vrijdag 29 maart 2019

Christian Jongeneel - Magda is overal

Recensie door Marjon Nooij


Magdaïsme

Met 'Magda is overal' heeft Christian Jongeneel zijn romandebuut geschreven. En wat voor een! In het eerste razendsnelle en duizelingwekkende deel, maken we kennis met Magda en Dede Singh, kleinkinderen van oma Femke Singh.

Het is 11 september 2001 en de familie staat aan oma's bed in het Dijkzicht Ziekenhuis op het moment dat ze tweemaal - ja, tweemaal - haar laatste adem uitblaast. Die datum staat ons natuurlijk in het geheugen gegrift vanwege de aanslag op het WTC en deze gebeurtenis speelt een cruciale rol in het verhaal.
Dede is degene die aan het woord is en ik ben meteen alert. Omdat je bij een ik-verteller nooit meteen weet hoe betrouwbaar die is, is het zaak bij de leesles te blijven.

Magda en Dede zijn tweeling, kinderen van Dieuwertje en de Marokkaanse Hamid. Daar oma Femke getrouwd was met een Surinaams-Hindoestaanse man en háár moeder weer van Chinees-Javaanse afkomst is, hebben Magda en Dede van alle genen iets meegekregen. Het resultaat mag er in Magda's geval zeker zijn. Ze is een bloedmooie vrouw met een prachtige chocoladebruine teint en de gefortuneerde oom Frits ziet er wel iets in om haar schoonheid te exploiteren.

Dede: '[...] Magda was de enige die mijn verhalen niet meteen vergat. We waren op elkaar aangewezen. Ik herkende mezelf in Magda, zij zichzelf in mij. En toch wisten we hoe anders de rest van de wereld daar over dacht. Wij waren een twee-eenheid die alleen voor onszelf zichtbaar was.'

De tweeling reist de gehele wereld over en in alle landen zien de fans wel iets in haar om zich mee te identificeren. Er worden miljoenen omgezet en Dede stelt alles in het werk om het voor Magda zo goed mogelijk in banen te leiden. Hij heeft zichzelf uitgeroepen tot haar waakhond, wat op zijn minst een wat obsessief karakter krijgt. Hij lijkt haar met niemand te willen delen en schroomt niet om enkelen van haar opdringerige aanbidders een 'kopje kleiner' te maken. De invloed die 9/11 op Dede heeft is zorgelijk te noemen wanneer hij - Kameraad Kalasjnikov - sympathie lijkt te krijgen voor Osama bin Laden.

In dit eerste deel is de toon regelmatig hilarisch en absurdistisch te noemen. Het schuurt en grenst op veel punten aan het ongeloofwaardige.
De vele flashbacks hebben een duizelingwekkende uitwerking. Met razende vaart reist het stel de wereld rond en belandt in de meest vreemde situaties. Om extra informatie aan het verhaal toe te voegen, worden de ietwat incoherente ontwikkelingen in de relatie van hun ouders beschreven.

En dan keert in het tweede deel van het verhaal de rust terug. De schrijfstijl verandert - er zijn zelfs romantische passages - en er wordt voor de diverse gebeurtenissen ruim de tijd genomen.
Het is 11 september 1901 en het perspectief verschuift naar Sytse en Li de ouders van Femke, de overgrootouders van Magda en Dede. De vele wisselingen in tijd en plaats vertellen de verhaallijnen van Sytse, Li en hun dochter Femke. De grote droom van Sytse om naar Amerika te gaan valt in het water. Het verlies van haar ouders heeft Li doen besluiten om haar vaderland vaarwel te zeggen en de oversteek te wagen naar Nederland. Deze passages en haar ontmoeting met Sytse aan de kade van Rotterdam worden prachtig beeldend uitgewerkt.

'Een pareltint van mist hing in de haven en de haren van de Chinese. [...] De mist dempte de geluiden, haastige voetstappen op weg naar een kroeg, een ratelende kar, water dat tegen de kade sloeg wanneer een bootje voorbijgleed, geschreeuw dat overal vandaan kon komen. Een misthoorn loeide door de haven als een drachtige koe. Sytse had zijn cadeautje op de bolder voor de Chinese gezet. Het kon haar niet ontgaan, ook niet nu ze diep weggedoken in haar jas de nevel in staarde. Twee uur lang stonden ze naast elkaar.'

Wanneer Femke haar studie aan de Kweekschool heeft voltooid, vertrekt ze naar Suriname om daar les te gaan geven. Ze ontmoet er Suresh en de twee trouwen. 'Een gruwel in de ogen des Heeren'. Hierdoor verliest ze tot groot verdriet haar baan. Groot is de vreugde wanneer ze op haar veertigste toch nog zwanger wordt.
Toch zal ook Femke terugkeren naar Rotterdam.

In deel drie is Burcu - student journalistiek - het prominente personage dat de familiegeschiedenis reconstrueert en op zoek gaat naar Dede. Alle losse eindjes en lagen komen op een geraffineerde manier samen om naar een onverwacht einde toe te werken en de rol van de tapir duidelijk te krijgen.

Jongeneel is er uitermate goed in geslaagd om me tot het einde van het boek geboeid te houden. De verhaallijnen meanderen door het boek, evenals de verspringingen in tijd.
Met dit zeer verrassende verhaal, gelaagd en divers in schrijfstijl, heeft hij een zeer vol boek geconstrueerd. Hij heeft zich overduidelijk zeer goed geïnformeerd over (de samensmelting van) culturen, migratie, Nederlands-Indië en Suriname aan het begin van de twintigste eeuw, de oorlogsjaren in Rotterdam en vooral de onzekerheid die 9/11 teweeg heeft gebracht.


Dit is een verhaal met een hoge mate van originaliteit. 

Ik kan er niets anders van maken... Ongeëvenaard. Briljant!!!

Auteur


Christian Jongeneel (Leiden, 1969) is een Nederlandse freelance journalist die gespecialiseerd is in informatica, elektronica en internet. In het verleden was hij hoofdredacteur van Delta (TU Delft), en interim (eind)redacteur bij de Volkskrant, Technisch Weekblad en Natuurwetenschap en Techniek.

Hij studeerde informatica aan de TU Delft en promoveerde aan die universiteit in de filosofie van de informatica. Zijn twee voornaamste boeken, De programmeur en de kangoeroedans en Het zit in een lab en het heeft gelijk, bewegen zich op het raakvlak van wetenschap en filosofie. Dat geldt ook voor zijn maandelijkse column in De Ingenieur.

Jongeneel is ook penningmeester/secretaris van de Ab Harrewijnprijs, een prijs voor originele initiatieven voor mensen aan de onderkant van de samenleving vernoemd naar oud-GroenLinks Tweede Kamerlid Ab Harrewijn. Daarnaast is hij redacteur voor De Linker Wang, het blad van het gelijknamig platform voor geloof en politiek, gelieerd aan GroenLinks.

Hij is ook literair actief. In 2002 richtte hij samen met schrijver Ernest van der Kwast de stichting Rotown Magic op, die literaire activiteiten verzorgt in Rotterdam. Zelf publiceerde hij in 2018 de roman 'Magda is overal' bij uitgeverij Douane.

Titel: Magda is overal
Auteur: Christian Jongeneel
Pagina's: 300
ISBN: 9789082723199
Uitgeverij Douane
Verschenen: 16 november 2018

woensdag 27 maart 2019

Dirk Van Boxem-Morgenster

Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij Polis





‘Goden wonen niet in tempels. Mensen bouwen tempels op plekken waar ze God vermoeden, waar ze denken Hem een keer te hebben gezien. Maar Hij woont daar niet. Dus nee, God is niet in de tempel. Maar als God er niet is, wat is er dan wel? (2019-61)

Belle epoque met een vrouwelijk tintje

Alles in deze roman draait om een vrouw, ondanks het feit dat er ook mannen een rol spelen en dat de auteur een man is. Als vrouw voelde ik me meteen verbonden met Anna die tegen de stroom in roeit terwijl de wereld nog geregeerd wordt door mannen. Ook  arbeiders vechten in deze roman voor hun rechten, het verschil met werkgevers is enorm.

Dit zijn een paar thema’s die aan de orde komen in de roman, maar de hoofdrol is toch weggelegd voor de liefde, de kunst en de combinatie van die twee. Hun verwevenheid loopt als een rode draad door alle hoofdstukken en leiden de lezer door het Antwerpen zoals de stad er in het begin van de twintigste eeuw voor stond. De architectuur, de stadsvernieuwing en de vooruitgang komen aan bod en maken duidelijk dat deze periode opwindend was, maar mensen ook konden verwarren. Het opgeven van zekerheden kan niet iedereen, zo ontstaat een tweedeling in de bevolking: zij die meegaan en zij die behoudend zijn en de tijd willen nemen. Hierover beschreef Philipp Blom in 'De duizelingwekkende jaren', het verschijnsel 'neurasthenie' en past perfect bij de sfeer in Morgenster
'Levenskracht, energie, vrolijke verbazing: in een tijd van gespannen zenuwen klonken die woorden als toverformules. De mannelijke identiteit was door elkaar geschud en subtiel ondermijnd door vrouwen die hun eigen rol opeisten, door aanhoudende berichten over dalende geboortecijfers, degeneratie, mechanisering en angst. Elektrische baden werden algemeen voorgeschreven voor een hele reeks kwalen, waaronder problemen met de spijsvertering, hoofdpijn, menstruatiepijn, impotentie en neurasthenie (zenuwzwakte).' (Philipp Blom-De duizelingwekkende jaren-hoofdstuk 1903)
Het feit dat er voor de (mijn) inleiding al zoveel woorden nodig zijn, zegt iets over de roman. Hoewel de roman slechts 240 pagina’s telt, bevat hij een aantal belangrijke thema’s . De vraagstukken komen allemaal aan de orde en de auteur heeft gekozen ze vrij compact aan te stippen en waar nodig uit te leggen. Zo was er aan het begin een beschrijving van het kantoor van architect Jos Bascourt en ik dacht er meteen een eclectische stijl in te herkennen, die term werd op de volgende pagina vermeld en ik word als lezer op zo’n moment wel eens teleurgesteld omdat ik het al gezien had.

Waar gaat het boek over? Een architect krijgt de opdracht een huis te bouwen voor Anna, de maîtresse van Heinz. Dat is in een paar woorden de strekking. Maar Anna heeft een verleden als courtisane, een prachtig woord overigens. Juist toen ze dacht zich eraan ontworsteld te hebben – ze rolde in de functie van gouvernante, maar ook daar zag men haar als lustobject – komt het lot haar een handje helpen en ontmoet ze de Duitse reder Heinz. Hij is getrouwd en pendelt tussen Hamburg en Antwerpen. Heinz wil een tempel bouwen voor zijn Anna, alleen voor Anna, hijzelf zal er niet wonen. 

Friedrich Nietzche


Deze Heinz is een man van weinig woorden, een beetje raadselachtig, daar komt aan het einde van het boek meer duidelijkheid over en ik vind dat een heel mooie aanvulling op het verhaal. De filosofisch ingestelde Heinz leest graag over Nietzsche - hoewel hij meer begrijpt van de persoon Nietzsche dan van zijn werk. Heinz voelt zich net zo rusteloos als de Duitse filosoof. Dat rusteloze karakter komt goed tot uitdrukking in het boek, sommigen kunnen prima meekomen in de haastige wereld, ze voelen zich meteen thuis in een nieuwe wereld. Heinz niet, hij heeft tijd nodig om het kleine te koesteren en langzaam uit te laten groeien. Hij verstaat de kunst te genieten, maar dan wel op zijn manier. Anna past bij hem. Zijn echtgenote ook, vroeger. 


bron

De tempel wordt ontworpen door Jos Bascourt, een architect met een eigenzinnig karakter, een ruige verschijning en fervent liefhebber van zijn Minerva, de motorfiets. Anna en Jos kunnen het ook goed vinden. Het geval wil dat Heinz het ontwerp alleen met Jos wil bepreken, hierbij wordt Anna uitgesloten. Tweemanschappen, driemanschappen, verschuivende driehoeken, tijdens de roman is er spanning tussen de bestaande constellaties en kunnen niet anders dan verschuiven.

‘’Het huis heet Morgenster. Mooie naam, nee? Ik haal de map voor je.’Anna dacht aan Heinz, die nu waarschijnlijk in een Hamburgs theater zat. Of in een restaurant. Of misschien zat hij in zijn bibliotheek te lezen of brieven te schrijven, alleen. Morgenster dus. ‘ (2019-95)

Eerder noemde ik al de hoeveelheid thema’s, daar is vakbondsleider Leon er een van. Deze Leon was een prille jeugdliefde van Anna. Nu ze beiden volwassen zijn en hun gedeelde verleden met zich meedragen is het mooi te zien wat ze elkaar nog te bieden hebben. Al lezende komen er details over hun verleden naar buiten, verrassend en tragisch. Ze bevestigen het beeld dat de roman vooral over Anna gaat, de vrouw die zo graag wil emanciperen, maar zich beknot voelt door haar omgeving.

Voor lezers die Antwerpen kennen zal dit boek absoluut een feest van herkenning zijn, het lijkt me geweldig wanneer je de plekken kent waar de auteur over schrijft. Ik ben niet verder gekomen dan afbeeldingen te zoeken van Cogels-Osylei en het interview met de auteur te beluisteren op Klara, Pompidou 13 maart. De Morgenster staat in het boek prachtig afgebeeld en is een geweldige toevoeging op het verhaal.(De afbeelding hieronder is een trap in Hotel Tassel in Brussel, een sprekend voorbeeld van Art Nouveau, Jugendstil)

Brussel


Het boek is na het dichtslaan niet echt uit. Al denkende aan Anna en haar strijd en Heinz met zijn geheimen zou ik het niet erg gevonden hebben wanneer de auteur zijn roman twee keer zo lang had gemaakt en de aangestipte thema’s verder had uitgewerkt. Niet om het uitleggen, maar om Nietzsches filosofie een plek te geven in het leven van Heinz en over Anna en haar rol als vrouw. Kortom, een mooi debuut met autobiografische elementen en voldoende open eindjes om zelf in vullen. 

bron afbeelding



De auteur

Dirk Van Boxem (1966) was en is IT manager, consultant, programmadirecteur, change manager en coach. Hij publiceerde verhalen in De Brakke Hond, gedichten in Het Gezeefde Gedicht, en houdt met Bijgekleurd een blog bij. Morgenster is zijn debuut. (https://www.polis.be/morgenster.html)


Titel: Morgenster
Auteur: Dirk Van Boxem
Uitgever: Polis
ISBN: 9789463104159
Pag.: 240
Genre: fictie
Verschenen: februari 2019

dinsdag 26 maart 2019

Oliver Wendell Holmes Sr. - Een bezoek aan het Gesticht voor Overjarige en Ontaarde Woordspeligen

Recensie door Truusje



Humor van weleer

Onlangs kreeg ik een heel leuk boekje in handen met de uiterst ludieke Engelse titel 'A Visit to the Asylum for Aged and Decayed Punsters', geschreven in 1861 door Oliver Wendell Holmes Sr.
Deze meneer Holmes (Cambridge, 29 augustus 1809 - aldaar, 7 oktober 1894) was een bijzonder humorvol en veelzijdig man. Buiten dat hij arts, hoogleraar en docent was, schreef hij proza, poëzie en medische artikelen. Aan Holmes' poëzie wordt heden ten dage nog altijd veel aandacht geschonken op de Amerikaanse middelbare scholen.

Samen met een groepje invloedrijke auteurs - onder andere Harriet Beecher Stowe - heeft hij in 1857 The Atlantic Monthly opgericht, een opinieblad met culturele en literaire artikelen. Ook werd er literair werk van andere toonaangevende auteurs in gepubliceerd, zoals bijvoorbeeld Mark Twain.

Het hier bedoelde boekje is nu vertaald in het Nederlands en heeft de titel 'Een bezoek aan het Gesticht voor Overjarige en Ontaarde Woordspelingen' meegekregen. Het jonge vertaalduo Kenji Stamet en Katja de Vries heeft zich met verve op de tekst gestort en het in een tweetalige editie uitgegeven. De ironische en licht spottende woordspelingen sluiten heel goed aan bij de tijdgeest, zowel inhoudelijk als qua toon.
Wat dit werk zo interessant maakt is dat de originele tekst en de vertaling naast elkaar staan, waardoor de woordspelingen in één oogopslag met elkaar te vergelijken zijn.

"Go to the head of the class, Josselyn', said the venerable Patriarch.
The successfull Inmate did as he was told, but in a very rough way, pushing against two or three of the Class.
'How is this?' said the Patriarch.
'You told me to go up jostlin', he replied.'         

"Kom even naar het schoolbord Roland', zei de eerbiedwaardige ouderling.
De spitsvondige gedetineerde deed wat hem gezegd was, maar verplaatste zich al kopjeduikelend naar het schoolbord, waarbij hij lomp tegen enkele van zijn klasgenoten aan botste.
'Wat is dat voor spektakel?' vroeg de ouderling.
'U zei toch dat ik rollend naar het schoolbord moest komen?' riposteerde hij.'

Het eigenlijke verhaal van de auteur is klein te noemen en handelt over twee naamloze personen die een kijkje nemen in het gesticht en daar van de directeur een rondleiding krijgen. Wat meteen opvalt is dat de patiënten, zoals we ze tegenwoordig noemen, in deze instelling 'Inmate' oftewel 'Gedetineerde' worden genoemd.

'Tijd voor het middagmaal. [...] Van de gezichten van de gedetineerden was af te lezen dat er nog wel plaats was voor een paar mee-eters.'

De tekst is doorspekt met verschillende geestige woordspelingen cq taalgrapjes, met retorisch en dubbelzinnig effect geschreven. Het Engels is niet altijd letterlijk te vertalen. De vertalers hebben hier en daar wat water bij de wijn moeten doen om een grap dusdanig te vertalen dat het voor ons Hollanders ook te begrijpen is én geestig overkomt. Wie had gedacht dat Belle en het Beest een perfecte vertaling kan zijn voor Kaïn en Abel
Het resultaat mag er zijn en ik heb er dan ook smakelijk om zitten gniffelen.

Oliver Wendell Holmes Sr (1879)
Als toegift is er achterin het boekje een hoofdstuk Overwegingen bij de vertaling opgenomen waarin aandacht wordt besteed aan de wijze waarop Stamet en De Vries tot keuzes zijn gekomen ten aanzien van de vertaling. 'Ze geven hier een kijkje achter de schermen van het vertaalproces, wat zeker bij deze bijzondere tekst vol woordspelingen interessant is voor wie een meer dan gemiddelde belangstelling voor vertalen heeft.'
Het leuke is dat je jezelf daardoor kunt testen of je de tekstuele grapjes hebt begrepen.

Wat voor mijzelf een belangrijke les is? Dat respect voor de vertaler absoluut op zijn plaats is. Veel talen hebben woorden of uitdrukkingen die niet klakkeloos in het Nederlands zijn om te zetten en er kan een behoorlijke dosis denkwerk en creativiteit aan te pas komen. Erg leuk!!!

Engelse titel: A Visit to the Asylum for Aged and Decayed Punsters
Nederlandse titel: Een bezoek aan het Gesticht voor Overjarige en Ontaarde Woordspeligen
Auteur: Oliver Wendell Holmes Sr.
Vertaling: Kenji Stamet en Katja de Vries
Pagina's: 84
ISBN: 9780224728328
Uitgeverij erkadee
Verschenen: 2018       

maandag 25 maart 2019

David Vann-Goat Mountain

Recensie door Tea van Lierop
De Bezige Bij




‘Ik weet nog hoe ik mijn armen uitspreidde die nacht, het voelde of ik ze eindeloos ver kon strekken. Als ik mijn vuisten dichtkneep en ze naar me toe trok, dan kon ik bergen verbuigen, richels omlaag doen komen. De hele wereld binnen mijn bereik.’ (2013-301)

Over schepping, vernietiging, hoogmoed en offers



De derde roman van David Vann is een wonderlijke verhaal over een elfjarige naamloze verteller die een stroper doodschiet en daarvoor de consequenties zal moeten dragen.
De stroper wist het jachtgebied van de familie binnen te dringen en had de pech dat de jongen zijn kans om te doden benutte. Het vreemde is dat de jongen helemaal geen berouw voelde na zijn wrede daad, hij schoot alleen omdat hij de gelegenheid kreeg. 

Het jachtgezelschap bestaat uit grootvader, vader, de jongen en Tom. Samen maken ze hun jaarlijkse trip naar Goat Mountain, een onherbergzaam gebied in Californië. Alles is er even ruig en primitief en roept echo’s op van oudtestamentische taferelen waarin Kaïn overgaat tot broedermoord omdat zijn vader opbrengsten van landbouw onvoldoende vond en de voorkeur gaf aan een dierlijk offer. 


Dit is een gruwelijk, woest mooi boek, maar niet voor iedereen denk ik. Van tijd tot tijd is het echt even slikken bij de beschrijvingen van wat er allemaal gebeurt met het lichaam van de stroper en meer bloederigs.
Eigenlijk is de jongen mee op jacht om zijn eerste hert te schieten en op zo’n manier man te worden , een inwijding. Maar door deze ene stomme fout verwordt de orde tot een totale chaos. De verhoudingen tussen de drie anderen en hem verschuiven drastisch en ook is er geen overeenstemming over de consequenties van deze daad. 

Vader en grootvader kunnen het niet eens worden en Tom heeft ook zijn eigen mening over wat er moet gebeuren. Wat doe je met het lichaam en kan zo’n daad onopgemerkt blijven en ongestraft? Een ding staat vast, de jongen zal hoe dan ook moet boeten en dat wordt hem duidelijk wanneer de jachtrituelen een compleet andere vorm krijgen dan anders. De gammele truck waarin ze rijden om wild te zoeken komt normaal gesproken al moeilijk langs de zeer slecht begaanbare paadjes, maar nu de jongen de boel in de soep heeft doen lopen bestuurt de vader de truck alsof hij iets najaagt dat alleen met grote vaart bij te houden is en dat kan eigenlijk niet in dit soort ruigten. Als een bezetene doorkruist hij het gebied en laat de truck met twee wielen op de helling en twee in de lucht rijden, allemaal als straf voor de jongen. 


Kaïn heeft Abel gedood, een gravure van Gustave Doré


Af en toe stappen ze uit en proberen een hert te spotten, het lopen is vaak moeilijk door de gedoornde struiken en de weg vinden is een beproeving in het dik bebladerde landschap.

‘Witte manzanita, iedere struik gemaakt van duizend fluwelen spiegeltjes, aan beide kanten van de weg opgesteld, los van de aarde hangend, knipogend tussen de groene manzanita die bijna net zulke lichtgekleurde bladeren had. Ze wilden enkel verwarring stichten. Ergens in die doolhof verdween de weg.’(2013-415)

Niets wordt de jongen bespaard, hij wordt uitgedaagd, alleen gelaten, bespot en beschimpt, er wordt hem een spiegel voorgehouden. Het proces brengt hem uiteindelijk wel ergens, vanwege de spoilers kan ik hier niet meer over zeggen, maar het staat vast dat het spannend blijft tot de laatste pagina, het kan nog alle kanten op. 

De jongen vertelt een onmogelijk verhaal. Wat hij allemaal meemaakt kan helemaal niet, lichamelijk en geestelijk kan de jongen dit soort daden niet doen en deze filosofische gedachten niet hebben, nou ja, zeer onwaarschijnlijk in elk geval. Maar daar gaat het helemaal niet om, het gaat om de rol van de kolossale grootvader die de ene keer wordt voorgesteld als de schepper en de andere keer als een kleuter die met groot plezier grote dennenappels loopt te verzamelen. En de vader die tussen zoon en zijn eigen vader staat en niet weet wiens kant hij moet kiezen, deze afwegingen worden allemaal messcherp geobserveerd door de jongen.
Tom is geen lid van de familie en bekijkt de zaak als een buitenstaander, een pragmaticus, maar is ook een gevaar voor de andere drie, is hij te vertrouwen? Dat zijn de vragen die leven bij de mannen.

Dit schitterende boek zit zo angstaanjagend goed in elkaar! Vann maakt er bijna een bijbelse voorstelling van. Dit teruggrijpen doet hij weergaloos, je waant je in die tijd met al zijn wreedheden, riten en erecodes. Het verhaal van de kruisiging van Jezus krijgt een bijzondere plek in het verhaal evenals de duivel die in de gedaante van half geit, half mens wel of niet zal verschijnen

‘De geit is een geliefde gedaante van de duivel, de duivel is half mens, half geit, en kan eindeloos baren, onophoudelijk, hij baart allerlei bastaarden, en als hij de wereld met zijn schaduwen gevuld heeft, zal hij oprijzen. Die ruggengraat zal loskomen en zich van de lagere hellingen losscheuren en alle kleinere stenen zullen ervanaf vallen. Hij zal met die grote kop schudden en die ook losmaken en dan zal zijn bekken omhoog kantelen en daaronder zijn poten en dan hangt deze helling honderden meters in de lucht […](2013-387)

Tijdens het lezen van dit boek kreeg ik flash-backs naar Butcher’s Crossing van William Stoner, ik weet dat dit heel persoonlijk is, maar de sfeer van de ruige, onherbergzame natuur, de nietigheid van de mens en zijn oersterke overlevingsdrang zijn in beide boeken aanwezig. In deze roman speelt de vrouw geen enkele rol, het is een mannenboek, maar natuurlijk ook een universeel mensenboek.
In het nawoord vertelt Vann dat dit boek teruggrijpt op een verhaal dat hij hij 25 jaar geleden schreef en dat hij met deze roman het laatste restant wegbrandt van wat hem tot schrijven bracht: zijn gewelddadige familie. Ook grijpt het terug op zijn Cherokee-afkomst en de vraag wat hij met Jezus aan moet. 

© Mathieu Bourgois Agency


De auteur

David Vann (1966) werd geboren op het eiland Adak in Alaska en bracht zijn jeugd door in Ketchikan. Zijn debuut Legende van een zelfmoord werd een wereldwijd succes en is onder meer bekroond met de Prix Médicis Étranger, de Grace Paley Prize for Short Fiction en de lezersprijs van L'Express. Vervolgens verschenen zijn veelgeprezen romans Caribou Island en Aarde en Goat Mountain.(bron)



Titel: Goat Mountain
Auteur: David Vann
Uitgever: De Bezige Bij
ISBN: 9789023484714
Vertaling: Thijs van Nimwegen
Pag.: 256
Genre: fictie
Verschenen: 2013

vrijdag 22 maart 2019

Junpei Gomikawa - Menselijke voorwaarden

Recensie door Marjon Nooij
Uitgeverij Van Oorschot



Worstelen met je geweten

In 1958 voltooide Junpei Gomikawa (pseudoniem van Shigeru Kurita, 1916 -1995) zijn magnum opus Menselijke voorwaarden. Met dit boek vertelt Gomikawa ook een deel van zijn eigen verhaal, zo schrijft hij in het voorwoord. Acht jaar is hij ermee bezig geweest vooraleer hij zijn werk af had. Op chronologische wijze, met een looptijd van een jaar of twee, volgen we het verhaal over Kaji en zijn geliefde Michiko.
Binnen no-time werd deze klassieker in Japan een gigantische bestseller, met dertien miljoen verkochte exemplaren, maar toch duurde het meer dan vijftig jaar voor iemand zich aan de Nederlandse vertaling van deze dubbele baksteen heeft durven wagen. Jacques Westerhoven (1947) - getrouwd met een Japanse vrouw en bijna 45 jaar woonachtig en werkzaam in Japan als docent Engels op de universiteit - heeft er tien jaar over gedaan om het overweldigende boek 'Menselijke voorwaarden' te vertalen. Het is één van de twee Schwob-titels die zijn genomineerd voor de Filter Vertaalprijs 2019.
We lezen het verhaal van de jonge en pacifistische Kaji dat is opgebouwd uit drie delen: 'De mijn', 'Het leger' en 'De weg naar huis'.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog is de strijd tussen de Sovjet-Unie en Japan in volle gang. Michiko en Kaji leren elkaar kennen op het werk. Vanwege zijn vrees opgeroepen te worden om dienst te doen in het Kwantungleger wil Kaji een huwelijk met haar uitstellen. Hij gelooft niet in de oorlog en is er vast van overtuigd dat Japan als verliezer uit de bus zal komen.

Kaji wordt bij de directeur Mijnbouw geroepen, omdat hij een rapport heeft geschreven - 'Problemen in koloniaal personeelsbeleid, met als ondertitel: ‘Met speciale nadruk op de arbeidsomstandigheden in de Laohulingmijn'. De directeur heeft het volste vertrouwen in Kaji en stelt hem voor om naar de Laohulingmijnen in Man­tsjoerije te gaan - toentertijd nog Japans grondgebied - als assistent van personeelschef Okishima om de uitkomsten van zijn rapport in praktijk te brengen, zodat er efficiënter gewerkt zal worden en er voldoende erts zal worden gedolven, ten behoeve van de productie van wapens. Bijkomend voordeel is dat de directeur ervoor kan zorgen dat hij vrijstelling krijgt van dienst, waardoor niets een huwelijk met Michiko nog in de weg staat en zij met hem mee kan gaan.

Al snel krijgt Kaji te maken met loyaliteitsconflicten. Niets gaat hem boven zijn menselijkheid en hij trekt zich het lot van de ongeveer tienduizend Chinese dwangarbeiders (koelies) aan, die te maken krijgen met mensonterende mishandelingen en vernederingen. Doordat hun werkomstandigheden en lonen beneden de maat zijn en hij ervoor strijdt om deze te verbeteren - dat zou volgens hem ook de productie ten goede komen -, haalt hij zich de woede van zijn meerdere op de hals.

Meer dan eens knijpt Kaji een oogje toe wanneer hij er lucht van krijgt dat er door groepjes Chinezen ontsnappingspogingen worden beraamd. Wanneer de koelies opgepakt worden wordt Kaji gedwongen de gruwelijke executies bij te wonen.

'Kaji liep in z’n eentje over de vlakte naar de plaats van de terechtstelling. De gebeurtenissen van de vorige dag en die van veel eerder, maanden eerder, tolden als een wervelwind rond in zijn hart. Ongeveer tweehonderd dagen geleden was hij naar de mijn gekomen, enthousiast, vervuld van hoop en ambitie en met zijn mond vol van humanistische theorieën; en nu was hij, diezelfde man, op weg om getuige te zijn van een onthoofding. Hier liep geen mens. Hier liep een klomp vulgaire begeerte, een vuile schoft die zijn ziel had verkocht om maar gauw van de problemen af te zijn. Zijn vastbeslotenheid had net zo lang standgehouden als stro in de vlammen.'

'Hij had al één man laten onthoofden. Dat kon niet meer ongedaan worden gemaakt. Het recht om ‘mens’ te mogen worden genoemd had hij al verloren. Weemoedig terugdenken aan het menselijk gezicht dat hij ooit had gehad haalde nu weinig meer uit. Kaji wilde zijn ogen dichtdoen. Hij wou dat het allemaal maar gauw afgelopen was. Dan kon hij hier weg. [...] Een overweldigende vermoeidheid spoelde opeens over hem heen, zijn gewaarwording leek wel verlamd. Zelfs het feit dat hij wéér iemand zijn hoofd had laten afhakken kwam hem als een onwaarheid voor. In gedachten sprak hij Wang toe, waar die zich ook bevond: ‘Wat kan een mens nog denken als hij oog in oog staat met een bloeddronken moordenaar met een zwaard? Dan liggen alle geaccepteerde normen en waarden ver buiten het bereik van zijn wil.’ Kaji moest zijn best doen om niet in elkaar te krimpen van ellende. [...]'

Door manhaftig optreden weet hij een aantal executies te verhinderen, maar dit en andere incidenten eisen voor hem zijn tol. Zijn vrijstelling wordt ingetrokken, hij wordt gevangengezet en gemarteld, en het Kwantungleger ingestuurd. Groot zijn de ontberingen, zwaar de trainingen. Er worden vernederende dingen met de soldaten uitgehaald door hun meerderen die zich opstellen als machtswellustelingen. Kaji weet zich staande te houden. De trainingen en de omstandigheden die zijn verblijf in het leger met zich meebrengen, worden uitgebreid beschreven.

Wanneer hij te maken krijgt met buikvlies- en longontsteking - 'Een opname in het ziekenhuis was echter een buitenkansje, want alleen gedurende die tijd was het een soldaat toegestaan even aan de gruwelen van de oorlog te ontsnappen.' - wordt zijn compagnie naar het front gestuurd. Na een paar rustige baantjes belandt Kaji echter toch weer bij het leger, dat hem en zijn manschappen naar Siberië leidt.

'Hoewel hun neusbeschermers aan de binnenkant met bont waren gevoerd werden de ijspegels bij elke ademhaling een beetje langer, tot er midden in hun gezicht een witte bloem van ijs bloeide die zelfs in de nachtelijke duisternis duidelijk zichtbaar was. Voor ze vijftig stappen hadden gezet waren ze tot op het bot verkleumd.'

De verschrikkingen van de eigenlijke oorlog komen nergens prominent in beeld. Centraal staan hoop en vrees, maar voor Kaji blijft voorop staan dat hij zijn menselijkheid niet wil verliezen. De sfeer wordt steeds grimmiger. Uitputting, diepe moedeloosheid, angst, honger en vrieskou lijken de grenzen van dat voornemen uiteindelijk onvermijdelijk op te zoeken. Dit drijft hem ertoe dat hij zelfs iemand van het leven moet beroven om zijn eigen hachje te redden. Een logisch gevolg daarvan is dat hij steeds meer worstelt met zijn geweten en gaat walgen van zijn eigen handelen.
Het proza wisselt met grote regelmaat tussen prachtige beschrijvingen en metaforen, en ijzingwekkend passages.

'De herfst vorderde en de eerste voortekenen van de winter kondigden zich al aan. De populieren verloren hun bladeren en waren niet meer dan geraamten.
De kille wind die ’s ochtends en ’s avonds woei begon een vlijmscherp mes mee te dragen in zijn boezem.'

Gomikawa verstaat de kunst om dingen te schrijven zoals ze zijn, zonder banaal te worden. Rauw, maar integer. Op een uiterst heldere manier heeft hij gevoelens op papier gezet. Het verdriet van Kaji om het verlies van zijn idealen blijft voelbaar, al handelt hij uiteindelijk soms zelf ook als een beest. De ragfijne scheidslijn tussen goed en slecht wordt formidabel weergegeven.

Kaji's idealen worden in het apocalyptische derde deel zwaar op de proef gesteld. Samen met een kleine groep manschappen begint hij aan de gruwelijke voettocht naar huis, gedreven door zijn belofte aan Michiko om weer thuis te komen.

Jacques Westerhoven
Het boek is dik. Of kan ik beter zeggen: monsterlijk dik? Toch heb ik me geen moment verveeld en zou ik iedereen willen aanraden om zich vooral niet door het aantal pagina's te laten weerhouden. Zie het als een trilogie en lees het boek dan ook in drie delen. Het wordt dan meteen al een heel stuk overzichtelijker. Het diepmenselijke verhaal bevat uitgebreide beschrijvingen, maar nergens gaf het me een gevoel van verveling en het bleef me boeien.

De vertaling komt erg modern over - misschien iets té modern - en daardoor overkwam het me soms dat ik even vergat dat het verhaal zich zoveel jaren geleden afspeelt. Wellicht komt dat ook wel omdat er niet veel huiselijke tafereeltjes in voorkomen die - vooral destijds - in Japan gepaard gingen met veel folklore en tradities. In mijn optiek is het de verdienste van de vertaler dat een dergelijk dik boek zo heerlijk soepel leest.
Achterin het boek is veel aanvullende informatie te vinden en door het boek heen een fantastisch uitgebreid notenapparaat.

Kortom: een magnifieke en overweldigende leesbeleving die absoluut de moeite waard is.

Junpei Gomikawa
Titel: Menselijke voorwaarden
Oorspronkelijke titel: Ningen no jōken
Auteur: Junpei Gomikawa
Vertaling: Jacques Westerhoven
Pagina's: 1440
ISBN: 978902828
Uitgeverij Van Ooschot
Verschenen: februari 2018







woensdag 20 maart 2019

Mirjam van Hengel-Een knipperend ogenblik. Portret van Remco Campert

Recensie door Roosje
De Bezige Bij




Remco Campert


Twee jaar lang bezocht Mirjam van Hengel Remco Campert en zijn vriendin Deborah in hun huis in de Jan Luijkenstraat in Amsterdam. Nooit langer dan een uur of anderhalf, Van Hengel vraagt en Remco antwoordt, een soort van. Van Hengel is niet geïnteresseerd in de vragen en antwoorden die al in de vele interviews zijn gesteld en beantwoord.

Zoals bij iedereen is zijn geheugen een degelijk door de tijd geordende kast geworden waarin alles wat vaak herhaald werd vooraan voor het grijpen ligt terwijl de rest allang als een slordige sokkenprop naar achteren is gerold.

Sommige ontboezemingen hebben het boek niet gehaald, dat wilde Campert niet. Daar gaat Van Hengel verder niet op in, ze accepteert dat tout court. Maar interessant is dat wel. Zou ze die zaken ook niet opgenomen hebben als Campert niet meer geleefd had? - ik gun hem nog vele jaren! En welke dingen zijn dat dan? In het boek staat ergens dat Campert niet geïnterviewd wilde worden door Ischa Meijer, suggererend dat de laatste de geïnterviewde te veel wilde laten zeggen, ‘bekennen’ (mijn woorden, rdv). Dat blijkt toch wel een beetje uit deze biografie: er zijn zaken waarover Campert niet veel wil zeggen, over zijn eigen vader, die hij gemist heeft en over zijn eigen vaderschap bijvoorbeeld. Er is ongetwijfeld meer. Of dat heel erg is? Een beetje.

Daar staat tegenover dat Van Hengel een geweldig portret van Campert en zijn leven tot nu toe heeft kunnen schetsen juist omdat ze hem zo persoonlijk heeft kunnen spreken en omdat ze onbekommerd door zijn spullen heeft kunnen gaan, je zou kunnen zeggen: zijn ‘levende’ spullen. Misschien heeft Van Hengel hierdoor een portret kunnen schrijven over Campert zoals hij aan het eind van leven is en zoals hij zich zijn leven herinnert op dit moment. Dat is niet helemaal wat verstaan wordt onder een biografie, denk ik, maar het heeft meerwaarde.

Ik vond persoonlijk de laatste hoofdstukken, die gaan over Campert zoals hij nu is, erg aantrekkelijk. Ouderdom heeft blijkbaar ook zijn bonuspunten, voordelen. Ouderdom maakt dat je het leven kunt beschouwen op een meer onthechte wijze; dan kun je tot nieuwe inzichten komen; dan kunnen de dingen een andere vorm en beleving krijgen dan toen je jong was.
Maar of dit boek over Campert nu een biografie is zoals we dat genre gewoonlijk opvatten - toch een zweem van objectiviteit en niet de hoofdpersoon die zegt: nou, doe dit maar niet -, is wel een beetje de vraag, maar anderzijds heel erg is het niet.

Volgens Campert zelf hoort de biografie tot ‘het nobele genre van de fictie’. En Van Hengel herinnert ons eraan dat hij met deze uitspraak Virginia Woolf aanhaalt. Volgens Woolf is het genre van de biografie in diepste wezen ‘hybride’: ‘...het in kaart brengen van geschiedenis vraagt om feiten, maar om iemands essentie te raken is fictie nodig.’

Van Hengel hoopt dat dit boek ‘een verhaal vertelt. Een encyclopedisch boek waar alles in staat is het niet en een boek dat alleen op feiten gebouwd is wilde ik niet maken.

Het is niet mijn bedoeling dit verhaal van Van Hengel nog eens dunnetjes over te doen. Ik zou zeggen: ga vooral zelf lezen.
Nog een paar dingen wil ik onder de aandacht brengen. Wat doet het met iemand die al vroeg zijn vader verliest en als die vader ook nog eens een nationale oorlogsheld is en wiens leven dan later ook weer in the picture staat? En als je moeder eigenlijk ook heel vaak weg is en je door je oma wordt grootgebracht; en je geen broers en zussen hebt? En dan die eeuwige oorlog, die het leven van zo velen verpest heeft?

Een beetje schokkend vind ik wel het hartstochtelijk en genotzuchtig innemen van alcohol en sigaretten, en dat nog steeds, maar ook bewondering, grote bewondering dat je daar dan ook nog zo oud mee kan worden. Dat zou mij nooit lukken; daar voel ik wel iets van afgunst, haha.

Niet bijzonder interessant was zijn leven met Fritzi ten Harmsen van der Beek, met wie Campert een tijdje getrouwd is geweest. Beiden waren waarschijnlijk totaal ongeschikt voor een geregeld leven. Te veel drank, te veel mensen om hen heen, te veel ruzie. Over Fritzi ten Harmsen van der Beek is er onlangs een dikke biografie verschenen door Maaike Meijer. Die ga ik beslist ook lezen.

Interessant is Camperts vriendschap met Lucebert, van wie ik onlangs een biografie las, van de hand van Wim Hazeu en die ik eigenlijk saai vond en langdradig. Campert nam het Lucebert niet kwalijk dat hij in de oorlog uit vrije wil in Duitsland gewerkt had. Campert komt uit dit boek tevoorschijn als een redelijk aimabel mens, een beetje een loner toch, maar niet altijd inschikkelijk en geneigd tot ruzie in dronken buien.

Ik had me niet zo gerealiseerd dat Campert in wezen niet zo’n vrolijk iemand is; hij komt uit dit boek een stuk somberder - ik denk wel aan zijn Somberman’s - dan ik wist.

Dit boek van Van Hengel leest heerlijk, in tegenstelling tot dat van Hazeu over Lucebert, maar dat kan heel goed een persoonlijke kwestie zijn - ik ben overigens bijzonder dol op Lucebert, daar ligt het niet aan -.
Gelukkig heeft zij veel uit Camperts werk geciteerd, veel uit zijn gedichten, die ik zalig vind, misschien fijner dan zijn proza. Waar het lezen van de biografie van Wolkers me aanzette tot gulzig herlezen van zijn werk, doet deze biografie dat minder. Toch las ik onlangs Het dagboek van een poes, columns van Campert over Poef, de poes van hem en Deborah.

Niet zo lang is deze bespreking geworden maar ik sluit af met de aansporing tot het lezen van deze biografie en met de wens dat Campert nog een zalig leven heeft.
Wellicht dat na zijn dood nog een biografie verschijnt of is dat toch dubbelop?

Van Hengel presenteert een gedicht van Campert dat hij schreef toen hij twintig was; het lijkt erop, schrijft zij, dat Campert nooit zomaar jong is geweest of dat hij misschien wel nooit oud wordt.


Oude dichter

Licht is dichtgeknoopt in een
neteldoek
mijn bril waar is mijn bril ligt
op de schoorsteen
naast de werken verzameld en
prijsgegeven
naast de foto van de vrouw
verlaten

en mijn kinderen ik versta hun
roepen niet meer
en mijn pen mijn vingers de
verveloze schutting van mijn
hart
heb ik de hemel ooit bezeten
de aarde ooit herkend
het laatste wapen droom
geslagen uit mijn hand
sta ik ontredderd in de
sprakeloze duisternis
laat nu de dood maar komen
langs de versleten treden van
mijn verzen’


Over de auteur

Mirjam van Hengel (1967), is schrijfster, redacteur en programmamaker.

Van Hengel studeerde Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Ze werkte vervolgens als literair journalist voor onder andere de KRO en Vrij Nederland en was literair criticus bij Het Financieele Dagblad (1996-2001) en redacteur van Tirade (1998-2007). Als (poëzie)redacteur verbond ze zich aan Uitgeverij Van Oorschot (2001-2007) en Querido (sinds 2008). Van Hengel werd in 2011 poëzieprogrammeur bij De Nieuwe Liefde.

In 2014 verscheen het boek Hoe mooi alles. Leo en Tineke Vroman, een liefde in oorlogstijd (Querido). Met behulp van brieven, dagboeken en gesprekken met het tweetal, reconstrueerde Van Hengel de liefdesgeschiedenis tussen dichter Leo Vroman en antropologe Tineke Sanders. Het boek werd goed ontvangen en door regisseur Léon van der Sanden bewerkt tot een theaterstuk, dat in 2015 in première ging met in de hoofdrollen Kees Hulst en Esther Scheldwacht. Op 4 september 2018 is haar biografie van Remco Campert: Een knipperend ogenblik (De Bezige Bij) verschenen. (Wikipeda)


© Keke Keukelaar





Titel: Een knipperend ogenblik. Portret van Remco Campert
Auteur: Mirjam van Hengel
Uitgever: De Bezige Bij
Verschijningsdatum: november 2018
Druk: 1e druk
Aantal pagina's: 512 pagina's
ISBN13: 9789403122908
Categorieën: Literaire non-fictie; biografieën