dinsdag 17 juni 2025

Nescio – Zingen in het donker. Brieven uit de hongerwinter

 


Het zijn deze egodocumenten die het tastbaar maken

‘Bewaar dezen brief, dan kun je misschien later nog eens nagaan hoe een Amsterdammer was en leefde in December 1944.’

De aandachtige lezer van de biografie van de eenzelvige Nescio (J.H.F. Gronlöh, 1882-1961), kon al vermoeden dat de briefwisseling van de auteur wel bijzonder moet zijn. Voor de biografie, Nescio. Leven en werk van J.H.F. Gronlöh, kon de auteur van deze biografie, Lieneke Frerichs, beroep doen op brieven die ze van de familie ter beschikking had gekregen.

Eric Waut

Nescio is vooral bekend voor drie verhalen: De uitvreter (1911), Titaantjes (1915) en Dichtertje (1918). Later kwamen er nog een reeks teksten en nog wat kortverhalen Mene Tekel (bundel,1946) en Boven het dal (bundel,1961). Het is ook omwille van het doorzettingsvermogen van Lieneke Frerichs dat er nog verschillende teksten werden verzameld waardoor we kunnen genieten van een omvangrijke bundel Verzameld proza en nagelaten werk (2019). Bovendien mogen we ook zijn later ontdekt Natuurdagboek (1996) niet vergeten. Dit werd ook door Frerichs bezorgd. Het zijn dagboeken, uit de periode tussen begin 1946 en eind 1955, waar de auteur nauwgezet verslag doet van zijn uitstapjes in de Hollandse natuur. Af en toe kwam Lieneke Frerichs met gevonden materiaal, brieven, die zeer vakkundig werden bezorgd (Brieven uit Veere, Buitenland is geen land), en tenslotte de meesterlijk geschreven biografie.

Het waren vooral de brieven aan zijn familie tijdens de Hongerwinter in Nederland aan het eind van de Tweede Wereldoorlog die een opvallend document vormden in deze biografie. De brieven vormden ogenschijnlijk een verslag aangaande het (over)leven van de auteur tijdens deze periode van hongersnood. Het was dus een stille wens, misschien van vele liefhebbers van het werk van Nescio, dat deze briefwisseling zou worden gepubliceerd.

Deze uitdaging is Lieneke Frerichs aangegaan. Hiermee heeft ze het werk en de auteur Nescio opnieuw onder de aandacht gebracht.

Het betreft dus een verzameling (52) brieven en/of kaarten tussen augustus 1944 en juni 1945 die Nescio stuurde naar zijn dochter Bob en schoonzoon Jan Zeven die woonden te Groningen. Ze waren ook gericht aan andere dochter Miep die met haar dochtertje naar haar zus in Groningen was afgereisd. Haar man was een Joodse onderwijzer die later zou worden gearresteerd en overgebracht naar Westerbork. Nescio en zijn vrouw Agathe Gronlöh-Tiket (koosnaam Os) wonen op dat moment in de Amsterdamse wijk Watergraafsmeer.

De briefwisseling situeert zich voor een deel in de periode van de zogenaamde hongerwinter. Deze begon na de luchtlandingen bij Arnhem (17-09-1944). Ter ondersteuning van deze operatie Market Garden riep de regering in Londen een nationale spoorwegstaking uit. De Duitsers stelden als wraak een embargo in op alle voedseltransporten naar het westen, per trein en schip. Het gevolg was dat er in de delen van Nederland die nog niet bevrijd waren problemen ontstonden met de voedselbedeling. Ook de energievoorziening verliep stroef. Er werd geen steenkool meer aangeleverd, en op veel plaatsen is er geen gas en elektriciteit meer.

Het is dus improviseren om voor wat warmte en licht te zorgen. In een brief (17-11-1944) omschrijft hij het als volgt:

‘Ik zal dezen brief vandaag wel niet meer af krijgen, want ’t wordt al donker en bij die endjes kaars kan ik niet meer schrijven. Allemaal endjes van vroegere kerstfeesten, tientallen stompjes, er zijn rooie en gele en blauwe bij. De peukjes in de blikken houertjes van den kerstboom heeft Os er zelfs uitgepeuterd, die wil ze opsmelten.’


Maar vooral krijgen we in de brieven een verslag van de miserie tijdens deze hongerwinter. Rijen in de winkels, administratie met bonnetjes, wantrouwen, roddels, normvervanging, kou en honger, lange tochten van Nescio met de fiets op jacht naar voedsel. Af en toe voel je de wanhoop. Uit brief 26-10-1944:

‘Zoo scharrelen we en ’t lukt nogal; maar ’t moet niet te lang duren.’


Dan zijn er de kleine hartverscheurende passages in de brieven geschreven door Os. Over de kledij die ze via pakketjes stuurt (en die dan soms nog verloren raken) en groeten aan de kleinkinderen die ze enorm mist. Op het laatst voel je dat ze op hun tandvlees zitten. Er moet zodanig gezocht worden naar wat eetbaars dat men zelfs tulpenbollen gaat eten. Maar Os wanhoopt niet. Naast de omschrijving hoe je ze klaarmaakt, is er ook een positieve noot. Uit brief 22-02-1945:

‘Ik heb er 5 van bebakken, heerlijk, net ‘pommes frites’.’


Het doet mij echt denken aan de verhalen die ik te horen kreeg van mijn grootouders over hoe men moest overleven tijdens de oorlog. Best dat zo'n verhalen worden opgetekend. Een opmerkelijke ontwikkeling was ook het omhakken van bomen langs de straten. Wegens gebrek aan brandstof gaan de Amsterdammers op zoek naar brandhout. Nescio, als natuurliefhebber, aanziet dit met heel veel pijn in het hart. In het boek illustreert men dat ook zeer treffend aan de hand van archieffoto’s. Uit een brief van 14-03-1945:

‘Die platanen staan nog in het Leidsche boschje, voor zoover ik weet. Ik geef ook meer om sommige boomen dan om de meeste menschen.’


Af en toe brengt de natuurliefhebber verslag van het ontluiken van de lente. Het zijn kleine gelukjes die je hem toch enorm gunt. Naar het eind toe ben je als lezer blij om aan de data te zien dat de bevrijding er aankomt. Voor Nescio was dit net op tijd. Het bedelen, allerlei administratieve beslommeringen en de normvervaging zitten hem enorm dwars. Voorts sukkelt hij nog met zijn gezondheid. Op ’t eind moet hij dan nog heel subtiel vragen om een paar schoenen voor hem over te maken. Een ontroerend tijdsdocument is dit boekje wel geworden.

Ik had bij de aanschaf van dit boek eerst de bedenking of we hier niet te ver gaan in onze bewondering. Het gaat hier om vrij persoonlijke briefwisseling die we kunnen inkijken. Uiteindelijk, gelet op gegeven dat ze zijn vrijgegeven door de familie, de zeer degelijke inleiding, voetnoten en oud fotomateriaal is dit een belangrijk tijdsdocument. Oorlog is geen pretje. We mogen absoluut niet vergeten dat onze grootouders het niet gemakkelijk hebben gehad tijdens de bezetting. Het zijn deze egodocumenten die dit tastbaar maken.

Opnieuw benadrukken wij het doorzettingsvermogen van Lieneke Frerichs. Frerichs is biograaf, neerlandica en tekstediteur. Zij publiceerde heel wat artikelen over Nescio, was samensteller van zijn verzameld werk, natuurdagboeken, briefwisseling en uiteraard de uitstekende biografie. Met deze prachtige uitgave heeft ze de auteur Nescio opnieuw onder de aandacht weten te brengen. Wij feliciteren de uitgeverij Van Oorschot bij deze ook voor deze prachtige uitgave.

--

Titel: Nescio. Zingen in het donker. Brieven uit de hongerwinter.
Auteur: Nescio
Pagina's: 215
ISBN: 9789028251243
Uitgeverij Van Oorschot
Verschenen: maart 2025

dinsdag 10 juni 2025

David Szalay - Het vlees

 


De geest is gewillig, maar het vlees is zwak

De Hongaars-Engelse auteur David Szalay (Montreal, 1974) heeft al vijf titels op zijn naam staan wanneer hij Flesh schrijft, dat als Het vlees bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar is uitgegeven. Eerder verschenen Mag ik u een aanbod doen, Turbulentie en Wat een man is op de markt. Met zijn roman All that man is heeft hij op de shortlist van de Man Booker Prize 2016 gestaan.

De verklaring van de titel van het boek zou te vinden kunnen zijn in de Bijbel. In Genesis 6:3 wordt de mens beschreven als vlees, wat verwijst naar het sterfelijke en kwetsbare van de mens en het vatbaar zijn voor het zondige.

Marjon Nooij

In Het vlees volgen we de Hongaarse István van vijftienjarige jongen tot een man van middelbare leeftijd. Hij is met zijn moeder verhuisd naar een andere stad ergens in Hongarije en gaat naar een nieuwe school. Hij is een einzelgänger, maar vindt toch aansluiting bij een klasgenoot die ‘[…] zegt dat hij zich vaak vier of vijf keer op een dag aftrekt, wat István het gevoel geeft dat hij tekortschiet, aangezien hij het maar één of twee keer doet. Als hij dat bekent, zegt zijn vriend: “Jij hebt waarschijnlijk een minder sterke behoefte aan seks.”’

Nadat hij een blauwtje heeft gelopen bij een meisje van zijn leeftijd, wordt hij verleid door de tweeënveertigjarige buurvrouw die hij wekelijks helpt met het sjouwen van de boodschappen. Ze vraagt hem of ze hem mag kussen, wat hij toestaat met ‘Oké’. De daaropvolgende keren gaat ze steeds een stapje verder. 

'Het begint tot hem door te dringen dat ze een soort genegenheid voor hem voelt, of iets in die richting. Dat vindt hij gênant, maar in zekere zin vindt hij het ook wel prettig, al voelt hij zelf geen enkele genegenheid voor haar.
        Hij voelt helemaal niets voor haar.
Ze is gewoon een oude vrouw, misschien zelfs nog ouder dan zijn moeder.
        Het is bijna alsof ze niet eens bestaat.'


Het is zijn eerste seksuele ervaring en ondanks dat hij haar oud en lelijk vindt, is zijn verlangen naar bevrediging groot. Wanneer hij haar uiteindelijk vertelt dat hij van haar houdt, verbreekt ze de band. Hij zoekt haar regelmatig vruchteloos op tot hij op een dag haar man treft die na een handgemeen overlijdt. Het is niet duidelijk wat István’s intentie was; voor hem niet en voor de lezer niet. 
István belandt in een jeugdgevangenis en door wat hij daar heeft geleerd, kan hij als beschermer optreden voor een drugskoerier tussen Hongarije en Kroatië. Hij loopt een blauwtje bij de stiefdochter van zijn oom en besluit om het leger in te gaan. Bij terugkomst geeft hij zich over aan het snuiven van speed, drinkt hij liters Red Bull en neemt deel aan gangbangs, tot zijn moeder een baantje voor hem vindt bij een wijnhandel.

De stijl die Szalay heeft gekozen is verrassend minimalistisch. Zijn taal is bedrieglijk eenvoudig en stilistisch vlak. De kracht zit hem in de opbouw van het narratief. Hij slaat in zijn verhaal regelmatig jaren over – jaren waarin er klaarblijkelijk wel veel is gebeurd – en laat de lezer rustig aan ontdekken wat er in de ‘blanco’ periode is voorgevallen. Het toont summier wat er in István omgaat, maar Szalay laat het wel duidelijk blijken in het handelen van zijn protagonist en in de manier van communiceren die in de talrijke dialogen veelal met korte en afgemeten zinnen wordt beschreven. De auteur kauwt niets uit en laat veel te raden over aan de lezer; een knap staaltje show, don’t tell. Wat István in zijn tijd in het Midden-Oosten heeft meegemaakt wordt derhalve niet beschreven, alleen dat hij een trauma heeft opgelopen doordat hij een vriend heeft zien sterven. In een plotselinge opwelling van automutilatie slaat hij een deur en zijn hand aan flenters, waarna hij een psycholoog bezoekt die hem medicatie geeft.  

‘Hij weet niet waarom hij doet wat hij vervolgens doet. Iets welt in hem op. Voor zijn gevoel is het even puur fysiek en onwillekeurig als overgeven.
         Er klinkt een verrassend hard kabaal en dan zit er een splinterige deuk in de deur.’


Na weer een flinke sprong in de tijd redt István door een doortastende actie het leven van een oudere man die een uitzendbureau heeft voor beveiligingsmedewerkers. Hij biedt István aan een baan voor hem te regelen, waarna hij hem een periode onder zijn hoede neemt om hem te kneden. István kan aan de gang als chauffeur en bodyguard van miljonair Nyman en krijgt een relatie met diens vrouw Helen, die hem, net als de vroegere buurvrouw, ook vraagt of ze hem mag kussen. Ook deze relatie begint als ongelijk. Als Nyman komt te overlijden vliegen de gebraden duiven hem in de mond. Hij geniet aanzien, tot er een vette adder onder het gras blijkt te zitten. De moeizame relatie met zijn initiatiefloze stiefzoon doet hem ook geen goed.

István is een introverte en afstandelijke man, hoewel hij niet onsympathiek overkomt. Hij praat weinig, meestal alleen op uitnodiging of hij antwoord door eerst de vraag te herhalen, alsof hij zo tijd wil winnen om even na te denken. Als hij dan antwoord geeft, is het vaak ‘oké’, of een andere korte reactie.
Wat wil hij eigenlijk zelf in het leven? Wat zijn de doelen die hij zichzelf heeft gesteld? Hij gedraagt zich stoïcijns en lijdzaam, lijkt ten prooi te zijn gevallen aan een hechtingsproblematiek. De meeste dingen overkomen hem en hij lijkt over weinig zaken zelf de regie te hebben of te nemen. Het leven lijkt een worsteling. Hij heeft moeite met zelfreflectie, hoewel hij door de ontwikkelingen van zijn zoontje over de basale dingen van het leven en existentiële verlangens gaat nadenken. Ook andere belangrijke personages blinken niet uit in het hebben van een open karakter en zijn veelal diep in zichzelf gekeerd.

Het verhaal is volledig geschreven in de tegenwoordige tijd en het perspectief ligt bij István. Bijzonder echter zijn een tweetal korte perspectiefwisselingen, waarbij de focus ineens op een ander personage ligt. Waarom de auteur dat doet, is onduidelijk en het past niet in de constructie. 
De auteur onderzoekt in Het vlees de zoektocht naar de zin van het leven en de deceptie die op de loer ligt. Gaandeweg het verhaal worden deze thema’s duidelijk. 

Szalay is een opmerkelijk literair talent door zijn onderkoelde en beknopte schrijfstijl die bedrieglijk eenvoudig en nuchter oogt. De roman is absoluut meeslepend, ontroerend en aangrijpend, maar het verhaal valt pas echt goed op zijn plaats als de laatste bladzijde is gelezen. Het is een verhaal dat blijft nazinderen en tijd nodig heeft om er nog een flinke poos op herkauwen. 

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Het vlees
Auteur: Davin Szalay
Vertaling: Auke Leistra
Pagina’s: 344
ISBN: 9789038816616
Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar
Verschenen: juni 2025

woensdag 4 juni 2025

Rita Spijker - Uit liefde

 


Asreis met herinneringen en verzoening met wat was

Je bent bijna zevenenveertig jaar samen. Jullie huwelijk is weliswaar wat sleets geraakt en op bepaalde punten is er de laatste jaren meer afstand tussen jullie ingesleten, maar de relatie heeft nog voldoende vlees op de botten om het gezellig te hebben samen. Dan wordt je man gediagnosticeerd met uitgezaaide prostaatkanker en, ondanks dat je daar grote moeite mee hebt, weigert hij zich te laten behandelen in het reguliere circuit en zoekt zijn heil in het alternatieve circuit. 

Dit overkomt Rita Spijker (1957) in de coronatijd. Om haar gevoelens van machteloosheid, boosheid en verdriet te kaderen, schrijft ze het in die periode van zich af. In haar roman Uit liefde laat ze de zesenzestigjarige Zelda vanuit het ik-perspectief haar verhaal vertellen dat ze baseert op haar eigen ervaringen.

Marjon Nooij

Wanneer Arthur de onheilstijding krijgt – fase vier en er is helaas niets meer aan te doen – zet hij zich vastberaden af tegen medicatie en palliatieve behandeling. Sinds een paar jaar heeft hij samen met collega Jannie een eigen praktijk in energetisch genezen en hij gelooft stellig dat zijn proces nog omkeerbaar is. Jannie – die overigens niet had ‘gezien’ dat hij kanker had – ziet dat alles nog zou kunnen genezen. Arthur zal het proces geduldig uit moeten zitten.

Hij eist totale geheimhouding; niemand mag van zijn ziekte en de prognose weten, alleen zijn vrouw Zelda, hun zoon en de helderziende, heldervoelende Jannie. 

‘[...] Arthur geloofde haar voor honderd procent. Hij moest wel. Als hijzelf niet zou geloven in zijn eigen collega, dan zou hun bedrijf immers ongeloofwaardig zijn? Dat zouden ze dan wel op kunnen doeken.’ […] “Ik ben nu zélf mijn grootste uitdaging.”’ 


Hij is er heilig van overtuigd dat zijn studie een voorbereiding is geweest op deze taak die voor hem ligt. 
De geheimhoudingsplicht maakt dat Zelda zich eenzaam voelt in haar verdriet, ze kan zich daardoor door niemand laten troosten.

Arthur kiest voor zichzelf en gaat een paar weken naar een retraitecentrum waar ‘dokter Boilogika Himself’ hem adviseert met zichzelf in het reine te komen door korte metten te maken met geheimen, omdat die de oorzaak zijn van zijn ziekte. Lichaam en emotie zijn immers één. Arthur biecht Zelda iets op wat ze niet heeft zien aankomen. Als klap op de vuurpijl krijgt ze van hem te horen dat zij de reden is van zijn ziekte en dat hij haar moet elimineren uit zijn leven. Hierop verbiedt ze hem om nog naar hun echtelijke woning te komen en hij vertrekt naar een verzorgingshuis waar ze hem maar sporadisch mag bezoeken, omdat hij zijn proces zonder haar wil doormaken. Zelfs sterven wil hij alleen doen. Woede en machteloosheid strijden bij Zelda om voorrang, maar tevens voelt ze zich schuldig jegens haar doodzieke man.

‘Mag ik scheiden van een man met kanker?
Mag ik mijn partner vlak voor zijn dood in de steek laten?
Maar dan, waar moet ik heen? Waar moet hij heen?
Scheiden bij leven of wachten tot de dood ons scheidt?’


Twee jaar heeft Zelda nodig om te besluiten wat ze met de as wil doen. Een lucide droom waarin ze op reis is met negen potjes as, genummerd in het karakteristieke handschrift van Arthur, is als een openbaring en biedt haar een missie; een symbolische afsluiting van Arthur’s leven, door steeds een beetje as uit te strooien op plaatsen die voor hem een speerpunt betekenden.

Tijdens deze queeste – die ze de ‘asreis’ noemt – komen er gestaag herinneringen boven en vallen de dingen successievelijk op hun plaats. Ze reflecteert op haar gevoelens, vindt redenen terug waarom ze van hem heeft gehouden. Gaandeweg kan ze zich steeds iets meer verzoenen met de periode die achter haar ligt en bij elke verstrooiing kan ze een stukje afscheid van hem nemen. ‘Ik heb van je gehouden, altijd, Arthur, ook al kon ik dat op het eind maar moeilijk voelen.’ Wat belangrijk is, is dat ze – buiten een ietsiepietsie genoegdoening – geen revanche wil nemen.

‘Spijt dat ik Arthur op zo’n onooglijke plek heb uitgestrooid overvalt me.’ […] Het begint te regenen. Voordat ik zou moeten toekijken naar het klonteren van de as fluister ik: “Dag Arthur”. Ik draai me om.’ […] ‘Is het oneerbiedig dat Arthur tussen peuken en vuurpijl heb gestrooid? Dat er iets ligt te rotten?'


Er zijn verschillende vogels in de loop van het verhaal verwerkt die alle hun eigen symboliek hebben en mooi passen in de gebeurtenissen, alsof Arthur tegen haar spreekt door de vogels.

Zelda kan eindelijk haar eigen leven weer gaan oppakken door voorzichtig aan de toekomst en een eventuele andere partner te denken.

‘Datingsites doen feitelijk hetzelfde als een kringloopwinkel: tweedehands shit eersteklas presenteren.’ 


Rita Spijker is behalve schrijfdocent en auteur van bestsellers als Kreukherstellend en Tussen zussen, ook theatermaker en geeft rouw-schrijfretraites. Ze heeft eerder over rouw geschreven in Rauwe dagen en dacht dat ze uitgeschreven was, maar haar dagboekfragmenten inspireerden haar om de pen weer ter hand te nemen.         

Uit liefde is een gelaagde, vooral gedurfde roman over heden en verleden, over liefde, rouw, loslaten en afscheid nemen. Ondanks dat het autofictie is, moet het niet geclassificeerd worden als navelstaarderij. Als uitgangspunt gebruikt Spijker haar eigen ervaringen die ze aanvult met fictionele elementen, waarbij ze Zelda op zoek laat gaan naar antwoorden in zichzelf. Ondanks het onderwerp is het zeker geen zwaar beladen verhaal. Doordat ze de lezer kan laten lachen met haar geestige opmerkingen, krijgt Zelda’s ‘asreis’ ook iets luchtigs en ontroerends, en is het uiteindelijk zelfs fijngevoelig. In haar proces van rouwverwerking kan ze langzamerhand weer mooie herinneringen toelaten en zich ontvankelijk voelen voor de wanhoop die haar zieke man moet hebben gevoeld, omdat hij gevangen zat in de gordiaanse knoop van zijn ziekte, het zoeken naar genezing en zijn grote geheim.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Uit liefde
Auteur: Rita Spijker
Pagina's: 212
ISBN: 9789460686771
Uitgeverij Marmer, Baarn
Verschenen: mei 2025