Recensie door Dietske Geerlings
Uitgeverij Orlando
Het spel
met de tijd
De mysterieuze en ook wat eenzame gang door de eeuwen van Fosca doet mij denken aan die van een ander beroemd personage, namelijk Orlando van Virginia Woolf. Het is opmerkelijk dat ook Woolf het spel met de tijd speelt om een belangrijk verschijnsel van het menszijn te doorgronden, namelijk het manvrouwzijn. Een omgekeerd proces lijkt gaande in het omvangrijke werk van Proust, A la recherche du temps perdu. Daar neemt de tijd binnen een mensenleven juist mythische proporties aan door de kracht van de verbeelding. Alle drie de auteurs werpen een bijzonder licht op het menszijn door deze op uitzonderlijke wijze in de tijd te plaatsen. De tijd die ons gegeven is, is kennelijk essentieel voor ons wezen.
Régine heeft een betekenisvolle naam. Haar naam kan verwijzen naar het Latijnse ‘regina’, dat ‘koningin’ betekent, maar ook naar het Germaanse ‘regin’, dat ‘raad’ of ‘raadgever’ betekent. Régine is bijzonder ambitieus, zij wil de beste actrice zijn en wil ook dat iedereen zich haar zal blijven herinneren. Ze is erg jaloers op collega-actrices en duldt eigenlijk geen andere sterren naast zich. Zij wil zogezegd de koningin zijn onder de stervelingen. De Beauvoir houdt ons met dit personage een spiegel voor en daarin geeft Régine de lezer een wijze raad. Door haar worsteling met de sterfelijkheid en haar ontmoeting met de onsterfelijke Fosca zien wij de kracht van ons tijdelijke bestaan. Op metaforisch niveau is zij voor ons dus een wijze raadgever.
Haar
uitgangspositie is duidelijk: zij wil als actrice eigenlijk het liefst
onsterfelijk zijn en voelt zich aangetrokken tot de mysterieuze man Fosca, die
zich van niets en niemand wat lijkt aan te trekken en de hele dag buiten in een
stoel ligt. Als blijkt dat hij niet kan sterven, is ze verschrikkelijk jaloers.
Ze hoopt dat ze door een relatie met hem voor elkaar kan krijgen dat zij ook
een beetje onsterfelijk wordt, omdat hij zich haar zal blijven herinneren.
Fosca weerspreekt dat. Hij zal zich haar niet beter herinneren dan anderen,
zegt hij. Régine kan dat niet uitstaan, en probeert steeds opnieuw zijn
aandacht te trekken en bijzonder voor hem te zijn. Deze wens is voor de lezer
begrijpelijk, al verliest ze daarmee ook wat sympathie. Dat zij graag wil dat
ze ertoe doet, dat zij belangrijk is, dat zij gezien wordt, is goed voor te
stellen, maar zij schiet duidelijk door in dit verlangen. De ander doet er niet
meer toe. Zij wil alleen haar eigen roem.
Belangrijk in het boek is de tegenspeler Fosca. Die beweert dat het een vloek is om onsterfelijk te zijn. Régine gelooft dat niet en zegt dat hij er zelf een vloek van maakt. Fosca geeft aan dat zij nooit zal begrijpen hoe hij ertegen gestreden heeft. Régine dringt aan dat hij haar zijn geschiedenis vertelt. Uiteindelijk doet hij dat. Wat dan volgt, is een lange geschiedenis in meerdere delen, af en toe onderbroken door een korte dialoog tussen Régine en Fosca. Het lot van Fosca wordt pas duidelijk door de levens van anderen die hij voorbij ziet trekken. Zijn onsterfelijkheid heeft hem weliswaar mogelijkheden geboden, omdat willekeurig welk gevaar geen vat op hem had (oorlogen, ziektes, ouderdom), maar uiteindelijk is hij gruwelijk eenzaam, omdat hij geen diepe verbondenheid met de sterfelijken om hem heen kan bereiken. Dat lijkt op het eerste gezicht onbegrijpelijk, want waarom zou hij zich niet met anderen kunnen verbinden? In feite is de hele situatie een gedachte-experiment. Stel je voor dat je een relatie hebt met iemand die onsterfelijk is. Jij zou je leven misschien wel willen geven voor hem, maar omgekeerd zal dat nooit kunnen. Wat betekent dat voor de relatie? Er komen diverse vrouwen voor in het leven van Fosca, maar ze vinden het allemaal een onverdraaglijke gedachte dat hij hen weer zal vergeten. Het werpt de vraag op wat erger is: vergeten worden door iemand die eindeloos blijft leven, of vergeten worden omdat iemand sterft? Fosca ziet zijn vrienden strijden voor allerlei idealen en er zelfs hun leven voor geven. Hij zal nooit zijn leven kunnen geven. Welke consequenties heeft dat? Naarmate de geschiedenis vordert, ga je steeds beter begrijpen wat de vloek is waar Fosca op zinspeelt en begin je ook steeds meer de kracht van de sterfelijkheid te voelen.
Elke dag doet ertoe, in tegenstelling tot een leven dat eindeloos duurt. Fosca verlangt er, gek genoeg, naar om te leven. Hij voelt zich dood, wat wezenlijk anders is dan sterfelijk. Hij herinnert zich dat gevoel ook nog van heel lang geleden, toen hij nog niet van het levenselixer had gedronken. De Beauvoir laat de twee – sterfelijkheid en onsterfelijkheid – elkaar steeds opnieuw bijna raken, in soms heel schrijnende en ontroerende situaties. Van beide kanten voel je het verlangen om met de ander verbonden te zijn. Het zet je als lezer aan het denken over het lot van de mens en het leert je de dag te plukken.
Het is niet verwonderlijk dat zowel in het werk van De Beauvoir, als dat van Proust en Woolf, regelmatig een torenklok aan de horizon opdoemt. Bij Proust zijn ze onderdeel van de verbeelding en het verlangen naar vroeger, bij Woolf synchroniseren voor heel even alle stukjes waaruit de mens bestaat op het moment dat de torenklok slaat en bij De Beauvoir laten de klokken de voortschrijdende tijd voelen. Vooral in de slotzin is de klokslag veelzeggend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.