woensdag 3 februari 2021

Josef Ponten - De huwelijksreis

Recensie door Roosje
Uitgeverij Van Maaskant Haun

Een novelle met het gewicht van een roman


In 1852 zit een echtpaar in de trein; het is het begin van hun huwelijksreis naar Italië. Hij heet Alfred Rethel is 36 jaar en beeldend kunstenaar, schilder. Zij heet Maria Rethel-Grahl, is ongeveer 19 jaar en dicht en tekent. Het begin van hun huwelijk is moeilijk. Zij is erg ziek geweest, tyfus, en hij werd bij haar weggehouden door haar ouders. Zij is opgegroeid in Dresden, in het oosten dus, en hij in het Rijnland, in het westen. Je zou bijna denken dat het verschil tussen echtelieden niet groter kan zijn. Daar staat tegenover dat hun liefde wederzijds en groot is. Zal de liefde alles overwinnen?

In het begin ligt het perspectief wisselend bij Maria en bij Alfred. Maria denkt:

‘Maar in hun geval zijn het niet twee gelijkwaardige mensen, die elkaar idealiseren, maar het zijn twee zeer ongelijkwaardige personen die van elkaar houden, een man en een kind, een grote man en een kleine vrouw en als zij dreigt te twijfelen aan de waarschijnlijkheid van de omvang en de betekenis van die wanverhouding, dan roept ze zijn brieven weer in gedachten, brieven, bijna elke dag een brief, geschreven in zijn vrijgezellenwoning in de verre stad, of ook wel op zijn schilderstelling.’ (2021: 13)

Die ‘schilderstelling’ staat in Aken, waar Alfred in het stadhuis fresco’s maakt en zich vergelijkt met en optrekt aan de ontberingen van Michelangelo is de Sixtijnse Kapel. Tijdens hun reis tekenen beiden de landschappen en plaatsen onderweg.

Op zijn beurt laat Alfred zijn gedachten de vrije loop. Hij is inwendig boos omdat hij zijn jonge vrouw niet mocht bezoeken tijdens haar ziekte. En hij piekert over zijn familie, die hij na de dood van zijn vader financieel moet onderhouden; en over zijn schilderwerk en zijn betekenis als kunstenaar; en over een faux pas die hij in het verleden begaan heeft, weliswaar voor hij Maria kende, maar toch. Een verkeerde amoureuze keuze, die hem wellicht zal opbreken. Ik ben hier heel omzichtig, want Ponten is dat ook. Het wordt aan de lezer overgelaten - wellicht uit kiesheid of uit preutsheid - wat hij hieronder moet verstaan.

De echtelieden houden elkaar niet op de hoogte van hun gedachten en hersenspinsels. In die zin doet het verhaal enigszins denken aan de naturalistische roman Het huwelijk van Lodewijk van Deyssel. Maar die kant gaat het verhaal toch niet op.

Na de treinreis rijden zij verder per koets en beleven ze onderweg veel avonturen. Haast expressionistisch van stijl is een tonijnvangst aan de Italiaanse kust: de harde strijd van man, vrouw, kind en vis brengt Maria danig van haar stuk. Ziek is ze ervan, misselijk, ellendig. Het leven van het gewone volk beroert haar te zeer: vechtpartijen onder veehandelaren, misbruik van koetsiers en herbergiers van weerloze reizigers, in casu Maria en Alfred. Pas in de grotere steden Florence en later Rome komt zij tot rust, onder andere door de sociale omgang met mensen van hun eigen slag. Dat moet ook wel, want Maria is zwanger. 

Die zwangerschap brengt op zijn beurt Alfred van slag. Voor die tijd was Maria een meisje, een kind, nu is ze ineens een vrouw geworden en hij weet niet hoe haar moet behandelen. Hij lijkt zich weinig te bekommeren om zijn nageslacht.

Toch viel Rome eerst nog erg tegen. Het is vies en volks en er wordt van hen gestolen. Op dit punt vindt de auteur het nodig een uitstapje te doen en zich te bemoeien met de psychisch-emotionele hoedanigheid van zijn hoofdpersonen en hun zelfs advies te geven. Of misschien wendt Ponten zich hier tot zijn publiek als een terzijde in een toneelstuk: kijk ze nou, die Rethels, stelletje onbenullen… Ik vind dat enorm komisch. Even nog meende ik dat Ponten de volgende overwegingen in het hoofd van Alfred had gestopt maar dat is duidelijk niet zo. Het is als in de Max Havelaar waarin het Multatuli allemaal te omslachtig wordt zijn denkbeelden in te puzzelen in de hoofden en harten van zijn personages en zelf de pen opneemt, dat werkt een stuk makkelijker en is voor de lezer ook veel duidelijker.

‘Als zoiets (nl. dat er van je gestolen wordt, rdv) gebeurt, maak je er een grapje over, en vooral als jezelf bij vertrek vergeten bent de huisdeur te vergrendelen; je gunt de arme sloeber zijn broodnodige buit of reageert je woede af door eens even flink te vloeken of te tieren. En als het gestolen goed met behulp van de politie na een paar weken nog niet boven tafel komt, denk je er niet meer aan. Maar de Rethels huilden, ze moesten domweg huilen, ze hadden het gevoel dat de wereld vol dieven en misdadigers was, ’s nachts barricadeerden ze de vergrendelde deur nog met tafel en kast, en ze voleden zich van God en alle mensen verlaten.’ (ib.: 57).

Ponten vindt het nodig nog even verder te oreren. Niet alleen Maria was ziek, zwak en misselijk geworden, Alfred werd dat nu ook. Terwijl Maria, versneld volwassen geworden door haar zwangerschap, erbovenop komt, gaat het met Alfred bergafwaarts. Is het zijn aanleg, zijn zorgen om zijn familie, is het zijn foute amoureuze keuze, is het de vriendschap met de verlopen en halve kunstenaar Lotsch, de zuipschutterij als levenskunst hebbende, of is het zijn essentiële twijfel over zichzelf als kunstenaar of een combi van alles?

‘De genezing (van ziekten in het algemeen, rdv) vraagt om geduld en afwachten, maar hoe eerder een ziekte wordt bestreden , hoe beter, en sterven is vaak synoniem met te laat zorg dragen voor het leven! […] Moedeloosheid is de eerste van drie doden die een mens sterft: de tweede is de overgaven en de derde hij zelf, de meester.’ (ib.: 57/58)

In Rome leren ze wat familie kennen, die zich over hen ontfermen. De zwangere Maria en de steeds zieker wordende Alfred, die weliswaar een arts heeft geraadpleegd, maar diens advies: rust nemen, zich ontzien, niet opvolgt. In tegendeel, hij gaat flink aan de boemel met de zuiplap Lotsch, die zich heel loyaal betoont en raakt totaal verstrikt in zijn artistieke aspiraties, kunstopvattingen en gebrek aan erkenning. Alfred voelt zich bijna altijd de mindere en wordt wel gezien als kunstenaar maar het is hem niet genoeg. Hij zoekt in zijn toenemende waanzin steeds meer en dieper naar de ware kunstenaar. Wat is de ware kunstbeoefening? Toch zeker niet het bloedeloze ‘classicisme’ (die term valt niet, maar ik noem het maar zo, rdv) met zijn eis van eeuwige en onveranderlijke schoonheid? Toch niet de kunst van iemand als de diep religieuze, dwz katholieke Overbeck, met zijn spirituele afbeeldingen van de Hoge? Alfred hangt naar het Romantische, het Expressionistisch - avant la lettre -. Beide termen vloeien uit mijn pen; maar in 1852 mag je nog niet spreken van Expressionisme als kunststroming. In zijn zoeken naar de ware kunstopvatting, het verdwaald raken daarin en in zijn eigen warrige geest, en door de ondertitel van deze roman Het einde van een kunstenaar, moest ik denken aan Thomas Manns novelle De dood in Venetië. Mann en Ponten hebben elkaar gekend en waren een tijdlang vrienden.

Over de afloop van de novelle zal ik niet spreken. De ondertitel zegt al genoeg.

De novelle wordt scenematig, om maar eens een germanisme te gebruiken, verteld. Net als bijvoorbeeld Effi Briest van Theodor Fontane en ook De Buddenbrooks van Thomas Mann. Dat is een heel goede manier om niet de ‘psychologiserend’ te schrijven. Je schrijft van scene naar scene. Wat daartussenin gebeurt blijft buiten beschouwing en moet door de lezer zelf verzonnen worden. Fontane is hier een meesterlijk voorbeeld van omdat hij de wezenlijke gebeurtenissen, zoals het feitelijke overspel van Effi totaal aan de verbeelding van de lezer overlaat. Deze novelle van Ponten brengt de lezer van scene naar scene; in de trein; in het rijtuig, in het vissersdorp, in Florence en vooral in Rome, de apotheose van dit verhaal, zoals Venetië dat is voor Thomas Manns novelle.

Eén van de echtparen met wie de Rethels omgang hebben zijn de Hofmanns. Hierin toont Ponten zich weer een humoristisch verteller: bij de Hofmanns is de situatie omgekeerd. Mevrouw is ongeveer van de leeftijd van Alfred, dus een jaar of veertig; haar man is de leeftijd van Maria. De stiefkinderen van Georg - door mevrouw Sjorsjo op zijn Duits-Italiaans aangesproken - Hofmann zijn bijna van zijn eigen leeftijd. Hij is de voetveeg van zijn vrouw.

Terwijl het verhaal best heftig is, is de toon is toch tamelijk licht. Heel anders dan het zeer zware, maar daarom niet minder mooie De dood in Venetië. In het werk van Thomas Mann verwijzen alle elementen voortdurend naar elkaar, qua thematiek en metaforiek, dat is in deze novelle van Ponten minder het geval.

Servatius Josef Ponten (Raeren, 3 juni 1883 - München, 3 april 1940) was een Duits schrijver, kunsthistoricus en geograaf. Hij studeerde wijsbegeerte, architectuur en kunstgeschiedenis. Hij was een onconventioneel denker met een goed geheugen, die zich toespitste op natuurwetenschappen en geschiedenis. Vanaf 1920 woonde het echtpaar in München, waar hij weldra bekendstond als 'de alweter'. In 1936 ontving hij de Rheinischen Dichterpreis en in 1937 de Münchener Dichterpreis. Hij had deze onderscheidingen meer te danken aan oude vrienden uit de Weimarperiode dan aan de nazi's.
Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren de romans van Ponten bestsellers. Na 1945 werd hij afgedaan als nazieaanhanger en verviel hij in de vergetelheid. Toen zijn briefwisseling met Thomas Mann gepubliceerd werd, werd hij abusievelijk als dusdanig getypeerd door de uitgever.

In de vertaling is de novelle nog geen 120 bladzijden lang of groot, maar de thematiek is er niet minder om. Ik doe een greep: Wat is het ware kunstenaarschap: gevestigd versus aanstormend genie; is het meesterschap, beheersing van het materiaal of is het het artistieke genie? Wat is dus de juiste kunstopvatting. Alfred raakt erin verstrikt. Er is ook een verschil tussen de ‘kleine kunst’ van Maria, haar kleine tekeningetjes en gedichtjes, die niet heel erg serieus genomen worden, en de ‘grote kunst’ van Alfred, zijn enorme fresco’s in Aken bijvoorbeeld.
Wat is de ware godsdienst: katholicisme versus protestantisme - lutheranisme; daarin schuilt ook het gewestelijke verschil: Rijnland vs Dresden. Een huwelijk met een groot leeftijdsverschil: Hofmann en Rethel. Het losmaken van de ouders: generatieverschil. Dat lukt Maria evenmin als Alfred. De laatste moet zijn hele leven zorgen voor zijn moeder en zijn siblings. Maria moet terug naar haar vader, die ook kunstenaar is en professor. Kronos uit de Griekse mythologie krijgt hier een eigen plekje. Kronos die zijn eigen kinderen wil verslinden, maar door zijn zoon Zeus van de troon gestoten wordt. Helaas zijn Maria en Alfred beiden geen Zeus.
Last but not least, de tegenstelling tussen man en vrouw. Feitelijk ligt het zwaartepunt in deze novelle bij Alfred maar vrouwen spelen in zijn leven een grote rol: zijn moeder, voor wie hij zorgen moet, zijn vrouw voor wie hij ook zorgen moet maar daartoe niet in staat is, mevrouw Hofmann, die voor hem zorgt en dat wil hij ook niet. Dan is er de dienstmeid die op een oud meisje lijkt is, een oma, en ‘secca’, zoals zijzelf zegt: droog, dus oud en menopauzaal, onvruchtbaar, dus onbeweeglijk. Enorm vernederend vind ik. Vrouwen worden voor het grootste deel gezien als hun lichaam en als de staat waarin hun lichaam verkeert en de daarmee samenhangende rol. Maar anderzijds maakt Maria duidelijk een enorme ontwikkeling door en met Alfred gaat het allengs slechter. Maria’s tekentalent komt aan de orde maar zij zwelgt niet in het kunstenaarschap zoals Alfred dat doet.

Wat wel een beetje verwarrend is, is de omstandigheid dat Alfred Rethel in werkelijkheid geleefd heeft en dat Ponten eerder een proefschrift over hem heeft geschreven. Ponten zelf was ook beeldend kunstenaar. Op de een of andere manier veroorzaakt dat een grote brij in mijn hoofd. Nog ingewikkelder dan wanneer Rethel een fictief persoon zou zijn, in wie Ponten een deel van zijn eigen worstelingen projecteert. ‘Josef Ponten en Alfred Rethel: twee vergeten beroemdheden uit het Rijnland’ (ib.: 119), schrijft vertaalster Mattanja van den Bos. Het boek gaat vergezeld van afbeeldingen van tekeningen en een schilderij van Rethel.

Deze novelle zou goed passen in de reeks van Schwob-boeken.

Titel: De huwelijksreis. Het einde van een kunstenaar
Auteur: Josef Ponten
Vertaling: Mattanja van den Bos
Pagina's: 123
Uitgeverij Van Maaskant Haun
Verschenen: 1930, (oorspronkelijke uitgave), januari 2021 (eerste Nederlandse uitgave)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.