Recensie
door Roosje
Uitgeverij
Atlas Contact
Je leven trekt als een film aan je voorbij, of toch niet?
‘… de werkelijke of gefantaseerde beelden, de beelden die je achtervolgen tot in je slaap. De beelden van een moment die baden in het licht dat alleen die beelden eigen is.
Ze zullen allemaal in één klap verdwijnen, zoals ook zijn verdwenen de miljoenen beelden achter de voorhoofden van grootouders die een halve eeuw geleden zijn overleden, van ouders die intussen ook dood zijn. Beelden waarop je als kleuter voorkwam naast andere mensen die al waren overleden voordat je geboren was, precies zoals in onze herinneringen onze jonge kinderen aanwezig zijn naast onze ouders en onze schoolvriendinnen. En eens zullen wij in de herinneringen van onze kinderen voorkomen te midden van kleinkinderen en van mensen die nog niet geboren zijn. Het geheugen stopt nooit, net zomin als de seksuele begeerte. In het geheugen vindt de koppeling plaats tussen de doden en de levenden, tussen werkelijke en gefantaseerde wezens, tussen droom en geschiedenis.’ (2021: 10-11)
Dit citaat kun je opvatten als de intentie van deze roman van Ernaux. Maar toch verduidelijkt dit citaat niet direct alles. Mijn eerste idee was dat dit boek gaat over het individu in de reeks van opeenvolgende generaties; de persoonlijke geschiedenis in relatie tot de algemene geschiedenis en de filosofische overdenkingen daarover. Een tweede gedachte was: doet Ernaux dit dan voor zichzelf; om aan het eind van haar leven een overzicht te geven en nog eenmaal langs de lijnen en beelden van haar leven te gaan, eventueel voor haar nageslacht? Ik verheugde me op beschouwingen over het verglijden van de tijd, van de ‘tijd’ als ‘ding an sich’, het ouder worden of zoiets, over de ontwikkeling in iemands leven. Maar zo’n boek is het niet geworden; het is geen heel persoonlijke autobiografie en toch is het dat in bepaalde delen wel. Dat het geen doorsnee autobiografie is geworden is natuurlijk helemaal niet erg; de lezer (en ik!, grapje, rdv) dient van tijd tot tijd op het verkeerde been gezet; dat is goed om de aandacht vast te houden en de eigen gedachten en meningen te scherpen. Het is wel een soort van autobiografische roman van Ernaux maar haar leven is onlosmakelijk verbonden met de wereldgeschiedenis en dit is de vorm waarin zij haar roman heeft gepresenteerd.
Het eerste deel van het boek vond ik, hoewel zeer afstandelijk, toch erg aantrekkelijk. Het was niet alleen Ernaux’ leven, maar ook dat van mij, al ben ik geen Française en heb ik in mijn bijna zestigste levensjaar geen dertig jaar jongere minnaar gehad.
Het tweede deel leek te opsommerig, qua gebeurtenissen en uitvindingen en qua boze en gefrustreerde gevoelens. Maar dat kan juist zo bedoeld zijn door de auteur: vorm en inhoud zijn congruent.
Het meest opmerkelijke van deze autobiografische roman is het verschijnsel dat Ernaux nergens het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’ gebruikt, maar ‘jij’ of ‘wij’ of ‘zij’ (enkelvoud). Dat doet vreemd aan. Ik denk dat in het Franse origineel het persoonlijk voornaamwoord ‘on’ veel gebruikt wordt. Dat heeft voor Fransen waarschijnlijk een andere emotionele lading dan ‘wij’ of ‘je’ in het Nederlands. In het Frans is het minder afstandelijk, denk ik.
Maar de Nederlandse vertaling doet afstandelijk aan, terwijl veel beelden juist uiterst persoonlijk zijn. Ik zou kunnen denken aan een dissociatieve persoonlijkheid (dissociatief als in het psychiatrisch ziektebeeld: jezelf opsplitsen in meerdere persoonlijkheden) - en helemaal uit te sluiten is dit niet: want blijven wij gedurende ons leven altijd dezelfde? - of is dit juist een vorm om het individu direct te koppelen aan de geschiedenis. En heeft het opgaan in de geschiedenis een troostende functie? Ik ben niet alleen op de wereld, ik ben deel daarvan. Ik ben aan het eind van mijn leven, maar de zingeving van mijn leven ligt in de samenleving. Ik leef niet alleen voor mezelf. Mijn leven is niet vergeefs geweest. Zijn het juist deze filosofische, sociologische, psychologische begrippen die Ernaux op deze wijze heeft vormgegeven? Wellicht.
Ernaux eindigt met: ‘Iets redden van de tijd waar we nooit meer zullen zijn?’ (ib.: 229) Oké denk ik dan: maar ja waarom dan? Om een boek te schrijven à la Proust? Om je leven een uiteindelijke zin te geven? Voor je kinderen en kleinkinderen? Voor je onsterfelijkheid? Of alles tegelijk?
Het
eerste deel boeide me, ontroerde me en bracht me meer terug naar mijn
eigen biografie. Deze roman is knap geschreven en heeft ongetwijfeld
veel research gekost, maar ik heb er moeite mee die te waarderen. Ze
is afstandelijk, en misschien op sommige stukken zo filosofisch dat
ik er niet helemaal bij kan. Dat alles zorgt er in ieder geval voor
dat het boek nog een hele tijd in mijn geheugen zal zitten.
Hier is een tweede recensie te lezen van De jaren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.