Recensie
door Roosje
Uitgeverij
Atlas Contact
Een
vakantieboek?
Is
dit boek van Sherriff zo’n roman over het ‘dolce
far niente’? Op de voorkant staat een
uitspraak van Kazuo Ishiguro over deze roman uit 1931: ‘Een
opbeurender roman dan deze kan ik op dit moment niet bedenken.’
Toen ik dat las had ik het gevoel in een soort Joop ter Heul-verhaal
terecht te zullen komen. Nou ja, nee, dat dacht ik eigenlijk niet
echt. Engelse romans munten vaak uit in een heerlijk soort van humor,
onder de oppervlakte maar ook vaak best scherp of ironisch.
Deze
eerste roman van R.C. Sherriff gaat over vakantie vieren van een
doorsnee burgerlijk gezin anno 1930, het dolce
far niente dat nagestreefd wordt maar
waarvan duidelijk wordt dat die niet altijd beleefd kan worden.
Misschien is Ishiguro’s uitspraak uit zijn context getrokken - dat
zal vast wel; dat gebeurt altijd met dit soort reclamekreten - of las
hij toch een ander boek dan ik; en ook dat is zeer wel mogelijk.
De
familie Stevens, die bestaat uit moeder Flossie, vader Ernie, oudste
zoon Dick, dochter Mary en jongste zoon Ernie, gaat al twintig jaar
naar de badplaats Bognor aan de zuidkust en ieder jaar gaat ze naar
het pension Zeezicht.
Waarom heet Zeezicht
zo?
‘Voor hun huwelijksreis hadden ze (meneer en mevrouw Stevens, rdv) kamers gehuurd bij meneer en mevrouw Huggett in de St. Matthews Road, in een pension dat Zeezicht heette omdat je vanuit het wc-raampje de top van de lantaarnpaal op de boulevard kon zien.’ (2021: 17) Dat is humor, toch? Tenminste, ik proestte het uit, alsof ik Joop ter Heul zelf was.
Vakantie
is fijn maar het is een hoop geregel en nerveus gedoe: bagage
inpakken in de grote hutkoffer, kruiers regelen om die bagage de
trein in te krijgen, de treinkaartjes kopen, je druk maken of je in
de trein wel bij elkaar kon zitten, of de overstap in Clapham
Junction wel goed zou verlopen (idem: kruiers, bagage, bij elkaar
kunnen zitten, druk station, angst elkaar kwijt te zullen raken).
Maar ook qua huisdieren is het een gedoe met buren die gepaaid en
gepoederd moeten worden. Meneer S is wel in zijn comfortzone, nu hij
, anders dan op kantoor, alles zelf in de hand heeft; de grotere
kinderen Dick en Mary, die zelf al een baan hebben - en misschien
voor de laatste keer meegaan - schikken zich nog naar hun ouders, al
betalen ze een klein deel van de vakantie mee. Mevrouw S is totaal
outside
haar comfortzone. Een huisvrouw die tegelijk huismus is, vindt het
wel fijn dat zij minder huishoudelijke klussen heeft te doen - maar
let op: huishoudelijke klussen blijven er altijd - maar ze is erg
onzeker, gewoon omdat ze niet in haar eigen huis is.
Tevens
is het pension niet meer dat gerieflijke vakantiehuis dat het vroeger
was. Meneer Huggett is niet meer en mevrouw Huggett heeft het op
verschillende vlakken moeilijk. Haar gezondheid lijkt achteruit te
gaan en financieel krijgt zij het ook niet meer spits. Het huis raakt
ouderwets - er is niet overal elektrisch licht - en vervallen -
bobbels in de matrassen, het linoleum raakt versleten -.
Vrouwen
komen er in dit boek niet zo heel goed af, in ieder geval zijn zij
een stuk nerveuzer nog dan de mannen. Natuurlijk, het is de tijd, net
wat u zegt (vrij naar Wim Sonneveld). De oudere vrouwen zijn
behoorlijk neurotisch en onzeker; zij zijn verre van vrouwen van de
wereld. Ze zijn nauwelijks aantrekkelijk - meneer S haalt zijn hart
aan bij de barmeid van de pub waar hij iedere avond een pint gaat
drinken; nee, hij is zijn vrouw niet fysiek ontrouw, daar is hij te
netjes en te precies voor. Maar ook Mary komt er niet zo goed af. Ze
is een jaar of 17 of 18 en beleeft op deze vakantie haar eerste
liefde. Ze voelt zich saai tegenover een ‘vriendin’ die ze maakt
aan het strand en tegenover haar eerste lief, een acteur, Pat, die
haar zonder met zijn ogen te knipperen laat zitten. Ze is ook saai,
al heeft ze wel de frisheid van een jonge vrouw.
De
mannen uit de familie S hebben ook zo hun sores; zij vinden dat zij
niet gewaardeerd worden op hun kantoor en meneer S voelt zich als
voormalig secretaris van zijn voetbalclub behoorlijk gekleineerd.
Dick zit ook op een kantoor en heeft het niet naar zijn zin. Hij
besluit tijdens de vakantie iets aan zijn leven te veranderen: hij
gaat een avondstudie doen. Hij is feitelijk de meest positieve figuur
uit het boek; hij heeft het meeste elan.
De
kleinste man van het gezin S is de kleine Ernie, een jaar of 8,9; van
hem komen we niets meer te weten dan dat zijn hij perse zijn zeilboot
mee wil nemen, ondanks de omstandigheid dat het ding overal in de weg
staat. Is dat omdat Ernie nog vertoeft in het leven van de onmondige
kinderen of wist de auteur niets aan te vangen met een zo’n jong
personage?
Toch
wordt er volop van vakantieactiviteiten genoten: ’s morgens spelen
vader en de kinderen cricket;
na de warme maaltijd ’s middags wordt er gezwommen en op het strand
gelegen, maar niet door mevrouw S, die bang is van water - hadden wij
anders verwacht? En ’s avonds zijn er de muziektent, de speelhal of
een wandeling langs zee. Eenmaal in de vakantie maakt meneer S een
lange wandeling in het achterland van een ruime twintig km. Sportief
zijn ze! Dick was op lokaal niveau hardloopkampioen en thuis loopt
hij na het avondmaal nog een rondje hard. Typisch Engels, denk ik
dan.
De
roman wordt voorafgegaan door een paar woorden van de auteur zelf,
die toneelstukken en filmscenario’s had geschreven, maar een roman,
dat lukte hem aanvankelijk niet. Hij besloot gewoon de dingen op te
schrijven zoals hij ze zag. De auteur is zelf nadrukkelijk in de
roman aanwezig als alwetende verteller. Dat werkt in dit geval heel
goed, want hij tilt je als lezer op tot zijn niveau: een soort
helikopterview. Dat geeft de roman een emotionele dubbelhartigheid.
Enerzijds kun je je als lezer een beetje verkneukelen over de enorme
kleinburgerlijkheid van de familie S, die op iedere penny moet
letten, die zich zorgen maakt over iedere rimpeling van haar bestaan.
Maar ook beleef je hun vakantiegenot, dat er voor een groot deel in
bestaat dat zij ieder jaar alles precies zo kopieert als het jaar
daarvoor. Daardoor ga je je weer verkneukelen of - zoals ik toch vaak
deed - ga je je benauwd voelen of geërgerd door zoveel
kleinburgerlijkheid en kleine neuroses. Die kleinburgerlijkheid is
soms grappig en soms pijnlijk, zoals wanneer het duidelijk is dat
meneer S bepaalde dingen meer doet om bekenden en buren te imponeren
dan uit innerlijke motivatie.
In
mijn idee is deze roman helemaal niet zo’n happy
holidays story. De familie en haar
leden staan op de drempel naar een nieuwe tijd: die zonder vakanties
in Bognor in pension Zeezicht,
zonder de oudste kinderen Dick en Mary, die beiden de leeftijd hebben
om uit te vliegen. Deze vakantie is een afscheid van hun leven als
gezin. Meneer S beseft dat zijn werkzame leven weinig gelukkige
verrassingen meer in petto heeft. Mevrouw S zal nog meer huismusserig
worden.
Een
bittersweet
en weemoedig vakantieverhaal van een uiteenvallend kleinburgerlijk
gezin uit een Londense voorstad.
R.C.
Sherriff (1896-1975) diende tijdens de
Eerste Wereldoorlog in het Engelse leger en verwerkte zijn ervaringen
in het toneelstuk Journey’s
End (1928). Naast toneelstukken schreef
hij een aantal romans en filmscenario’s,
die destijds genomineerd werden voor o.a. de Academy Awards en een
BAFTA. Twee weken weg
verscheen oorspronkelijk in 1931 en verschijnt in juni 2021 voor het
eerst in Nederlandse vertaling. (Bron: https://www.atlascontact.nl/auteur/r-c-sherriff/)
Titel:
Twee weken weg / The Fortnight in September
Auteur:
R.C. Sherriff
Vertaler:
Inge Kok
Pagina's:
352
ISBN:
9789025471020
Uitgeverij
Atlas Contact
Jaar
van uitgave: 1931; 2021
Ik las hierover een lovende recensie in De Standaard, dus ik ben wel benieuwd.
BeantwoordenVerwijderen