dinsdag 8 december 2020

Dirk Ayelt Kooiman - Het gebeurde

Door Roosje de Vries
Uitgeverij De Harmonie


De eenzame mens 

Hij had er altijd een hekel aan gehad terug te kijken naar het verleden. Personen van vroeger, of hij nu goede of slechte herinneringen aan hen bewaarde, ging hij uit de weg. Beladen plaatsen, van straten tot halve stadsdelen, meed hij. Bracht iemand ongevraagd zijn persoonlijke achtergrond naar voren, zijn naaste familie, zijn kinderjaren, dan werd zijn afkeer groter naarmate het relaas verder afdaalde in de tijd, Hijzelf was op dat vlak dermate terughoudend, dat hij de indruk kon wekken dat hij iets verborg, misschien wel een slecht geweten had. Hij bewaarde ook zelden iets. Zijn persoonlijke brieven gooide hij gewoonlijk in de prullenmand, bijna gretig, alsof hij de toekomst ervoor wilde vrijwaren, of hij stopte ze zo zorgvuldig weg, dat hij het bestaan ervan vergat.’ (2020: 7)

Dit uitgebreide citaat is nodig om de toon van de roman te kunnen voelen: inhoudelijk en qua stijl. Enerzijds komen stijl en inhoud overeen: een eenzelvige man, een kille man bijna, en een zeer afstandelijk maar zeer precieze stijl. Anderzijds duidt de afstandelijke stijl erop dat de hoofdpersoon, de ‘hij’, een naam krijgt hij niet, er alles aandoet om niet ‘bij zijn gevoel te komen’. Ik ben er niet helemaal zeker van of dit begrip nog veel gebruikt wordt. De ‘hij’ houdt zijn leven, zijn gevoel daarover zo ver mogelijk buiten schot. De lezer voelt aan zijn klompen aan dat de ‘hij’ niet zo’n koele kikker, zo’n afstandelijke eigenheimer is als waarvoor hij zich uitgeeft. Dat ‘schuurt’ zo lekker: de grote tegenstelling tussen die mega afstandelijke schrijfstijl en het grote verdriet dat je als lezer direct vermoedt bij deze eenzaat.

Even kort wat de ‘hij’ meemaakt. De ‘hij’ is een fotograaf, hij gaat verhuizen en moet derhalve zijn boeltje bij elkaar zoeken en tegelijk zijn dagen anders indelen; zijn arbeidzaam leven is eveneens voorbij. Zijn nieuwe slaapkamer lijkt op zijn jongenskamer van vroeger en instandly komt de stroom herinneringen aan vroeger als een sneeuwlawine zijn bewustzijn binnen denderen. Ik weet het, mijn metaforen zijn verre van origineel.

Eerst herinnert hij zich zijn afkeer van naar schoolgaan, behalve als hij verliefd was. En dan de hekel aan het verplichte kerkbezoek. Zijn weinig liefhebbende moeder; zijn afwezige vader, organist en dirigent; de kostgangerse die hem op haar schoot trok om verhalen uit de kinderbijbel te vertellen; de smiechtige ontrouw van zijn vader; zijn gebrek aan concentratie op school en in de kerk; zijn opgeknapte racefiets en zijn tochten in de omgeving; zijn unheimische gevoel over sensualiteit. Dat culmineert allemaal in de uithuiszetting van de ‘hij’ door zijn moeder, die hem nog eventjes fijntjes naroept dat zij hem helemaal niet wilde hebben, want zijn twee oudere broers waren haar genoeg. Hopla, down the drain met een mensenleven!

Hij gaat in de leer bij een fotograaf; eentje die technische foto’s maakt van objecten, voor reclamedoeleinden en zo. Tijdsaanduidingen zijn vaag, maar het moet zo jaren zestig zijn, vorige eeuw natuuriljk. Hij neemt niet meer de moeite om naar de kapper te gaan en vreest aangezien te worden voor ‘werkschuw tuig’. Tegelijk vindt hij dat ook niet erg.

Zijn angst voor meisjes neemt langzaam af, door allerlei ontmoetingen die hij met ze krijgt. Ik zeg het verkeerd, het niet de angst voor meisjes die afneemt, want die blijft eigenlijk bij voortduring, maar ontmoetingen, vluchtig of wat minder vluchtig nemen toe naarmate de tijd vordert. Hij kan de zaak overnemen van baas Henk van Studio Hank (ja, grapje), maar dat gebeurt net in een slechte tijd: oliecrisis en zo. Bovendien komt hij niet meer toe aan eigen, ‘kunstzinnig’ (mijn term, rdv) werk van het zorgvuldig technisch fotograferen van oude stoomgemalen. Zijn leven lijkt voortdurend te stagneren tot hij Saskia tegenkomt, een voormalige balletdanseres, die in een kraakpand woont en een kunstopleiding volgt. Hij raakt geobsedeerd door haar en zij gedraagt zich helemaal niet zoals hij zou willen. ‘Afgunst. Achterdocht.Jaloezie.’ (ib.: 179).

Jammer dan, net als het verhaal wat vaart begint te krijgen is het afgelopen. Kooiman overleed voordat hij de roman kon voltooien. Uitgever en erven hebben ervoor gekozen de roman in onvoltooide staat te publiceren. Je kunt als lezer alleen maar gissen wat er nog staat te gebeuren. Je kunt er je eigen draai aangeven.

Het begin, of misschien wel drie kwart van het verhaal doet wat stroperig en statisch aan. Ik heb dat boven al aangegeven: een heel precieze maar zeer afstandelijke, haast objectiverende stijl. Die dan enerzijds past bij de grote eenzaat die de ‘hij’ is of pretendeert te zijn, maar anderzijds moet verhullen dat de ‘hij’ een getraumatiseerd persoon is, die er alles aan doet niet geconfronteerd te worden met ‘vroeger’.

Nu ik dat zo opschrijf kun je denken dat dit een psychologische roman is, maar dat is niet zo. Kooiman hoorde met onder andere Nicolaas Matsier, Doeschka Meijsing en Frans Kellendonk, en in het begin geloof ik ook Oek de Jong tot de Revisor-oprichters slash-generatie, ook wel de ‘Academisten’ genoemd. Zij waren door de bank genomen tegen verhalende, realistische en anekdotische literatuur. Dat betekent dat de nadruk niet ligt op wat er gebeurt met de personages in het verhaal, op het navertellen van de realiteit. Daarom is het dan ook geen psychologische roman. De nadruk ligt op hoe het verhaal verteld wordt, verbeeld wordt. Op de stijl zou je ook kunnen zeggen. Door de stijl, door de verbinding van de motieven en thema’s en hoe dat gebeurt moet de essentie van de roman duidelijk worden; misschien nog beter: verbeeld worden. Ik denk dat dit streven het meest duidelijk wordt in het werk van Frans Kellendonk, het meest zichtbaar wellicht in zijn Mystiek lichaam. Stijl is belangrijk, de opbouw, de verdubbelingen en spiegelingen van thema’s en motieven zijn veel belangrijker dan het vertelde an sich.

Dat zie je in deze laatste roman van Kooiman ook. Ik heb er al wat over gezegd: die afstandelijkheid van stijl en de nauwgezetheid daarvan; die zie je weerspiegeld in de fotografie van de ‘hij’. Technisch perfect, zonder dat er mensen op staan. En als hij mensen fotografeert dan neemt hij zichzelf. In het begin neemt hij een tijdlang iedere morgen vrijwel hetzelfde portret van zichzelf. Zelfportret, dus, maar dat is wel erg veel ‘zelf’. Hij weet niet waarom hij het doet, al visualiseert hij zich zijn foto’s op een museale wand. Enerzijds lijken het allemaal dezelfde portretten en toch zijn ze dat niet. Technisch moeten ze gelijk zijn: qua houding, kleur, licht etc. De goede observator ziet de kleine verschillenen. Wil hij dat alles hetzelfde blijft? Ja, aan de ene kant wel. Hij wil ook zijn stempel op de wereld drukken of laten we bescheiden zijn en zeggen een eigen afdrukje op de wereld achterlaten - dat past mooi bij het fotografiemotief. Wie aan foto’s en donkere kamers denkt, denkt direct aan WF Hermans, De donkere kamer van Damokles, toch? Ik vermoed dat Kooiman die referentie bewust maakt. Fictie en werkelijkheid. Bestaat die werkelijkheid eigenlijk wel?

Verdubbelingen of spiegelingen - ik weet eigenlijk niet welke term ik het best kan gebruiken - zie je in de personages van de vader en leermeester Henk, en de half gehate boekhouder: tamelijk afwezig en ze poetsen ook heel snel de plaat, dwz gaan weg of gaan dood, maar dat ligt voor de hand bij een tamelijk afwezige persoon; het zomaar weggaan is een logisch gevolg van het afwezig zijn. Andere verdubbelingen: de moeder zonder liefde en de meisjes die hij bij voortduring oppikt tot er een verschijnt die hij wel wil maar zij hem niet, net zoals zijn moeder hem niet wilde.

Ik moest bij deze roman ook direct denken aan de personages bij Oek de Jong; die van Opwaaiende zomerjurken, Pier en Oceaan en Zwarte schuur staan me het meest voor ogen. Dat zijn ook van die stille jongens, die zich nergens thuis voelen en zich ook in het eigen gezin misplaatst voelen - letterlijk en figuurlijk -. Over Zwarte schuur was ik niet enthousiast. Ik zou willen zeggen: nee, lees dat deze onvoltooide roman van Kooiman! Die is veel beter! Echt! 

Auteur

Dirk Ayelt Kooiman (1946 2018) was met Thomas Graftdijk oprichter en redacteur van Soma (19681972). Hij geldt, met Doeschka Meijsing, Nicolaas Matsier en Frans Kellendonk, als een uitgesproken representant van het literair tijdschrift De Revisor, dat als opvolger van Soma door hem en Graftdijk in 1974 werd opgericht en waarvan hij tot 1994 redacteur was. Hij zette in De Revisor zijn opvattingen over literatuur uiteen, die onder meer inhielden dat de anekdote en het realisme niet in de literatuur thuishoorden, maar wel vorm, verbeelding en reflectie. Hij en zijn medestanders stonden een meer op verhaalanalyse gerichte, geconstrueerde schrijfwijze voor, die de Revisor-auteurs de door de criticus Aad Nuis bedachte bijnaam 'Academisten' opleverde. Door wisselingen in vertelperspectief, manipulaties met het tijdsverloop en geraffineerde spiegeleffecten met personages en verhaalmotieven vertelde Kooiman een verhaal op een zeer gestructureerde, analytische manier, die door lezers als gekunsteld kon worden ervaren, maar logisch voortkwam uit de literatuuropvatting die hij in essays had uitgedragen. (Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Dirk_Ayelt_Kooiman

Titel: Het gebeurde
Auteur: Dirk Ayelt Kooiman
Pagina's: 190
ISBN: 97899463360838
Uitgeverij De Harmonie
Verschenen: 2020

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.