"Schijnbaar zijn gebeurtenissen die je rond je twintigste levensjaar beleeft het indrukwekkendst”
Over de auteur
“De zwemmer loopt langzaam naar de vloedlijn, zijn rug recht, zijn armen losjes langs zijn lichaam. Tussen de witte schuimkoppen in de branding bukt hij zich, maakt zijn polsen en borst nat en loopt vertraagd verder tot het water om zijn middel golft.” We zien deze bewegingen door de verrekijker van de vrouw, die van verre het gebeuren nabij en intiem maakt.
Behalve aan Extaze leverde Van Meijgaard literaire bijdragen aan o.a. Deus Ex Machina, De Tweede Ronde en De beste verhalen uit duizend woorden, (Nieuw Amsterdam, 2008). Op dit moment staat hij voor de klas op de Vrije School Den Haag en de School voor Jong Talent, onderdeel van het Koninklijk Conservatorium.
Hij schrijft recensies voor o.a. Tzum, NBD/Biblion en boekhandel Athenaeum.
Over het boek
Wanneer Julie na vijfentwintig jaar weer contact met hem zoekt en naar Nederland wil komen, raakt hij in paniek. Klopt het wat hij zich herinnert? Zal zij zaken boven water halen die beter onder water hadden kunnen blijven? Om gebeurtenissen helder te krijgen, probeert hij het verhaal van toen te reconstrueren. En om Julie te vinden voordat het misgaat, blijkt een bezoek aan Parijs onvermijdelijk.
De laatste klanken van Icarus is een psychologische roman vol kleurrijke en muzikale herinneringen, een verhaal over verlangen en hoogmoed, over waarheid en fantasie.
Interview
Amsterdam, 22 oktober 2022; we treffen elkaar in de wijnbar van Auberge Jean & Marie in de Albert Cuypstraat. Een sfeervolle, gezellige entourage en veel toepasselijker kan het natuurlijk niet wanneer we spreken over zijn prachtige tweede roman De laatste klanken van Icarus die zich afspeelt in Parijs.
Marjon Nooij
Tijdens het lezen van je roman zag ik berichten van je voorbijkomen op Facebook en kreeg ik het idee dat je uit eigen herinneringen hebt geput. Kun je iets vertellen over het eventuele autobiografische gehalte van je verhaal?
“Inderdaad zijn het decor van het verhaal en een aantal belevenissen van de hoofdpersoon gebaseerd op mijn eigen ervaringen als au pair en straatmuzikant. Na mijn eindexamen in 1992 wilde ik nog niet aan een studie beginnen, bovendien wist ook niet welke dat dan moest zijn. Daarom besloot ik naar het buitenland te vertrekken. Ik had kunnen gaan reizen of druiven plukken, maar ik wilde graag een jaar in een andere stad wonen. Bordeaux leek me wel wat, niet te groot en niet te klein, Franstalig en zuidelijk. De vader van een vriend van mij kende de Nederlandse consul in Bordeaux, die mocht ik bellen. Maar hij kon niets voor me regelen. Toen besloot ik au pair te worden. Niet veel jongens werden dat, dus dat was nog redelijk origineel. Alleen kon het bureau voor au pairs waar ik me had ingeschreven geen gezin vinden voor een jongen in Bordeaux, wel in Parijs, of beter gezegd, vlak buiten Parijs. Ik zou op een jongetje van acht moeten passen.”
“De meeste personages zijn samengesteld uit meerder personen die ik toen ontmoet heb, uiteraard aangevuld met verzonnen uiterlijke en innerlijke kenmerken. Dat is het mooie van schrijven: je creëert, vervormt, versterkt en verdraait personen en situaties zo totdat ze in het verhaal passen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik van sommige dingen niet meer weet of het zo gegaan is of dat ik het bedacht hebt. En dat is uiteindelijk ook waar het verhaal om draait. Wat weten we nog van vroeger, wat is echt zo gegaan en wat is in de loop der tijd aangevuld met fragmenten van anderen of met je fantasie? Ik heb een paar boeken van Douwe Draaisma gelezen. Het is boeiend wat hij schrijft over de werking van het geheugen. Schijnbaar zijn gebeurtenissen die je rond je twintigste levensjaar beleeft het indrukwekkendst. Ook schrijft hij dat een herinnering verandert in de loop van de tijd. En daarmee de gebeurtenis waarnaar de herinnering teruggrijpt dus misschien ook wel.”
Ik vermoed dat het boek niet in een andere stad had kunnen spelen. Het verhaal zit verweven in het stratenplan, in de Parijse sfeer. Kreeg je heimwee naar Parijs, naar de tijd dat je er gewoond had, terwijl je met het boek bezig was?
Je speelt heel mooi met illusie en laat de lezer in het tweede deel van je roman flink twijfelen over de positie van de personages. Zelfs bij het dichtslaan van het boek zijn er geen pasklare antwoorden en verdient het verhaal het om nog eens flink na te denken over de ontwikkelingen die de personages hebben doorgemaakt. Hoe is dit tot stand gekomen in het schrijfproces? Heb je het hele verhaal al in grote lijnen in je hoofd of ontwikkelt zich dit gaandeweg?
“Eenmaal terug in Nederland en braaf aan de studie kon ik nog lang teren op dat jaar en langzaam groeide het idee om er een verhaal van te maken. Zo’n 15 jaar geleden ben ik losse anekdotes gaan opschrijven en ontstond de eerste versie. Die is nog vele malen aangepast. Andere perspectieven, andere verhaallijnen, maar het decor bleef steeds Parijs en het leven als straatmuzikant. Dat leek me uniek en interessant genoeg voor een verhaal.”
“Mijn eerste boek, We hebben alles bij ons (2017), kwam tussendoor en toen lag het Parijs-verhaal een lange tijd stil. Dat is ook wel goed, dan kon ik er afstand van nemen en er met een frisse blik weer aan beginnen. Ik denk dat toen de uiteindelijke plot pas vorm kreeg, de verwikkelingen van de personages, de obstakels die de hoofdpersoon moet overwinnen om te bereiken waar hij naar op zoek is.”
“In het schrijfproces vind ik het begin het lastigst, die lege bladzijde waar woorden en zinnen op moeten komen die ergens toe leiden. Als er eenmaal iets staat, kan ik veel makkelijker verder, schaven en schuren aan een ruwe opzet werkt voor mij het beste. Maar er moet natuurlijk op een bepaald moment weer een nieuw hoofdstuk geschreven worden, dan ga ik zitten en typen. Met die tekst kan ik dan weer aan de slag.”
Op verschillende vlakken houd je je bezig met literatuur. Naast auteur, redacteur van Eldersliterair, recensent voor Tzum en boekhandel Athenaeum, ben je docent aan de School voor Jong Talent van het Koninklijk Conservatorium. Hoe verhoudt deze baan zich met literatuur?
“Tijdens de lessen literatuurgeschiedenis laat ik graag beeldfragmenten van schrijvers zien, zodat leerlingen ook de persoon achter de boeken te zien en te horen krijgen. In een interview zegt Harry Mulisch dat je voor het schrijverschap moet gaan. Je kunt het er volgens hem niet ‘bij doen’. Je doet het, of je doet het niet. Misschien heeft hij gelijk, ik heb maar een dag per week om te schrijven en op die manier gaat het in ieder geval veel langzamer. Maar het lesgeven vind ik ontzettend leuk en waardevol. Het contact met leerlingen, hun kijk op de wereld en op het leven zou ik niet willen missen. Ze houden je een spiegel voor en dankzij hen weet ik ook een beetje wat er in hun wereld speelt.”
“Het lesgeven inspireert, ik heb gebeurtenissen, gesprekken en mensen nodig om uit te kunnen putten voor een verhaal. Alleen op een kamertje, vijf dagen per week, is niets voor mij. Ik zal dus moeten bewijzen dat ik, naast het schrijven, er van alles bij kan doen. Maar iets meer tijd zou fijn zijn. Idealiter sta ik drie dagen voor de klas en kan ik twee dagen schrijven. Dat neem ik me alleen al een paar jaar voor…”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.