vrijdag 28 juni 2024

Gwendolyn Brooks - Maud Martha



Sprankelende taal, verontrustend verhaal

Gedurende The Great Migration van 1910-1930 trokken vele Afro-Amerikanen naar Chicago en zelfs toen de burgerrechtenbeweging al opkwam, werden de arme etnische stadswijken uitgebreid. Dit staat bekend als Chicago’s Black Belt en het is hier waar Maud Martha Brown, het hoofdpersonage van het gelijknamige boek, opgroeit.

Maud Martha verscheen in 1953 en is de enige roman die de Afro-Amerikaanse dichter Gwendolyn Brooks (1917-2000) heeft geschreven. Bij wijze van motto schreef de auteur: ‘Maud Martha werd geboren in 1917. Ze leeft nog steeds.’ Veelzeggend, als je in gedachten neemt dat de roman volgens Brooks – die zelf ook een groot deel van haar leven in Chicago heeft gewoond –  tal van autobiografische elementen bevat en waarin ze op kritische wijze onderwerpen als klasse, raciale identiteit, gelijkheid en geslacht onderzoekt. In 1950 won Brooks als eerste Zwarte vrouw de Pulitzerprijs voor poëzie. Het voorwoord, verzorgd door Margo Jefferson, geeft duiding aan de roman.

Marjon Nooij

In vierendertig afgekaderde hoofdstukken vertelt deze coming-of-age op chronologische, maar fragmentarische wijze over het doodgewone leven en het groeiproces van Maud Martha. Tijdens de eerste decennia van de vorige eeuw groeit ze op in een middenklassengezin in een Afro-Amerikaanse arbeiderswijk van Chicago en volgt Brooks haar van een zevenjarig meisje naar een volwassen vrouw. Zoals ieder kind heeft Maud Martha haar verlangens en dromen voor de toekomst. Ze verwondert zich over de gewone dingen waar men soms zo snel aan voorbij lijkt te gaan. Maar de intelligente en zachtmoedige Maud Martha weet de dingen om haar heen op waarde te schatten en geniet van de kleuren en geuren om haar heen. Maud Martha houdt vooral van paardenbloemen – ‘alledaagse gele juweeltjes die de groene lappendeken van haar achtertuin sierden’ –, waarmee ze haar grijze leven kleur geeft en waar ze zichzelf graag in terugziet. Haar grootste wens is om zich gekoesterd te voelen en net als de alledaagse paardenbloem ‘een hartveroverende schoonheid’ te kunnen zijn. 

Brooks vestigt de aandacht op de huidskleur-hiërarchie in de zwarte gemeenschap, door Maud Martha te laten inzien dat ze donkerder van huid is dan haar twee jaar oudere zusje Helen – ‘de donkere kleur [...] van chocolademelk, gewoon zoals het uit het pak komt, als je het al zo ‘aardig’ voor me zou willen verwoorden’. Ze is zich er pijnlijk van bewust dat haar vader Helen, met haar lichtere huidskleur, lijkt te adoreren en te beschermen. ‘[…] o, die lange wimpers, die gratie, die maniertjes met haar handen en voeten.’ Helen op haar beurt schept er genoegen in om haar zusje – die graag leest en nog geen vriendje heeft –  te plagen. Ook haar broer Harry heeft meer oog voor Helen dan voor haar. Maud Martha twijfelt eraan of haar huid niet te donker is om knappe kinderen te krijgen.

Maud Martha verstaat de kunst van introspectie, is bescheiden, blijft dromen, blijft geloven in het goede van de mens. Wanneer ze ouder wordt beseft ze dat er normen gelden waaraan ze zou moeten voldoen en voelt ze de pijn van het besef dat ze als anders wordt gezien. Ze krijgt te maken met mensen die ervan overtuigd zijn dat ze beter zijn.

‘Er werd vaak gezegd dat in het huis van mensen van kleur per definitie een doordringende, onprettige geur hing. Onzin natuurlijk. Gemeen en onzin. Toch zette ze alle ramen open.
De theorie van rassengelijkheid stond op het punt om in de praktijk gebracht te worden, en ze hoopte maar dat ze gelijk genoeg was om gelijk te krijgen.’


De dood van haar grootmoeder doet haar beseffen dat ze wil ‘[…] vertellen hoe ik wil worden opgebaard; ik wil niet dat mijn hoofd zo recht ligt, ik wil mijn hoofd wat naar rechts gedraaid, zodat mijn beste kant zichtbaar is, en ik wil dat mijn linkerhand mooi op mijn borst rust, en ik wil mijn haar normaal, niet golvend. Ik wil er niet uitzien als een pop van grijze klei.’

Maud Martha trouwt met de lichter getinte Paul die zijn geld verdient als winkelbediende. ‘Niet echt knap. Maar hij had wel die uitzonderlijke mannelijkheid, verscholen in een lichaam dat niet té bruin was […].’ Hij belooft haar een luxueus leven en ze beleven gelukkige momenten. Meer dan eens loopt Maud Martha in haar omgeving aan tegen vooroordelen en vooringenomenheid van de witte mens. Een bezoek aan een bioscoop is een overwinning voor haar. Ondanks dat ze toch het ongemakkelijke gevoel heeft dat ze Zwart is tussen de witte bezoekers, doet ze bewust haar best dat niet te voelen of uit te stralen.

‘Toen de film voorbij was en het licht onthulde wat ze daadwerkelijk waren, stonden de Zwarten op tussen alle bontjes en nette kleding en vleugjes parfum en keken vol spanning om zich heen. Ze hoopten geen boze blikken te zien. Ze hoopten dat niemand eruitzag alsof ze hen als indringers zagen. Ze hadden zo van de film genoten, waren zo gelukkig, dat ze wilden lachen, op hartelijke toon tegen de andere bezoekers wilden zeggen: ‘Wat goed, hè? Was het niet prachtig?’ Dat konden ze, uiteraard, niet doen. Maar als er maar niemand uitzag alsof hij hen als indringers zag...’


Wanneer het echtpaar op een uitnodiging ingaat van het jaarlijkse Foxy Cats Dageraadbal voelt Maud Martha zich verloren in deze mondaine omgeving, vooral wanneer Paul haar aan de kant laat zitten en ze hem ziet flirten en dansen met ‘Goudglansje’. De belofte aan zijn vrouw om een financieel zorgeloos leven te leiden, weet hij echter niet in te lossen en ook de romantiek verdwijnt snel tussen hen.

‘Het is niet, dacht Maud Martha, dat ze van elkaar houden. Was het maar zo simpel. Dan kon ik de benen nemen. Was het maar zo eenvoudig. Maar het is mijn huidskleur die hem zo onbezonnen maakt. Ik probeer er mijn ogen voor te sluiten, maar tevergeefs. Wat ik vanbinnen ben, wie ik echt ben, daar heeft hij geen problemen mee. Maar hij blijft naar mijn kleur kijken, alsof dat iets onoverkomelijks is. Het is een hindernis waar hij overheen moet springen om te zien en te voelen wat ik hem te bieden heb. Hij moet erg hoog springen om dat te kunnen zien. Hij wordt behoorlijk moe van al dat gespring.’


Na de geboorte van hun dochter Paulette verliest Paul zijn baan en accepteert Maud Martha een betrekking bij Mevrouw Burns-Coopers die haar op badinerende wijze zegt voortaan de achteringang te gebruiken en liever heeft dat ze op haar knieën de vloer doet in plaats van met de stok te dweilen. De racistische en grove behandeling van haar snobistische werkgeefster grieven haar tot op het bot.

‘Ik kom hier nooit meer terug, verzekerde Maud Martha zichzelf, toen ze om acht uur ’s avonds haar schort ophing. Ze wist dat mevrouw Burns-Cooper het niet zou begrijpen. Het loon was erg goed. Precies, wat zou er als uitleg kunnen worden gegeven? Misschien dat het te veel uren waren. Míjn uitleg zou ik niet als uitleg kunnen geven, dacht ze.’


Een bezoek aan het warenhuis waar de Kerstman zijn opwachting maakt, loopt uit op een fiasco wanneer hij Paulette volkomen negeert en schoffeert. Hartverscheurend voor een moeder om te beseffen dat haar dochter in haar verdere leven vaker te maken zal krijgen met onrechtvaardigheid, diepgewortelde raciale haat en vooringenomenheid waar het huidskleur betreft. Toch weet ze zich een houding te geven en straalt zoveel kracht, strijdlust en daadkracht uit dat het de lezer diep zal ontroeren.

Ondanks tegenslagen is Maud Martha een veerkrachtig en optimistisch mens; dankbaar voor wat het leven haar heeft gegeven. Ze wordt zwanger van haar tweede kind en broer Harry keert ongeschonden terug uit de oorlog.

Het is fascinerend hoe Brooks, ondanks de tragiek en de zware lading van het racisme, toch geestige toetsen aanbrengt en lichtheid en optimisme aan haar teksten geeft. Elk hoofdstuk is een verhaal op zich dat de auteur afsluit met een sterke pointe, waarmee ze een ellendig voorval weer weet om te buigen naar iets positiefs, waarin ze ironie en zelfs hoop weet te leggen en Maud Martha haar waardigheid en veerkracht niet laat verliezen.

Maud Martha is een kleine roman met een episch verhaal en een identieke boodschap als waarover onder anderen Alice Walker, Toni Morrison, James Baldwin en Ralph Ellison schreven. Brooks vestigt de aandacht op thema’s als racisme, seksisme en klassenverschil in de Black Belt van het naoorlogse Chicago; urgente thema’s die helaas nog altijd van alle dag zijn en die Brooks ongetwijfeld uit haar eigen ervaring heeft geput. 

Het sprankelende narratief heeft een lyrische en zintuiglijke stijl die vele herhalingen kent. Brooks verpakt het als het ware in prozagedichten, waarbij ze een spaarzame stijl hanteert door niet te veel uit te weiden. 

--

Eerder verschenen op Tzum

Titel: Maud Martha
Auteur: Gwendolyn Brooks
Vertaling: Adiëlle Westercappel
Pagina's: 158
Uitgeverij De Arbeiderspers
ISBN: 9789029548021
Verschenen: augustus 2023

woensdag 19 juni 2024

Mário de Sá-Carneiro - De bekentenis van Lúcio

 

Hallucinante ménage à trois

Met voorwoord van Arjan Peters en nawoord van vertaler Harrie Lemmens, heeft Uitgeverij Nobelman de modernistische roman De bekentenis van Lúcio van Mário de Sá-Carneiro een hernieuwde kans gegeven voor klassiekerminnende lezers. De hallucinante roman verscheen in 1914 in Portugal als A Confissão de Lúcio.

Mário de Sá-Carneiro (Lissabon, 19-05-1890) was een modernistische schrijver/dichter die op 12-jarige leeftijd al begon met het schrijven van poëzie. Ook vertaalde hij halverwege zijn tienerjaren Victor Hugo, Goethe en Schiller. Hij raakte bevriend met Fernando Pessoa, met wie hij tot zijn vroege dood correspondeerde. Van deze correspondentie zijn helaas alleen zijn aan Pessoa geadresseerde brieven bewaard gebleven, maar deze bleken evenwel een goed beeld te geven van De Sá-Carneiro. Door het innemen van een aantal flesjes strychnine beroofde hij zich - nog geen 26 jaar oud - op 26 april 1916 in Parijs van het leven.

Marjon Nooij

Hoofdpersoon en schrijver Lúcio Vaz begint zijn verklaring met de woorden dat hij tien jaar gevangen heeft gezeten 'voor een misdaad die ik niet heb gepleegd'. Hij heeft zich nooit verdedigd, 'beroofd van iedere lust om te leven en te dromen', maar heeft nu de behoefte om de feiten op te sommen om zijn onschuld te bewijzen. In zijn getuigenis - Lúcio vertelt aan het begin dat hij geen roman wilde schrijven - geeft hij aan dat hij 'niets dan de waarheid' wil vertellen, al betwijfelt hij wel of men hem daadwerkelijk zal geloven. De vraag of we te maken hebben met een betrouwbare ik-figuur rijst al meteen op, want hij zegt regelmatig dat hij iets eerlijk bekent en de waarheid spreekt. De hele roman is een flashback over gebeurtenissen van een jaar of twaalf eerder.

Aan het einde van de negentiende eeuw begeeft de twintiger Lúcio zich in Parijs in orgastische, 'min of meer artistieke kringen' die hij op lyrische wijze beschrijft en 'doorschijnend' noemt. Daar ontmoet hij de dichter Ricardo de Loureiro die 'tot in ongekende hoeken' van zijn geest weet te komen en 'die mijn ziel een beetje zou begrijpen.' Ricardo zegt van zichzelf te denken dat hij mysterieus is in de ogen van anderen; hij leeft niet, heeft geen minnaressen, verdwijnt altijd en niemand weet iets van hem. Maar Lúcio bijt zich vast in deze vriendschap. '[...] de dichter concludeerde dat alles hem thans eerder een visioen van een geniaal onanist leek dan de simpele werkelijkheid.'

Wanneer Ricardo naar Lissabon verhuist, schrijven ze elkaar gedurende een jaar maar mondjesmaat. Lúcio besluit ook af te reizen naar Lissabon. Zijn vriend blijkt daar samen te wonen met Marta en het is Lúcio niet duidelijk of ze getrouwd zijn of zelfs een liefdesrelatie te hebben. Gedrieën leiden ze een 'sereen bestaan'; een gelukkige doch 'mistige' periode voor Lúcio. Wat hem wel opvalt, is dat Ricardo veranderd is: hij heeft minder scherpe trekken en zijn gebaren, de klank van zijn stem en zijn haarkleur zijn vager; 'hij was kortom helemaal vervaagd'.

Wanneer Ricardo zich terugtrekt om te schrijven, brengen Lúcio en Marta de avonden samen door. Lúcio raakt door haar geïntrigeerd, maar komt tot de conclusie dat ze steeds raadselachtiger begint te worden, omdat hij hoegenaamd niets van deze vluchtige gestalte te weten komt. Ze lijkt gewiekst zijn vragen en toespelingen te omzeilen, net als Ricardo die ook de vragen over zijn relatie met Marta ontwijkt.

'Die vrouw had geen herinneringen, ze sprak nooit over dingen uit haar leven waar ze met heimwee aan terugdacht.' [...] 'iemand die geen verleden had - die alleen een heden had.'


Marta begint Lúcio regelmatig thuis op te zoeken en delen ze het bed met elkaar. Ze bedriegt Ricardo. Of toch niet? Marta lijkt een hersenschim van de ik-figuur. Voor Lúcio is dit het startsein van een kwellende jaloezie en een allesoverheersende obsessie - een uitspraak die hij meer dan eens bezigt. Hij voelt zich overgeleverd, gedesoriënteerd en vertwijfeld, alsof hij geen macht heeft over zijn eigen handelen. Ook bij de lezer zullen vragen oprijzen over de steeds minder wordende luciditeit van Marta.

Lúcio seksualiseert Marta en bemint haar als een bezetene. 'Wanneer onze lichamen zich verstrengelden, ging ik nu zo wild en extatisch tekeer, kuste ik haar zo gretig dat zij er een keer over klaagde.' Er ontstaat een driehoeksverhouding, waarin Marta de emulgator van de drie personages lijkt te zijn. Meer dan eens bekruipt je het gevoel dat de personages in elkaar overlopen. Ricardo vertelt Lúcio ook dat hij zichzelf niet ziet in de spiegel. De roman ademt ambiguïteit en staat vol met verwarrende, incongruente verwikkelingen en gedurende het verloop van het verhaal wordt alles steeds incoherenter. Lúcio raakt zijn grip op de realiteit kwijt, schrijft veelvuldig over hallucinaties en is geobsedeerd door suïcide, waarover hij profetisch fantaseert. Liefde, obsessie, bezetenheid en suïcide zijn dan ook de leidmotieven van de roman.

Hoe realistisch is het dat Ricardo werkelijkheid is voor Lúcio? Marta en Ricardo lijken op elkaar en Ricardo lijkt een afspiegeling van Lúcio te zijn. Sluimert er dan toch iets homo-erotisch in de roman? Ricardo kust Lúcio immers en het is opvallend dat hij al in het begin aangeeft dat hij alleen vriendschappen aan kan gaan met leden van zijn eigen sekse.

'En toen, heel geleidelijk, naarmate de muziek mooier, fantastischer werd, zag ik, ja zag ik letterlijk hoe Marta's gestalte klank na klank vervaagde, oploste, tot ze volkomen verdwenen was. Voor mijn wijd opengesperde ogen had ik nu alleen de lege fauteuil...'


Dit geniale verhaal eindigt met een moord en Marta blijkt 'in stilte vervlogen'. Het is aan de lezer, die de incoherente geest van de ik-figuur wordt ingezogen, om dit ingenieuze mysterie te ontrafelen en de puzzelstukjes te verschikken om zelf te bepalen wie nu wie is en wie wie heeft vermoord.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: De bekentenis van Lúcio
Auteur: Mário de Sá-Carneiro 
Vertaling: Harrie Lemmens
Pagina's: 156
ISBN: 9789083328690
Uitgeverij Nobelman
Verschenen: april 2024


woensdag 12 juni 2024

Alan Marshall - Sheeplands. How sheep shaped Wales and the world

 

Over de rol die schapen hebben gespeeld in de ontwikkeling van de moderne wereld

Ik zal de wandelingen langs het Pembrokeshire coast path national trail niet gauw vergeten. Het was een aangename kennisname met deze prachtige kuststreek te Wales, waar ik hoopte te kunnen genieten van fauna en flora. Dat was het ook, doch ik ontmoette een spelbreker in het landschap: schapen. Overal waar je wandelde, steeds zag je velden vol met schapen. Het geblaat had iets rustgevend. Toen ik dan elders te Wales nog enkel dagen verbleef, meer bepaald Powys, was het beeld hetzelfde. Velden vol schapen. Zelfs bij de beklimming van de Pen Y Fan, hoogste berg van Zuid-Wales, zag ik overal schapen ongestoord grazen. Er waren meer schapen dan wandelaars. 

Eric Waut

Dat Wales een streek is waar het landschap witwollig wordt gekleurd intrigeerde blijkbaar ook Alan Marshall, die ter zake dan ook over zijn opzoekwerk een zeer onderhoudend boek heeft geschreven. Het verhaalt over een epische odyssee van 15000 jaar; de reis van schapen en herders van het prehistorische Perzië naar het middeleeuwse Groot-Brittannië. Tegelijkertijd leren we wat meer over de geschiedenis van Wales.

De auteur begint zijn verhaal met het domesticatieproces van het schaap zoals wij dat nu kennen. De meest waarschijnlijke voorouder van het gedomesticeerde schaap is de mouflon. Het is wat giswerk waar dit domesticatieproces exact gebeurde. Hij weet mij te overtuigen met zijn analyse van de Natufische cultuur die hij situeert in de Levant, grotendeels Zuidwest-Azië, in de periode 13000-9000 v. Chr. We krijgen daarbij een duidelijk beeld hoe de mens gebruikt maakte van zijn omgeving om te overleven. Onbekend was mij wel het gegeven dat er initieel nog geen sprake was van de typische wollen vacht. Er is blijkbaar een lang selectieproces aan vooraf gegaan.  

Regelmatig geeft de auteur ons verslag over sporen van de aanwezigheid van schapen in Wales. Een echte doorbraak kwam er blijkbaar pas met de ‘oversteek’ van Keltische stammen naar de Britse eilanden rond 500 v.Chr. Deze Keltische kolonisten brachten schapen mee, zowel om in hun levensonderhoud te voorzien, doch ook als ruilmiddel. De Romeinen kregen later de Britse eilanden in het vizier en er kwam een invasie in 43 n.Chr. In Wales was hiertegen wel hevig verzet, doch uiteindelijk vestigden de Romeinen zich door middel van forten die op sommige plaatsen aanleiding gaven tot het ontstaan van steden. Daarbij ontstonden er ook handelscontacten. Dit omvatte misschien ook de handel in textiel uit Wales naar andere delen van het Romeinse Rijk. In die periode kruisten schapenboeren in Wales hun bestaande Keltische schapensoorten met nieuw geïntroduceerde variëteiten, waaronder ‘Rhufian’ schapen (Rhufian is Welsh voor Romeins). Veel van de Britse schapensoorten stammen hiervan af. Na de val van het West-Romeinse rijk was er een gestage instroom en integratie van immigranten van het Europees vasteland die men onder de noemer van de Angelsaksen kan plaatsen. Ook nu bleven schapen een belangrijk item; onder meer Karel de Grote was zeer geïnteresseerd in handelscontacten in dat verband.  

Bij de inval van de Vikingen rond 800 n.Chr. werden er niet alleen nieuwe schapensoorten geïntroduceerd, doch ook technieken voor de bewerking van wol. Dit laatste was ook het geval bij de verovering van Engeland door de Normandiërs (1066 n.Chr.). 

Met de vestiging van de kloosterorde van de Cisterciënzers op de Britse eilanden, in Wales, onder meer de abdij van Tintern, kwam de schapenteelt in volle expansie. Tegen de 14de eeuw was wol voor Wales, dat inmiddels grotendeels veroverd was door de Engelse vorsten, een zeer belangrijk exportproduct geworden. Abdijen, maar inmiddels ook edellieden, verhandelden de wol te Vlaanderen en Italië. 

De auteur heeft ook aandacht voor de periode van de ontdekkingsreizen.  Zo zou volgens een legende een prins uit Wales, Madog ab Owain, in de 12de eeuw de Atlantische oceaan zijn overgestoken om in Amerika een kolonie te stichten.  Of deze er schapen introduceerde, is niet duidelijk. Het is in ieder geval zo dat de ontdekkingsreizen van Christopher Colombus werden gefinancierd met de opbrengst van de (Spaanse) handel in wol. Later zou hij en ook Herman Cortes schapen meenemen naar het Amerikaanse continent. Deze laatste nam een bepaalde Spaanse soort mee, genaamd Chura, die door de plaatselijke bevolking  - de Navajo – werden overgenomen. De Noord-Amerikaanse kolonisten zijn dan gaandeweg de schapenteelt gaan intensifiëren.  Er ontstond zelfs een concurrentiestrijd met het thuisland, het inmiddels ééngemaakte Groot-Brittannië. Een opvallend verhaal tussen 1870-1930 waren de zogenaamde ‘range wars’. Het onderwerp van deze conflicten was de controle over ‘open range’, of weidegronden. Eigenlijk een concurrentiestrijd tussen de rundvee- en schapenteelt. Dit ging er soms vrij gewelddadig aan toe.  

Ook in Australië en vooral Nieuw-Zeeland werden schapen geïntroduceerd. James Cook deed eerst een poging in 1776 om in Nieuw-Zeeland schapen los te laten, maar dit draaide uit op een fiasco, zo blijkt uit volgend citaat uit zijn logboek:

‘Last night, the ewes and the rams I had wit so much care and trouble brought to this place expired. We did suppose them poisoned by eating some native plant. Thus, all my fine hopes of stocking the country with a breed of sheep were blasted momentarily.’


Later werd dit toch een succesverhaal, ook al omdat intussen een schapensoort, merino, kon worden ingevoerd. Keerzijde van de medaille was dat er op sommige plaatsen overgegaan werd tot ontbossing en men zelfs grassoorten van Groot-Brittannië introduceerde. De auteur omschrijft dit als: ‘a case of ecological imperialism’. Tegen het eind van de 19de eeuw slaagde men er zelfs in om succesvol met een schip een volledige lading gekoeld vlees van Nieuw-Zeeland naar Engeland te vervoeren. 

Een ander minder bekend verhaal is dat van een groep mensen uit Wales die zich vanaf 1865 vestigde in Zuid-Amerika, meer bepaald Patagonië. Ze waren gemigreerd om hun inheemse Welshe cultuur en taal te beschermen, die ze als bedreigd beschouwden in hun geboorteland Wales. Deze vestiging verliep initieel niet al te vlot, maar uiteindelijk wist men ook de schapenteelt te introduceren. 

De auteur gaat ook dieper in op de industriële revolutie waarbij de groei van het gemechaniseerde fabriekssysteem kleinschalige huisnijverheid in een crisis bracht. Op sommige plaatsen kwam de bevolking hiertegen in opstand. 

Het verhaal eindigt toch een beetje somber. De ramp in Tsjernobyl (1986), de mond-en-klauwzeer-epidemie (2001) en finaal Brexit (vanaf 2020) hadden voor de schapenteelt in Wales een negatieve impact. Dit laatst omwille van het verdwijnen van subsidies en het gegeven dat de Britse overheid vrijhandelsovereenkomsten afsloot met andere landen buiten de Europese Unie waardoor de Welshe schapenboeren de concurrentiestrijd dreigen te verliezen. 

Met dit boek heeft de auteur de reis van schapen over heel de wereld geschetst, vooral begeleid door de mens. Via levendige portretten vertelt hij over de rol die schapen hebben gespeeld in de ontwikkeling van de moderne wereld, in tijden van vrede en oorlog. Het boek is ingedeeld in vrij korte en vlot leesbare hoofdstukken. Soms lijkt de auteur zijn onderwerp wat uit oog te verliezen, vooral in zijn beschrijving van de periode van de industriële revolutie. Ook zijn de passages waarbij hij zijn verhaal doet door gebruik te maken van fictieve personages, minder geslaagd. Toch leert hij ons heel wat bij. En dan vooral dat de menselijk beschaving niet alleen door mensen is… geschapen. Bepaalde zaken die hij beschrijft waren mij eerder onbekend. 

Al bij al is dit dus toch wel een boek dat ik zeker kan aanraden voor wie zich interesseert in Wales, ecologie en geschiedenis. De uitgave door de uitgeverij Calon is zeer geslaagd. De cover alleen al! 

Alan Marshall is geboren en getogen in Nieuw-Zeeland. Hij is de auteur van verschillende boeken en is ‘visiting professor’ aan Mahodil University (Thailand). 

--

Titel: Sheeplands. How sheep shaped Wales and the world.
Auteur: Alan Marshall 
Pagina’s: 245
ISBN: 9781915279385
University of Wales Press Calon 
Verschenen: april 2024