donderdag 19 december 2024

Christopher Isherwood - Een man alleen



De tragiek vol verlangens en herinneringen van de man die achterblijft

De naam van de Anglo-Amerikaanse romanschrijver Christopher Isherwood (1904-1986) zal bij velen een bel doen rinkelen vanwege zijn roman Goodbye to Berlin uit 1939 en de film Cabaret uit 1972. Bij Uitgeverij kleine Uil is dit jaar de moderne klassieker Een man alleen verschenen in hun Regenboogreeks. Oorspronkelijk verscheen de roman in 1964. Het werk werd positief ontvangen en in 2015 door The Guardian uitgeroepen tot een van de 100 beste romans. Modeontwerper Tom Ford regisseerde in 2009 de verfilming met Colin Firth en Julianne Moore in de hoofdrol.

In de jaren dertig maakte Isherwood deel uit van de Auden Group; een groep Britse en Ierse schrijvers en dichters. In 1940 emigreerde hij naar de VS (Californië) en met het verschijnen van A single man is hij openlijk naar buiten getreden als homoseksueel auteur. Een dappere actie, aangezien homoseksualiteit destijds immers nog steeds illegaal was in Californië. Pas op 16 juni 2008 besliste het Californische hooggerechtshof dat het homohuwelijk voortaan legaal was, waarna er in november van datzelfde jaar alweer een verbod op kwam. In het Verenigd Koninkrijk werd homoseksualiteit pas in 1980 volledig legaal, hoewel Engeland en Wales dit ‘al’ in 1967 legaliseerden. Waarschijnlijk werd het openhartige verhaal in de VS de zestiger jaren wel als veel schokkender ervaren, omdat homoseksualiteit toen nog onder een deken lag. Van de roman wordt gezegd dat de strubbelingen in de relatie van Isherwood met zijn dertig jaar jongere partner Don Bachardy model gestaan zouden kunnen hebben. In de roman onderzoekt Isherwood wat vriendschap, boosheid, eenzaamheid, verdriet en rouw behelzen.

Marjon Nooij

De plot van de roman – die één dag behelst uit het leven van George Falconer, een professor literatuur – speelt zich af in Zuid-Californië. Het is 1962, het conflict van de Cuba-crisis en een dreigende atoomoorlog zijn net beslecht. George is een Engelse expat van eind vijftig die colleges geeft aan de universiteit in Los Angeles waar Isherwood zelf ook als docent aan verbonden is geweest. George worstelt met zijn gevoelens van rouw na de plotselinge dood van zijn partner Jim. 

Tijdens het literatuurcollege bespreekt George de roman After many a summer van Aldous Huxley, de auteur met wie Isherwood bevriend was en die hij op een voetstuk plaatste. Isherwood voert deze roman klaarblijkelijk op om de hindoeïstische filosofie van onthechting – die hij sinds 1939 met Huxley deelde –, de ruimhartigheid met betrekking tot homoseksualiteit en diens visie op de angst van de samenleving voor buitenstaanders en minderheden in zijn eigen roman te implementeren. Ook Georges collegezaal is door Isherwood gevuld met personen uit diverse minderheden. 

George voelt zich wat humeurig tijdens het college en beseft dat hij de man moet zijn ‘die ze een etiket hebben opgeplakt waaraan ze hem zullen herkennen’ en in zijn openbare leven ‘zet hij zijn psychologische masker op dat deze rol van hem vraagt.’ Hij levert een innerlijke strijd met zichzelf en overziet de betrekkelijkheid en oppervlakkigheid van onderlinge relaties, waarbij hij steeds weg droomt in zijn gedachtestroom. Hij reflecteert en observeert met scherpe blik, waarbij hij veel details opmerkt, maar hij is daarentegen ambigue in zijn denken en spreken; hij rouwt, maar met dezelfde vaart ontkent hij het voor zichzelf.

Na één van zijn college raakt hij in gesprek met student Kenny, die hem behoorlijk intrigeert, waarna hij op bezoek gaat bij Doris die stervende is. Ze is een eerdere vriendin van Jim, en George heeft niet veel sympathie voor haar. Eigenlijk is het meer een diepgewortelde woede; hij ziet haar als ‘vijand de vrouw, die Jim voor zichzelf opeiste.’ Zijn sarcasme en hatelijkheid zijn uiterst invoelbaar beschreven.

‘En zou je haar niet tweemaal zo afschuwelijk vinden, Jim, als je haar nu zou kunnen zien? Zou je niet rillen van afgrijzen als je dan bedenkt dat haar lichaam, dat je streelde en gulzig kuste en dat je met je opgewonden vlees binnendrong, misschien toen al met de kiemen van deze verrotting was besmet? [...] Ik weet iets, Jim. Ik weet het zeker. Jij zou absoluut weigeren haar hier te komen opzoeken. Je zou jezelf er niet toe kunnen brengen.’


Als de rust van de avond over hem heen valt, slaan de eenzaamheid en treurnis hem in het gezicht en zoekt hij uitvluchten en vertier. Zijn grote verdriet is dat hij niet meer in de gelegenheid is gesteld om afscheid van zijn partner te nemen, omdat diens familie niets wist van hun verhouding. We zien een man die worstelt met zijn gevoelens, veel in de sportschool is te vinden en zeer tevreden is met zijn lichaam. 

Later, bij zijn expatvriendin Charlotte, kan hij zijn emoties uitten en zetten ze het samen op een drinken. Haar aanmoediging om zijn heterogevoelens naar boven te halen, loopt voor haar uit op een deceptie. Kenny ontmoet hij later op de avond weer in zijn favoriete homobar. De student geeft toe dat hij daar heeft zitten wachten, omdat hij vermoedde dat George daar ook zijn opwachting zou maken. Hier begint de roman te broeien. Kenny nodigt George uit om in zee te zwemmen, waarna ze bij George thuis belanden. De overdadige hoeveelheid drank van die dag breekt George op. Kenny laat een briefje bij zijn laveloze docent achter en vertrekt. 

Het verhaal wordt voornamelijk geschetst vanuit het perspectief van George. Bijzonder en bevreemdend anders van toon dan het tussenliggende verhaal, zijn de passages in vogelperspectief aan het begin en het einde van het boek, waarin op hallucinerende wijze wordt beschreven hoe bij George ‘s morgens het bewustzijn dissociatief op gang komt en het bewuste zich op het einde van de dag draait naar het onbewuste, hoe het lichaam en lichaamsfuncties daar op reageren en hij zich overgeeft aan het lot. De lezer kijkt dan als het ware van bovenaf naar de protagonist door de bril van een andere vertelinstantie. Het is tussen deze twee fasen – momenten waarop George zich niet bewust is van de figuurlijke camera die boven hem hangt –  dat zijn verhaal zich ontwikkelt. 

‘Wakker worden begint met ‘ben’ en ‘nu’ zeggen. Dat wat ontwaakt is, ligt dan een poosje naar boven, naar het plafond te staren, ook naar beneden, in zijn binnenste, totdat het het ‘ik’ herkent en daaruit ‘ik ben, ik ben nu’ heeft afgeleid. Dan komt ‘hier’ en dat stelt tenminste negatief gerust. Want ‘hier’ is waar het verwacht had zich vanochtend te bevinden; wat men ‘thuis’ noemt.’


De scherpomlijnde karakterschetsen getuigen van een groot psychologisch inzicht. Isherwood weet glashelder de fantasieën, gevoelens en gedachten van zijn hoofdpersonage te beschrijven, waarbij hij regelmatig grappig uit de hoek komt. George wil zijn pijn en verdriet het liefst negeren, maar is tegenover zichzelf wel contemplatief. Hij zoekt verbinding met anderen, hoewel hij er niet voor terugschrikt om ruzie te maken met zijn buren. Hij vertelt bijna niemand dat hij rouwt en houdt het verdriet liever voor zichzelf dan het wereldkundig te maken.

Omdat de originele vertaling uit 1982 van de hand van James Brockway wat gedateerd was, is ervoor gekozen deze te moderniseren. Minke Sikkema en Coen Peppelenbos hebben de hertaling voor hun rekening genomen. Woord- en zinsconstructie zijn aangepast en het n-woord is vervangen door het neutralere ‘zwarte’. Het resultaat is een frisse en vloeiend leesbare roman. Doeke Sijens verzorgde het informatieve nawoord waarin hij verhelderend ingaat op het leven en werk van Isherwood en op deze roman.

Een man alleen is een intieme en ingetogen roman over allesomvattende en claustrofobische eenzaamheid; ontroerend zonder klef romantisch of sentimenteel te worden en zonder homo-erotische passages; die mag de lezer er zelf bij denken. 

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Een man alleen
Auteur: Christopher Isherwood
Vertaling: James Brockway
Hertaling: Minke Sikkema en Coen Peppelenbos
Pagina’s: 160
ISBN: 9789493323056
Uitgeverij kleine Uil
Verschenen: december 2023

Josephine Johnson - Nu in november

 


Wonderschone klassieker met nog altijd urgente thema’s

Josephine Johnson (Missouri, 1910-1990) kreeg in 1935 als jongste auteur ooit de Pullitzerprijs voor fictie voor haar debuutroman Nu in November die verscheen in 1934, toen ze pas 24 jaar oud was. Later won ze nog driemaal de O. Henry Awards voor Alexander to the Park (1942), The Glass Pigeon (1943) en Night Flight (1944). Ze groeide op op een boerderij wat ongetwijfeld de inspiratiebron was voor deze roman.

De dertiger jaren in het Amerikaanse Midwesten werden geteisterd door de Dust Bowl, die grote schade veroorzaakte aan landbouw en milieu; met name in 1934 en 1936 toen er uitzonderlijk lange perioden waren van extreme droogte. Door langdurige intensieve landbouw, monocultuur en te diep ploegen, was de natuurlijke grasbegroeiing verdwenen, zodat de grond die het vocht vast moest houden, loskwam en uitdroogde. Oogsten mislukten en harde wind veroorzaakte stofstormen, waarbij het fijnstof zelfs Chicago, Boston en New York bereikte. Ook John Steinbeck schreef over dit fenomeen in De Druiven der Gramschap.

Marjon Nooij

In Nu in november – in vertaling van Lette Vos – verhuist het gezin Haldmarne in de crisisjaren van de vorige eeuw met drie jonge dochters van de drukke stad naar een oud-familiehuis-met-landbouwgrond op het platteland. Het verhaal begint bijna als een ode aan de natuur met wonderschone zintuiglijke beschrijvingen. Vader Arnold – ‘niet in de wieg gelegd om boer te worden’ – wil zijn droom verwezenlijken. In de winter is het huis maar met moeite warm te krijgen, maar de weelde van trompetbloemen, bloeiende fruitbomen, rode klimop, kikkervisjes en rivierkreeften maken het tot een eldorado voor de dochters. Al vrij snel voelen ze echter aan dat in die wereld grilligheid de enige constante is.

‘We verruilden een wereld die in de knoop zat, in de war was en zichzelf overschreeuwde voor een omgeving die even hard was en mensen net zo goed kon dwarsbomen of verjagen, maar waar je ten minste iets voor terugkreeg.’


De toekomst zou veelbelovend moeten zijn, maar de druk van de hypotheek is reden voor bezorgdheid. In ruil voor kost en inwoning krijgt Arnold hulp van de mannenkracht van Grant; aanwinst voor de meisjes die verder weinig sociale contacten hebben. Moeder boogt zich op haar vertrouwen en geloof, hoewel ze niet frequent genoeg in de kerk komt en er daardoor uit wordt gezet. Het harde, onzekere boerenleven drukt zwaar op het gezin en de omstandigheden zijn hun dan ook niet altijd gunstig gezind.

Een uitzonderlijke en maandenlang aanhoudende droogte zorgt ervoor dat de oogst mislukt en de voorraden opraken. Alleen de pompoenen bij de buren doen het goed. De beschrijving van de bijna totale verwoesting en de verdroogde natuur doet haast surrealistisch aan. De alles verzengende hitte is fnuikend voor het het broze boerenbestaan en de intense troosteloosheid houdt gelijke tred met de oplopende spanningen binnen het gezin. De boeren verzetten zich vruchteloos tegen de belastingen en prijsverhogingen.

Een zwarte familie die de schulden niet meer kan betalen, wordt rücksichtslos uit hun huis gezet. De vooringenomen huisbaas betwijfelt of ze wel geschikt zijn voor het boerenleven. ‘Ze weten niet hoe ze het onderste uit de kan moeten halen op een boerderij. […] Zwarten zijn geen goeie huurders, […] een witte man had het wel gered.’ Grant vroeg ‘of hij soms dacht dat er geen regen op hun land valt omdat ze zwart zijn, maar daar grijnsde hij alleen om. […] waar zijn inlevingsvermogen hoort te zitten gaapt een gat.’

‘In juli was de helft van de mais verdroogd, en het wapperde in het veld als crêpepapier. Het grasland schroeide volledig weg. Toen ik een keer struikelde in het bos stoof de as van dorre bladeren als een stofwolk op. De koeien droogden uit en gaven geen melk meer. De prijzen gingen weer omhoog, hoorden we, maar pa kreeg minder dan eerst, aangezien bijna alle boeren ze wegdeden. De kreken waren inmiddels droge rivierbeddingen [...]’


Het perspectief ligt bij Marget, de middelste van de zussen, die terugkijkt op de tragiek van een loodzwaar jaar dat meer impact heeft gehad dan de tien jaar die daaraan vooraf zijn gegaan. De lezer leest het verhaal vanuit haar perceptie, waardoor de psychologische beschrijvingen van de andere gezinsleden alleen vanuit Marget’s optiek worden ervaren.

Kerrin, de ongrijpbare oudste dochter, lijkt het boerenleven, maar moeilijk te accepteren en heeft weinig aandeel in de werkzaamheden. Ze is nogal raadselachtig en heeft een koppig en wispelturig karakter, zodat ze regelmatig in aanvaring komt met de anderen. Naarmate het verhaal vordert worden haar stemmingswisselingen frequenter en maakt ze niet altijd handige keuzes, waardoor haar aandeel om de financiën van het gezin te spekken op het spel wordt gezet.

Bijna elk hoofdstuk begint met een tijdsbepaling en weersomstandigheid; dingen die belangrijk zijn in het boerenleven. Thematisch onderzoekt Johnson in deze roman onderwerpen als geloof, gender, klassenverschil, rassenongelijkheid en wie geld heeft, heeft de macht; tijdloze thema’s, waarbij de aandacht voor de gevolgen van de klimaatverandering zeker zo urgent is en ons omineus boven het hoofd hangt.

Door Johnsons wonderschone schrijfstijl en de prachtige natuurbeschrijvingen komt het onheil uiteindelijk binnen als een mokerslag; wanneer geluk plaatsmaakt voor uitzichtloosheid en radeloosheid. Maar dan gebeurt er nog een grote ramp.

‘Mijn vertrouwen was weggemaaid als een plukje gras, en ik had niets meer om voor te leven of naar uit te kijken. God was slechts een naam […] We kunnen alleen iets langer blijven leven en iets langer blijven vechten, doordat onze angst voor onbepaalde tijd is uitgestald. […] We hebben geen reden om hoop of vertrouwen te koesteren, maar we doen het noodgedwongen toch, we putten kalmte uit de schaarse ogenblikken dat de aarde zich aan ons overgeeft en zien schoonheid in al haar kronkels – nooit pure schoonheid, maar altijd vermengd met zure aardappelschillen of de zomerzon.’


Dit zeer krachtige verhaal kent geen happy end, maar wel een einde waar ondanks alles (ondanks dat Marget de liefde moest laten gaan, dierbaren en haar geloof heeft verloren, en financiële onzekerheid en angst voor de toekomst onvermijdelijk is) veerkracht is en hoop gloort die uit nood wordt geboren, waar de liefde voor de natuur een belangrijke factor is en moed geeft om verder te gaan.

Nu in november resoneert met het verhaal over het harde leven van de kolonistenfamilie Bergson uit O, pioniers (1913) van Willa Cather. Ook Johnson weet hoe je een verhaal kan laten klinken als poëzie en hoe ze in deze kleine, maar overvolle roman, met weinig woorden en niet te veel expliciteren de lezer kan raken tot in alle vezels.

Na het lezen van de laatste bladzijde zul je met je hand op je hart beloven om nóóit meer te zeuren over alle regen die de laatste maanden is gevallen. Een pareltje!

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Nu in november
Auteur: Josephine Johnson
Vertaling: Lette Vos
Pagina's: 198
ISBN: 9789028214019
Uitgeverij Van Oorschot
Verschenen: februari 2024