoeg heet onderhavige roman van Walter van den Berg ook Ruimte, dus de dubbele bodem is te verwachten. Toch is deze roman niet de wording van het boek Ruimte van Wes D. Hoe dubbel is die bodem dan wel?
Het gaat maar zijdelings over het succes zijn boek bij de Daily Show, het gaat erom dat een jongen, Stefan, naar aanleiding van dit boek en van Wes’ optreden als ‘goeroe’ (mijn terminologie, rdv), zelfmoord heeft gepleegd. De moeder van Stefan zit ook bij die show en Wes wordt daardoor helemaal overvallen. Op zijn geliefd internet en op Instagram wordt Wes achtervolgd door negatieve en vijandige berichten. Wes loopt weg uit de uitzending en de moeder van Stefan is meer dan pissed off.
Wes maakt een slapeloze nacht mee, waarvan je zo een film zou kunnen schieten (als is dat al eens gebeurt; ik kan even niet op de naam komen van een man die de nacht doorbrengt in een taxi.…). Hij rijdt met een taxichauffeur zo’n beetje alle plekken af waar hij jeugdherinneringen heeft: Slotervaart, Amsterdam ‘kut’-Noord, Wijk aan Zee. Mooie vondst is dat de taxichauffeur fungeert als biechtvader, al is Wes niet katholiek, als psychiater, als vertrouwensman, zelfs als een soort vader; de vader die hij zo ontzettend gemist heeft, maar daarvan is Wes zich niet bewust, helemaal niet; hij is totaal gefixeerd op zijn moeder, van wie hij denk ik niet echt houdt. Mooi is dat en heel treurig, het schuurt ontzettend.
De taxichauffeur heeft een tattoo van een slang in zijn nek - dus, je zou zeggen: een licht criminele figuur - en dat doet Wes denken aan de vriend van zijn moeder met de losse handen, die slangen zag als hij dronken was en zijn moeder tot moes sloeg (let op de assonance van ‘oe’, grapje rdv). Een van de mooiste passages uit het boek is dit.
Wes vertrouwt hulpverleners niet. De enige van wie hij gehouden heeft was Erik, de vriend van zijn moeder met de losse handen. Maar hij mocht natuurlijk niet van hem houden omdat Erik zijn moeder sloeg. En bovendien betaalt Wes de taxichauffeur vorstelijk voor zijn lange nachtelijk rit, wel wil hij een ‘bonnetje’ - zodat hij het bij de Daily Show in rekening kan brengen? Of van de belasting kan aftrekken als onkosten? - Wie betaalt, mag het zeggen. Wie veel betaalt, mag veel zeggen.
Verder gaat Wes, nog steeds diezelfde nacht, nog naar een club waar gefeest wordt en waar hij met de moeder van Stefan praat, die hem slaat. Wes probeert zijn gram te halen bij een stelletje zuiplappen, maar die slaan hem ook in elkaar. Wes lijkt nog masochistischer dan zijn moeder. Op weg naar het ziekenhuis met diezelfde taxichauffeur - het kan ook niet anders, natuurlijk - om de wond te laten verzorgen die de moeder van Stefan hem bezorgd heeft - zij heeft hem namelijk nog een keer verwond -. Daarna gaat hij bij zijn stervende moeder langs in het verzorgingstehuis. Zijn moeder slaapt blijkbaar ook niet. In diezelfde nacht heeft Wes ook weer contact met zijn ex-vriendin, die niet op een Victoria-Secret-model lijkt maar op Velma uit Scooby Doo, want zij heeft op social media begrepen dat het niet goed met hem gaat. Een volle nacht. Een overvolle nacht.
Een overvolle nacht en ik denk een overvol boek. De eerste drie delen van deze roman vind ik goed. Het grote schuren van het in- en inzielige leven van moeder en zoon: de moeder valt alsmaar op verkeerde mannen, heeft totaal geen zelfvertrouwen. Ze verdient de kost door mannen thuis de haren te knippen. Daarin is ze meestal heel eerzaam, maar vanaf het eerste moment dat ze gaat thuisknippen vermengen zich grote zieligheid met een vaag gevoel van prostitutie. Dat staat er niet maar je voelt dat gewoon. Dat is knap gedaan.
Geen school heeft ze afgemaakt, Wes trouwens ook niet, maar een computernerd hoeft geen school afgemaakt te hebben. Moeder heeft geen enkel talent, ook in het opvoeden van haar kind schiet zij tekort, al bedoelt ze het goed. Zo is Wes ook: hij bedoelt het goed, denkt hij en hij begrijpt niet dat zijn enorme focus op zichzelf hem juist van de anderen vervreemdt.
Fijn, ook zo’n vervreemding, zo’n dingetje uit de literatuur van lang geleden. Het deed me in de verte denken aan de romans van Heere Heeresma, maar de laatste heeft veel meer humor. Dat grote schuren, die totale onhandigheid voor het leven, dat beviel me erg.
Te spreken ben ik ook over de parlandostijl waarin de roman geschreven is. Een soort van spreektaal, de hunge van anakoloeten, onafgemaakte zinnen - vrees niet, alle zinnen zijn netjes grammaticaal -, het zeer matige leestekengebruik en herhalingen, korte zinnetje of juist langere zinnen die uit korte stukjes bestaan. Die stijl past heel goed bij de eenvoudige ontwikkeling van de moeder en het-de-weg-kwijt-zijn van Wes, een eenvoudige soort van een stream of consciousness.
Maar de tweede helft van de roman bevalt me minder. Er zijn te veel herhalingen; allerlei motieven, zoals
- moeder, die taart wil eten omdat ze x jaar bij Erik weg zijn;
- het getal 26 - oa van de ‘zelfmoorden’ (lees zelf maar waar dat over gaat); het zakmes heeft 26 onderdelen, het zakmes dat van Erik is gekregen of toch van Frank, zijn biologisch vader? - Is Wes eigenlijk een onbetrouwbaar personage; ja, dat is hij in zekere zin; geloof hem niet op zijn woord;
- de slangen (zie hierboven bij Erik en de taxichauffeur);
- computerspelletjes;
- smartphones;
- ruimte natuurlijk, wat is dat nu: ruimte? En ruimte innemen in psychologisch-emotionele zin;
- het televisietoestel, want die vult de ruimte, de leemte, die er is tussen de mensen die tv kijken, met andere woorden: dan hoef je niks tegen elkaar te zeggen.
Te veel zaken, herinneringen en motieven worden herhaald: jammer, dat is niet nodig. Soms is less more. Ik dacht met weemoed terug aan een boek dat ik vorige week herlas: H.M. van den Brink, Dijk: lees dat boek vooral: hierin is less more, wordt niet alles zo ontzettend duidelijk uitgelegd en is er werkelijk sprake van een dubbele bodem en van verdubbeling in de thema’s en motieven.
En dan zat ik toch een beetje gehaast te lezen naar het einde toe, het tweede deel, want er hing spanning in de lucht en ik wilde toch niet te zeer geïrriteerd raken door de herhalingen en het te uitleggerige op het eind.
Op de achterkant raadt Gerbrand Bakker ten zeerste aan deze roman te lezen; ik vind de romans van Bakker veel beter. Maar toch omdat het eerste deel zo goed is, en het tweede veel mensen zal aanspreken - maar niet mij, dat moge duidelijk zijn -, zeg ik: lees dit boek.
Auteur
Walter van den Berg (Amstelveen, 1970) is een Nederlandse schrijver. Na verschillende baantjes als onder meer fietskoerier, graveur, vakkenvuller, schoonmaker, automatiseerder en conciërge, publiceerde hij in 2004 zijn debuutroman, getiteld De hondenkoning. Zijn tweede roman, West, gaat over een broederstrijd in Osdorp. In 2013 kwam zijn derde roman uit, getiteld Van dode mannen win je niet. In 2016 verscheen Schuld bij uitgeverij Das Mag. (Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Walter_van_den_Berg)
Titel: Ruimte
Auteur: Walter van den Berg
Pagina's: 270
ISBN: 9789048853335
Uitgeverij Hollands Diep (imprint van Overamstel uitgevers)
Verschenen: 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.