Recensie door Roosje
Uitgeverij Vleugels
Een heel klein beetje Maigret/Simenon
Rare titel, hè;
ik zou dat misschien niet zo moeten doen, maar lezen betekent voor mij ook
voortdurend en onbewust of half-bewust verbanden leggen met boeken die ik al
gelezen heb. Het boekje van Eugène Dabit, Hôtel du Nord, is een
heerlijke beschrijving van een wat armoedig hotel in het noorden van Parijs; de
gasten en patrons zijn mensen aan de onderkant van de samenleving. Het
leven heeft hun niet al te goed bedeeld en zij moeten al sappelend en hosselend
in hun onderhoud voorzien. Ik kreeg op een gegeven moment de associatie met
Simenons beroemde politiecommissaris Maigret, die meestal met moorden en
misdaden geconfronteerd wordt in het milieu aan de onderkant van de
samenleving. Maigret heeft sympathie voor deze mensen.
Het is juist de
liefde van
Dabit en Simenon voor
mensen uit deze sociale laag die hun boeken aandoenlijk, wrang, weemoedig en
ook liefdevol maken. Dabit was een communist, en kwam zelf uit een
arbeidersgezin. De liefde voor de gewone man zet hem tot het schrijven van een
sfeervolle roman.
Het boek heeft geen plot; er is wel een duidelijk begin, wanneer de Lecouvreurs het hotel kopen en het einde van het boek is tevens het einde van het hotel: de moderne tijd en de kapitalisten hebben ultiem toegeslagen.
Ik schrijf
hierboven wel dat de personages in het boek ‘aandoenlijk’ zijn, maar dat is
denk ik een misleidend begrip. De personages zijn gewoon zichzelf met hun
besognes, hun gedoe, hun drankzucht, hun amoureuze uitspattingen, hun vieze
kleren, hun zware arbeid, hun het-er-zoveel-mogelijk-de-kantjes-vanaf-lopen,
hun kwaadsprekerij, hun jaloezietjes, hun gulzigheid, het elkaar bedriegen,
maar de patrons van het hotel zijn tegelijkertijd - ook zij moeten hard
aanpoten - wel ruimdenkend, in ieder geval ruimdenkender dan de burgerij. Ze
hebben niets tegen prostitutie, maar willen geen ‘uren-hotel’ en geen
dienstmeisje dat haar gunsten verkoopt en ook geen opgedirkte straatmadelief in
hun bedrijf. Zijn ze op de hoogte van de homoseksualiteit van een goed klant of
vinden ze diens travestie alleen maar vermakelijk? Hun leven is vol energie en
ook vol van de arbeidersfeesten op feestdagen.
Deze roman is
een ode aan gewone mannen en vrouwen, van wie de vrouwen hoe dan ook aan het
kortste eind trekken, meestal dan. De een is wat uitgekookter dan de ander. Als
vrouw is het nog lastiger niet te verhongeren en te verzuipen in de grote stad.
Het platteland, dat zij ontvlucht zijn biedt hun ook weinig. Dat is de tragiek.
Karaktertekeningen
zijn treffend en effectief. Veel van de arbeiders zijn afkomstig van het
platteland en komen hun geluk, gedwongen, in Parijs beproeven. In zekere zin is
het dus ook een sociale roman, maar het ligt er niet dik bovenop.
Ik heb de roman
vrijwel in een keer uitgelezen. Dat moet je eigenlijk niet doen. Langzaam
savoureren is het devies.
In ieder
hoofdstukje staat iemand centraal. Wat meer ruimte krijgt onder andere het
dienstmeisje Renée, die door haar minnaar verlaten wordt, omdat ze zwanger is.
De patronne raadt haar aan het kind op het platteland bij een min onder
te brengen, zodat zij geld kan
verdienen. Zo’n verhaal van een onschuldig plattelandsmeisje dat verleid en als
een vod in een hoek geschopt wordt, is niet nieuw natuurlijk.
Dabit slaagt erin zijn personages volstrekt geloofwaardig te
beschrijven, hun slechte kanten worden niet veronachtzaamd maar ook niet al te
vet aangezet. In 1938 maakt regisseur Marcel Carné (dank Mirjam de Veth) er een
film van. Dat ligt erg voor de hand. De mensen zijn uiterst beeldend
beschreven: je ziet ze zitten kaarten en drinken; aan de toog hangen; uitgeput
op hun bed vallen, hun maaltijd naar binnen schrokken of juist met weinig
eetlust er lusteloos in rondprikken.
De Veth
schrijft in haar nawoord dat Dabits ouders een dergelijk hotel hadden; Dabit
zelf werkte er geregeld. In werkelijkheid werd het hotel niet gesloopt in de
jaren twintig. Zijn ouders hadden hun hotel tot WOII en de gevel staat nog
steeds overeind. (2020: 145-146)
Ik was
bijzonder verrast door deze korte roman van Dabit en ik vind dat iedereen hem
moet gaan lezen; zo simpel is het.
Auteur
Dabit
werd in 1898 geboren in een Parijs arbeidersgezin. Na de lagere school werd hij
leerling-sleutelmaker, later arbeider bij de metro. De Eerste Wereldoorlog
drukt een onuitwisbaar stempel op zijn bestaan. In 1914 wordt zijn vader
gemobiliseerd en blijft hij alleen met zijn moeder achter. Een paar jaar later
moet hij zelf in het leger, van 1916 tot 1918 vecht hij als artillerist. Over
deze periode schrijft hij de bildungsroman Petit Louis, die in 1930 verschijnt.
Na de oorlog kan hij niet meer aarden in een geregeld burgermansleven en
begint, financieel ondersteund door zijn ouders, te schilderen. Vanaf 1925
neemt de pen de plaats in van het penseel. Zijn literaire talent wordt al vroeg
herkend door André Gide, die
hem in contact brengt met Roger Martin du Gard, die Dabit intensief literair zou begeleiden. In 1929 verschijnt
Dabits bekendste roman L’Hôtel du Nord.
Dabit is een
betrokken mens die zich mengt in de discussie over de bevrijdende mogelijkheden
van een nieuwe populistische of proletarische literatuur en hij is een militant
antifascist. Maar hij is te vrijzinnig en individualistisch om zich ooit naar
een partij te kunnen voegen. In 1935 neemt hij deel aan het Internationaal
Schrijverscongres voor de verdediging van de cultuur in het Palais de la
Mutualité
in Parijs. Hij is
inmiddels bevriend met Céline, met wie hij correspondeert. In 1936 reist hij met André Gide, Jef Last,
Louis Guilloux en Jacques Schiffrin naar de Sovjet-Unie,
waar hij moeite heeft met het streng opgelegde, door de communistische partij
strak geregisseerde programma. Hij ziet met eigen ogen dat er in de
sovjetheilstaat weinig terecht is gekomen van de socialistische idealen. Onder
nooit precies opgehelderde omstandigheden sterft hij op 21 augustus 1936,
alleen in een ziekenhuis in Sebastopol. André Gide draagt zijn spraakmakende
Retour de l’URSS, waarin hij openlijk van
zijn communistische geloof afvalt, aan Dabit op.
Titel: Hôtel du
Nord
Auteur: Eugène
Dabit
Vertaling:
Mirjam de Veth; het nawoord is ook van haar
Pagina’s: 146
ISBN: 9789493186125
Uitgever:
Uitgeverij Vleugels
Verschenen:
oorspr. 1929; 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.