Recensie door Cies
Uitgeverij Wereldbibliotheek
Een portrettengalerij van Berlijn
Berlijn Alexanderplatz, Franz Biberkopfs zondeval (1930), van de in Berlijn wonende en werkende schrijver-psychiater Alfred Döblin (1878 – 1957), is in de loop der jaren, terecht, uitgegroeid tot het literaire standaardwerk over Berlijn tijdens het Interbellum. Aan de hand van de wederwaardigheden van het hoofdpersoon Franz Biberkopf schrijft Döblin twee elkaar aanvullende portretten van de stad Berlijn. Er is het impressionistische portret van de stad zelf bestaande uit het (gekmakende?) nooit ophoudende bombardement aan indrukken, geuren, geluiden, slogans, fragmentarische teksten, anonieme passanten, reclames, voorbij rijdende trams, opgebroken straten, en ga zo maar verder. Voor het schrijven van dit portret is Döblin over duidelijk geïnspireerd door de stream of consciousness verteltechniek die James Joyce in Ulysses gebruikt.
Het tweede, nog interessantere portret, is het meer expressionistische portret van Franz Biberkopf. Eigenlijk is het een dubbelportret van Biberkopf als belichaming van het Berlijn in die jaren. Hij komt na vier jaar gevangenis (zo lang heeft ook de Eerste Wereldoorlog geduurd) voor doodslag van zijn vriendin weer vrij. Hij heeft moeite om zijn draai als vrij man weer te vinden en om op fatsoenlijke wijze aan geld te komen, om in zijn onderhoud te voorzien. Zijn situatie is hiermee niet anders dan die van de in Berlijn zittende Duitse regering die na de Eerste Wereldoorlog moest voldoen aan de internationale andere overeenkomst tussen Biberkopf en Berlijn is de zoektocht naar een (politieke) identiteit. De ene dag verkoopt hij het Nationaalsocialistische dagblad de ‘Völkischer Beobachter’, nadat hij een paar dagen eerder partijbijeenkomsten van de communisten heeft, om later naar bijeenkomsten van het Leger des Heils te gaan. Wanneer hij hierover wordt aangesproken door anderen is zijn reactie iedere keer weer dat hij er niets mee te maken wil hebben en dat hij als fatsoenlijk mens wil leven en dat er orde moet zijn. Er zijn nog veel meer overeenkomsten in de levensloop van Franz Biberkopf en die van de stad Berlijn te vinden in Berlijn Alexanderplatz.
Biberkopf (en dus Berlijn) is geen ‘normaal’ persoon. In het tweede deel (totaal negen delen) van het boek wordt terloops duidelijk dat hij in het leger zat tijdens de Eerste Wereldoorlog. PTSS/PTSD was in die tijd nog niet als zodanig bekend en erkend, maar de verschijnselen waren er wel degelijk. Het kan niet anders dan dat de psychiater Döblin met grote regelmaat in aanraking kwam met patiënten die verschijnselen vertoonden die nu onder PTSS/PTSD worden gecategoriseerd. Het verklaart in ieder geval een heel groot deel van het gedrag en de psychische staat van Franz Biberkopf. Zijn onrustige en wispelturige karakter, zijn continu wisselende morele oordelen over mensen en situaties, zijn uitbarstingen van geweld, zijn periodes van ledigheid, ze zijn allemaal te verklaren vanuit PTSS/PTSD. Alleen in het negende deel houdt Döblin zich bezig met een psychiatrische duiding van het gedrag van Biberkopf en dan nog tegenstrijdig en oppervlakkig, maar vooral opvallend is dat hij dit doet zonder een (expliciet) moreel oordeel te vellen over Biberkopf/Berlijn.
Döblin speelt wat betreft moraal een subtiel spel met de lezer. Hij houdt ons regelmatig een spiegel voor over wat moreel gepast gedrag is en wat iemand al dan niet ‘mesjogge’ maakt, zonder dat hij een antwoord geeft op die vragen. Door het niet beoordelen van Biberkopf (of wie dan ook) schrijft Döblin een portret wat bij deze lezer tot een ongemakkelijke sympathie voor Biberkopf leidt. Hij heeft zijn vriendin doodgeslagen, schrikt daarna nog steeds niet terug voor huiselijk geweld, is een criminele lapzwans die een heel groot deel van zijn tijd doelloos door Berlijn loopt van kroeg naar kroeg waar hij het iedere keer op een zuipen zet. Doordat het een dubbelportret is, is er dus ook sympathie voor de stad Berlijn en haar bewoners, ondanks het feit dat wij, in tegenstelling tot Döblin, weten welke ongekende narigheid in de jaren er na nog uit Berlijn zal komen.
Ondanks dat Döblin niet oordeelt over wat er in Berlijn gaande is, laat hij wel duidelijk merken dat er iets borrelt, maar dat hij zijn vinger er (nog) niet achter krijgt hoe dit uit zal pakken. Het kan nog alle kanten op gaan. Het is voor ons onmogelijk om Berlijn Alexanderplatz te lezen, laat staan te beoordelen, zonder in ons achterhoofd rekening te houden met wat er in de jaren dertig in Berlijn staat te gebeuren. Is dit niet, zonder dat hij het zelf wist, dé boodschap die Döblin ons meegeeft: ook al zijn alle ‘ingrediënten’ al aanwezig, je ziet/merkt pas dat het fout gaat wanneer het (bijna) te laat is?
Titel: Berlijn Alexanderplatz, Franz Biberkopfs zondeval
Auteur: Alfred Doblin
Vertaling: Hans Driessen
Pagina's: 544
ISBN: 978904171315
Uitgeverij Wereldbibliotheek
Verschenen: maart 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.