Uitgeverij Agathon
‘De tweede sekse’
Laurence* wordt met haar
neus op de feiten gedrukt als haar oudste dochter Catherine op de drempel van
de puberteit staat. Een veelheid aan gebeurtenissen overspoelt Laurence. In de
dagelijkse vloedgolf aan werkzaamheden voor een reclamebureau, de afspraakjes
met haar minnaar, de opzichtige feestjes van haar mondaine moeder, de twisten
met haar man om de opvoeding van hun dochter en over andere huiselijke zaken -
het in elkaar rijden van de gezinsauto - , het gemis aan haar vader, de minnaar
van haar moeder die Laurence wil betrekken in zijn amoureus gekonkelefoes, de
religieuze praatjes van haar zus, zij allen en hun gepraat brengen Laurence van
haar stuk.
Ze weet niet meer wie zij
is, waar zij eigenlijk voor staat en heeft het gevoel met alle winden te kunnen
meewaaien maar tegelijkertijd iedereen van het tegendeel willen te willen
overtuigen. Een burn-out zouden we dat in deze tijd noemen, of een dreigend
empty-nest-syndroom of een vroege midlife-crisis. Op een oudejaarsfeestje zegt
Laurence: hebben jullie gisteravond het nieuwsoverzicht gezien van dit jaar?
Het schijnt wel een heel vreemd jaar te zijn geweest. Daar ben ik me nu
helemaal niet bewust van geweest. Een kennis antwoordt: zo zijn alle jaren; we
zijn ons er nooit bewust van (1973: 139). Deze korte dialoog is typerend voor
Laurences gevoel over zichzelf: ze zeggen van alles maar ik ervaar het toch
allemaal anders. Hoe moet ik me eigenlijk voelen, hoe moet ik me opstellen?
De roman speelt zich af in
een kort tijdsbestek van oktober tot net voor Pasen het volgend jaar, ongeveer
een half jaar. We vallen wel heel erg in medias
res in Laurences verhaal. Dat betekent dat we midden in het verhaal
binnenvallen; er wordt ons niets uitgelegd noch worden personages aan ons
voorgesteld; we komen er al lezend achter; in een dergelijk geval helpt het
meteen een lijstje te maken van voorkomende personen en hun functie. Zulke
verwarrende eerste pagina’s moet je later nog een keertje teruglezen, dan wordt
alles duidelijk.
Er is veel actie vanaf het
begin. De auteur schrijft in een tamelijk ongebruikelijke werkwoordstijd: de
ott, de onvoltooid tegenwoordige tijd. We leven heel direct mee met Laurence en
haar twijfels. De actie vindt plaats door middel van gesprekken die Laurence
voert met de mensen om haar heen, familieleden, collega’s, haar minnaar. Het
deel in februari, waarin zij met haar vader in Griekenland is, is in de de ovt,
onvoltooid verleden tijd, en in het ik-perspectief (de rest van de roman is
niet in de ik-vorm). Deze periode blijkt doorslaggevend voor haar gedrag en
haar besluiten naderhand. Ik vermoed dat de auteur het op deze - structureel
andere - wijze heeft willen verduidelijken. Het slot is een beetje verwarrend
in het gebruik van de tijden. Vermoedelijk wordt hierin terugverwezen naar een
eerdere crisis van Laurence. Het gebruik van de verschillende werkwoordstijden
deed mij weer denken aan het verschil in het gebruik van die werkwoordstijden
in het Frans en in het Nederlands. Het Frans is nauwkeurig in het gebruik van
die tijden: tegenwoordige tijd, verleden tijd, futur, conditionnel na gebruik
van bepaalde lidwoorden. In het Nederlands kijken we niet zo nauw waar het de
werkwoordsvormen betreft; in het Nederlands is het gebruik van bepaalde
bijwoorden veel belangrijker: misschien, morgen, mogelijk, wenselijk etc.
Het is een erg Fráns boek,
vind ik, zoals je aan Franse films ook direct kunt zien dat ze Frans zijn. Het
opmerkelijkst is dat Laurence, die immers niet uitblinkt in zelfbewustheid, een
minnaar heeft. En geen one-night-stand (wat is de Franse term hiervoor?). Maar
al een tijdje, een paar jaar; het is een knipperlichtrelatie (ik schreef in
mijn klad: stoplichtrelatie: ook best grappig): aan, uit, aan, uit. Minnaar
Lucien wil dat zij weggaat bij haar gezin maar dat is geen optie. Zij is verknocht
aan haar dochters en haar man. Ze weet dat haar man niet op de hoogte is van
haar overspel, daar heeft hij het voorstellingsvermogen niet voor. Ze vertrouwt
er blijkbaar ook op minnaar Lucien niet uit de school klapt.
De introverte, niet zo
zelfbewuste Laurence heeft een minnaar, en zij als er een heeft dan moet wel
bijna iedere Franse vrouw er een hebben. Onwillekeurig speelt het liefdesleven
van De Beauvoir zelf door mijn hoofd.
Dan vergeet ik bijna te
benoemen dat Laurence leeft in een intellectueel en vermogend milieu. Haar
vader is een studeerkamerintellectueel, met een voorkeur voor de klassieke
Oudheid. Haar moeder is mondain. Laurences man is gesteld op zijn goede baan in
de architectuur en zijn ruime inkomsten en zijn goede smaak. Hij weegt alles
precies af. Hij is rationeel, en ook een beetje koud. In ieder geval geen warme
man zoals Lucien, Laurences minnaar.
Het probleem dat doorheen
het boek speelt is oudste dochter Catherine, die een bestie heeft in Brigitte,
een moederloos meisje met alleen een vader en een oudere broer, en daardoor
vroegwijs en vroegrijp. Brigitte leest de krant en brengt de naïeve Catherine,
die beschermd wordt opgevoed, op allerlei gedachten. De oudste dochter wordt
gezien als te gevoelig, net als haar moeder Laurence trouwens, door vrijwel
iedereen maar vooral door echtgenoot Jean-Charles, die architect is en gewoon
een ouderwetse male chauvinist. Hij maakt ruzie met zijn vrouw en maakt het
weer goed met een te dure bos rode rozen en te dure opzichtige halsketting.
Laurence voelt zich daar niet goed bij omdat ze weet dat zijn berouw maar
schijn is, ‘schone schijn’, maar omwille van de lieve vrede voegt zij zich. Het
probleem zit hem in te volgen ouderlijke gedragslijn. Jean-Charles wil het kind
naar een psychiater sturen en het liefst Laurence ook. Laurence is het daar
eigenlijk niet mee eens. Ze is bang dat haar kind ‘geproblematiseerd’ wordt en
met te harde hand in het gareel gedwongen (dat zijn mijn woorden, rdv).
Charlotte presteert op school minder en lijkt snel van slag door dingen van
buiten, het harde wereldnieuws en dergelijke.
Laurences moeder wordt
geteisterd door liefdesverdriet, nu ja, was het maar liefdesverdriet. Dominique
is door haar rijke minnaar Gilbert in de steek gelaten voor een meisje van achttien,
dat Gilbert perse wil trouwen; zij is de dochter van een vroegere minnares; het
meisje weet niet dat haar moeder vroeger Gilberts geliefde was. In de Franse
liefde is alles geoorloofd.
Met haar vader, die heel
opmerkelijk in deze roman geen naam krijgt, wellicht omdat hij als persoon te
vaag blijft voor zijn dochter, wil Laurence eigenlijk een beter contact. Zij
vindt dat zij hem te weinig ziet. Voor een deel maakt zij daarom weer een einde
aan haar relatie met Lucien, dan heeft ze meer tijd om haar vader te bezoeken.
Zo blij is ze wanneer hij haar uitnodigt voor een reisje naar Griekenland.
Laurence verwacht er heel veel van: rust, ruimte, innig contact met haar vader,
inzicht in zichzelf en het ervaren van de wereld als écht, authentiek, vol, intens:
kortom het tegenovergesteld van ‘de schone schijn’ thuis in Parijs. Maar dat
valt tegen. Haar vader leeft te veel in het antieke Griekenland; met het land
van 1966, het dictatoriële kolonelsregime - weet je het nog? - heeft hij niets;
dat de mensen arm zijn, nou, dat maakt hen juist gelukkig. Laurence ziet het
tegenovergestelde. Ze raakt gedesillusioneerd.
Thuis in Parijs adviseert
de psycholoog haar Catherine los te weken van haar vriendin Brigitte.
Jean-Charles is er een grote voorstander van. Op dat moment stort Laurence echt
in en ligt op bed; ze kan niet anders dan braken. Er is al eerder heel
voorzichtig op gewezen: vijf jaar geleden had ze ook een inzinking.
Het einde is een beetje
mat: ‘Maar de kinderen moeten hun kans
hebben. Welke kans? Dat weet ze (=Laurence) zelf niet.’ (1973: 173; dat is grappig!)
Ik vind dit wel een roman
van het ‘klassieke’ soort: een compact geheel, nog geen 200 pagina’s (kom daar
tegenwoordig nog maar om), hij beslaat ongeveer een half jaar; er is een
duidelijke hoofdpersoon en die maakt van alles mee; het centrale thema wordt
snel duidelijk: de vrouw in kwestie verkeert in een soort van crisis, met als
motief ‘de schone schijn’. Het motief wordt esthetisch her en der opgeroepen.
Waar die crisis uit bestaat wordt gaandeweg uit de doeken gedaan. De crisis
wordt alsmaar nijpender en is op het laatst op zijn hoogtepunt. Er volgt een
soort van catharsis.
De stijl van De Beauvoir
is zeer leesbaar en zorgvuldig, voorzichtig intellectueel.
Deze roman is een
ideeënroman, een feministische roman. Hij kwam uit in 1966, en dat is nog een
beetje te vroeg om te horen tot het hoog-feminisme, denk ik, maar ik ben wel
voorzichtig. Germaine Greer schreef in 1970 The
Female Eunuch. Laurence is ook nog te veel afhankelijk van haar man, ook al
heeft ze een baan en een eigen carrière. Deze roman loopt vooruit oude grote
hoeveelheid van feministische bewustwordingsromans van een paar jaar later.
Daarom heb ik denk ik het gevoel dat deze roman van De Beauvoir toch een beetje
uitgaat als een nachtkaars. Het voelt alsof de roman te voorzichtig is. Het had
ons vrouwen van de 21e eeuw beter gepast als Laurence haar man zijn congé had
gegeven.
Maar misschien was
Laurence in verhouding tot haar moeder al veel zelfbewuster. Wat haar moeder
doet als haar minnaar haar aan de kant heeft gezet, was te voorspellen en
kundige auteur De Beauvoir kookt het al voorzichtig voor: moeder gaat terug
naar vader. Laurence had dat nooit verwacht, maar de goede lezer wel! Laurence
is niet het emotionele wrak dat haar moeder is of - nog erger - speelt. Haar
moeder kan niet zonder man, want dan vinden de mensen haar zielig en een soort
van dégénéré. Een vrouw zonder man is niets. Laurence is verstandig, want ze
gaat niet hals over kop naar haar minnaar. En last but not least: ze krijgt haar zin.
Getuigt de roman van het
existentialisme? Vast wel, Laurence kiest haar eigen weg, neemt haar eigen
verantwoordelijkheid. Laurence wil niet zoals haar ouders, haar zus met haar
godsdienstobsessie, niet zoals haar man met zijn berekening en zakelijkheid in
de wereld van ‘de schone schijn’ leven. Haar vader had haar diep teleurgesteld
in Griekenland, toen hij alleen maar de oude tempels en beelden had gezien en
niet de arme mensen die moesten buigen onder de dictatuur en armoede. Haar
moeder had haar teleurgesteld door weer op hangende pootjes terug te gaan naar
haar vader. Haar dochter Catherine is een puur wezen in haar ogen, een wezen
dat gekoesterd moet worden, een wezen dat de mogelijkheid moet hebben zich te
ontplooien. Laurence identificeert zich met haar dochter. Ze is bovenal een
moeder. Kom haar niet aan haar kind.
Persoonlijk zie ik het
feministische aspect duidelijker in deze roman maar de twee stromingen lopen in
elkaar over. En het is maar net aan welke kant je staat: welk van de twee
stromingen is in jouw optiek de meeromvattende: het feminisme of het
existentialisme?
Een interessante roman,
goed geschreven, maar misschien ook een heel klein beetje gedateerd qua ideeën
over mannen en vrouwen en feminisme. Ik probeer me voorzichtig uit te drukken,
want ik aarzel. Ik had eigenlijk gedacht dat De Beauvoir meer uitgesproken
feministisch zou zijn. Haar essay over de vrouw La deuxième sexe dateert immers al uit de late jaren veertig van de
twintigste eeuw.
* Ik vind Laurence een van
de prachtigste Franse meisjesnamen. Zo gracieus, zo koninklijk.
Auteur: Simone de Beauvoir
Titel: De schone schijn
Vertaling: Jan Hardenberg
ISBN: 9789026957123
Vertaling: Jan Hardenberg
ISBN: 9789026957123
Uitgeverij Agathon, Bussum
Verschenen: 1973, vierde druk
Verschenen: 1973, vierde druk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.