donderdag 28 februari 2019

Doeschka Meijsing-Over de liefde

Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij Querido



Over lotsbestemming, liefde en de blik op Hades


Nee, dit is niet alleen een roman over de (lesbische) liefde, het is veel meer dan dat en het is een raak boek. Met trefzekere analyses weet de auteur de ervaringen van hoofdpersonage Philippa, Pip voor intimi, op het gebied van de liefde te verbinden aan menselijke tekortkomingen in het algemeen en die van haar exen in het bijzonder. Hierin spaart ze zichzelf niet, gevoelens van onzekerheid en schaamte maken het verhaal geloofwaardig en hoewel het thema niet vrolijk stemt is de toon niet loodzwaar.

De manier van schrijven is pakkend, zowel de afwisseling van de onderwerpen als de humor maken het verhaal ontzettend goed leesbaar. Dat is tevens een beetje misleidend, want onder de soms luchtige toon liggen de min of meer verborgen aanwijzingen. Het boek ademt de klassieke oudheid en is voor de liefhebber echt een bijzondere leeservaring. Ik las eerder Hoe verliefd is de lezer en De tweede man van Doeschka Meijsing en was ook van deze twee titels zwaar onder de indruk.

Philippa blikt terug op drie mislukte relaties. Als een kloosterlinge woont ze nu alleen in een kaal huis en likt haar diepe, stinkende wonden. Jason- speaking name, één van de argonauten - goede vriend en redder in nood komt op inspectie en leest haar de les. Zelf heeft hij drie minnaressen

‘'Een man moet in de nabijheid van de zee wonen,' had hij gezegd, 'een vaste vrouw is als het binnenland, betrouwbaar maar opgesloten. Als ik geen atheïst was geweest had ik nu op de berg Athos gezeten, Grieks-orthodox uitkijkend over de altijd wisselende zee en vrouwen als duivelinnen beschouwend.' 'Zijn vrouwen dan duivelinnen voor je?' vroeg ik.
 'Natuurlijk zijn ze dat, hun oermoeder is Circe, speels, listig, verrukkelijk. Een man die op huis aan wil moet hen mijden.'’ (2008-16)

Een van de motieven is Grigori Perelman, de man die het bewijs leverde van ‘een hypothese uit 1904 van Poincaré’. De bijbehorende prijs haalde hij niet op, hij verdween ‘in de eeuwig zingende bossen van Rusland.’ Waarom al die roem wanneer je voor die tijd ook al gelukkig was? Philippa ziet in dit bericht een openbaring: een ontdekking met gevolgen, dingen worden in gang gezet wanneer er een taak volbracht is en nu het klaar is rest er niets anders dan de dood. Vertaald naar haar eigen leven vult ze aan: en Liefde, Verraad, Verdriet en Angst, stuk voor stuk reacties die als gangmaker functioneren en leiden naar de ondergang.


Na ‘Cel’ het eerste hoofdstuk volgt hoofdstuk twee ‘Requiem’, inderdaad, het wordt er niet vrolijker op, wel mystieker. Vreemde toevalligheden laten echo’s uit het verleden klinken, vrienden die allang uit beeld zijn komen plots terug en er is een link met vroeger. Een dvd met een documentaire maakt van alles los bij Philippa. Diep begraven herinneringen komen boven en gaan gepaard met heftige schaamte, eigenlijk komt die schaamte pas nu in hevige mate binnen, meer nog dan toen. Dit wordt echt heel mooi beschreven, een herinnering die al zolang ligt opgeslagen kan als een ongeleid projectiel terugkomen bij ontmanteling. Ook dit is een motief want wanneer er een behoorlijk ernstig ongeval plaatsvindt en Philippa zich niets kan herinneren van net voor het ongeval, doet zich dezelfde schokkende ervaring voor bij een prikkel. Ineens gaat de hemel open en stromen de beelden binnen.
In het begin is er ook al een aanwijzing voor het noodlot. Philippa wil in haar kamer een stel vogelkooitjes ophangen met bontgekleurde vogeltjes en spiegeltjes. Dit zou het lot een goede wending geven aldus de moeder van Santiago Nasar, de hoofdpersoon in de roman van Gabriel García Màrquez, 'Kroniek van een aangekondigde dood', helaas mocht dit niet baten.

Op de drie voorbije liefdes wordt niet verbitterd teruggekeken, prachtig is de beschrijving van de bohémien achtige kringen waarin Pip Maret ontmoet

‘Over alles heen de jonge stemmen, die glijden en sussen, overreden en smeken, als twee beekjes in een alpenweide, zilver en goud van de zon, door bloesem omringd. Het was of het vol mijn buik binnen gleed en in mijn borstkas rust vond, de geweldige emotie van muziek, van liefde en verzet, het eeuwenoude nieuwe, het zuivere. Ik zat naast Maret en ik wist dat mijn leven op dat moment van pure liefde gemaakt was, zo ongeschonden en sterk dat het mij als een veertje optilde en mij meenam naar het rijkversierde deksel van de bonbondoos, waar engelen het voor het zeggen hadden, mij opdeelde in de pailletjes van de kroonluchter, mij meevoerde naar het dak van de Munt, de hemel in, op weg naar de sterren in de Melkweg.’ (2008-30)

De verstopte verliefdheid van de 12 jarige Philippa op haar juf komt als een donderslag bij heldere hemel boven en speelt een bijzondere rol in het ongeval, maar zorgt ook voor een prachtig verhaal dat zich afspeelt in een Jappenkamp en waarbij alweer de schaamte een rol speelt en een biecht zorgt voor inzicht, van vooral Philippa. Er lijken autobiografische elementen te zitten in de roman, Meijsing is zelf lesbisch. Wanneer Philippa en haar broers elkaar ontmoeten met kerst verzucht ze dat zij - hun familie - niet gelukkig zijn in de liefde. Als repliek krijgt ze zoals gewoonlijk een retirade te horen over het afwijkende van een gelijkgeslachtelijke liefde, daarbij worden Kant en Schopenhauer geciteerd en wordt ze murw geslagen.

‘Liefde was tussen twee polen, man en vrouw, die zich als een natuurverschijnsel tot elkaar aangetrokken voelden, en Kant had al gezegd dat ethisch gezien seks alleen binnen het huwelijk toegestaan was omdat daarin de partners een contract sloten dat ze vrijelijk van elkaars geslachtsorganen gebruik konden maken. En waarom moest zo'n contract gesloten worden? Omdat er zonder contract sprake kon zijn van disharmonie, van eenzijdig gebruik van de ander, en waarom moest die ander altijd van het andere geslacht zijn? Omdat, en daar kwam Schopenhauer om de hoek kijken, de aantrekkingskracht tussen twee tegengestelde geslachten niets anders was dan de wil tot macht van het nageslacht. De komende generatie roept u, zij wil geboren worden - zo en zo alleen zat de schepping in elkaar.’ (2008-103)


Maar dat zijn allemaal woorden van mannen, drie broers en twee filosofen. Philippa zal haar weg zelf zoeken en vinden en daarin zit de kracht van het boek. Haar enige echte vriend Jason steunt haar door dik en dun en loodst haar als de gids Vergilius langs de afgrond. Ik vind het een ontroerend en prachtig boek. Een mens mag zich kwetsbaar tonen, depressief zijn, zich laten gaan, maar wat is het mooi dat er mensen zijn die je wel begrijpen en niet teleurstellen.

Foto: Leo van der Noort

Wat voelt ze zich ontzettend onnozel, haar laatste liefde is ineens verliefd geworden op een man, stel je voor, iedereen wist het behalve Philippa. Het verraad komt hard aan en zwelgend in depressie, zelfmedelijden en woede probeert ze te verklaringen te vinden en zichzelf te hervinden. De onderwereld is regelmatig in zicht en ook water, de rivier en de veerman zorgen voor een onheilspellende sfeer.

De auteur

Maria Johanna (Doeschka) Meijsing (Eindhoven, 21 oktober 1947 – Amsterdam, 30 januari 2012) was een Nederlands schrijfster en essayiste.

Ze was de oudere zus van schrijver Geerten Meijsing. Toen ze drie was verhuisde het gezin naar Haarlem; daar zat ze op het Lyceum Sancta Maria. Ze studeerde Nederlands en literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1971 tot 1976 gaf Meijsing les aan het St.-Ignatiusgymnasium. Daarna was ze tot 1978 wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. In 1978 werd Meijsing redactrice voor de boekenbijlage van Vrij Nederland en in 1989 literatuurredactrice van Elsevier. (bron)

Titel: Over de liefde
Auteur: Doeschka Meijsing
Uitgever: Querido
ISBN: 9789021436043
Pag.: 237
Genre: fictie
Verschenen: oktober 2009

dinsdag 26 februari 2019

Rob Waumans - De solist

Recensie door Roosje
Uitgeverij Atlas Contact


Muziek overwint alles

'Een helderblauwe hemel, geen zuchtje wind. Het is vandaag vijf jaar en drieëntwintig dagen geleden dat Valentin Grossman vluchtte en dit is de dag waarop hij terugkeert.' (2019: 13)

Je ziet het voor je voor je, de film draait, maar omdat het het begin is, wantrouw je direct de majeure toets. Pianist en jood Valentin keert terug naar zijn Berlijn. Hij weet niet wat hij ziet: de stad ligt helemaal in puin door de vele bombardementen, waarvan hij niet op de hoogte was in zijn onderduik op een boerderij, ver weg van het stadsgewoel. In zijn hoofd en buik fladderen de ondergang van de nazi’s en de hoop op weerzien van zijn geliefde vrouw Elise. Zij zijn op een gegeven moment het contact verloren. Hun correspondentie moest noodgedwongen stoppen toen het allemaal te gevaarlijk werd.

De Russen hebben de stad ingenomen. Zij hebben onnoemelijk geleden in die oorlog, die afschuwelijke Tweede Wereldoorlog, ze zijn uit op wraak en verlichting van hun leed. Zij doen wat alle soldaten in de geschiedenis deden als zij een vijandelijke stad hadden ingenomen. Wij horen immers in echo der eeuwen nog steeds de Trojaanse vrouwen jammeren. Plunderingen, standrechtelijke executies, martelpraktijken, en vooral heel veel verkrachtingen. Vrouwen zijn nog altijd de klos van dit mannelijk vertoon en onvermogen tot mededogen.

In deze diepe ellende gaat Valentin op zoek naar zijn huis, naar zijn vrouw. Hij wordt teleurgesteld, zijn huis is leeggeroofd, zijn vrouw verdwenen. Wel leven zijn pianodocent en diens vrouw nog. Zij vertellen dat Elise bij een van de laatste bombardementen in shock is geraakt en weggelopen. Zij hebben gezocht en haar niet gevonden; zij denken dat zij dood is. Valentin kan dit niet geloven en blijft haar alsmaar overal zoeken. Zijn grote liefde, zijn muze, zijn reden van zijn bestaan. Hij zoekt haar overal, komt in conflict met de dronken Russen, want dronken lijken zij altijd. Hij keert terug en na een doorwaakte en wanhopige nacht hoort hij Elise fluisteren dat hij zijn orkest, het Berliner Philharmoniker, waar hij zo gelukkig was en dat hij moest verlaten omdat hij joods is, bijeen moet roepen en dat er muziek gemaakt moet worden. Alle Menschen werden Brüder (zeg ik, rdv, Beethoven na). Zijn pianodocent Leo, bij wie hij weer thuis komt, was voorheen dirigent van dat orkest. Altijd verdrijft Valentin zijn verdriet en wanhoop met muziek. Dan beseft hij dat hij, als ware hij Orfeus, haar terug kan krijgen met muziek. Muziek kan de onderwereld openbreken, denk ik voor hem.
Dat wordt dan de zin van zijn leven: de oude musici terug zien te vinden, muziekinstrumenten en een zaal om op te treden. En vooral de Russen zien te misleiden en hun toestemming zien te verkrijgen. Gelukkig kan Leo, Rus van geboorte maar anticommunist, hen vaak om zijn vinger winden. Overigens is Valentin ook van Russische afkomst.

Door een rijk geschakeerde lappendeken aan flashbacks komen we op de hoogte van Valentins familie, van zijn ouders en broer, die het leven gelaten hebben, van Valentin zelf en van Elise, en van een aantal andere mensen. En dat alles gewoon opgeschreven in de tegenwoordige tijd (o.t.t.), ook de gebeurtenissen uit het verleden. De retorica heeft daar een mooie naam voor: praesens historicum: het verleden wordt verteld alsof het nu, ter plekke gebeurt en zo verhevigen de gebeurtenissen uit het verleden het verhaal. Ik moet zeggen: ik hou daar erg van.

Soit, alle ingrediënten voor een indringend en cathartisch verhaal liggen voor het oprapen. De Tweede Wereldoorlog ligt ons nog steeds (te) vers in het geheugen, het onnoemelijke leed verdient het nog altijd steeds weer opnieuw verteld te worden. Daarom zal dit boek ook een grote schare liefhebbers vinden. De auteur, Rob Waumans, heeft ter plekke veel archiefonderzoek gedaan en dit verhaal berust dan ook op ware feiten. Achterin verantwoordt hij bovendien zijn keuzes wanneer hij afwijkt van de werkelijke feiten en waarom hij dat doet. Zijn onderzoek en de liefde voor zijn personages verdienen groot respect.

Het is heel vervelend om te zeggen, maar mijn boek is het desondanks niet. Ondanks de sympathie die ik voel voor Valentin en zijn zoektocht naar zijn geliefde, en voor de helende kracht van de muziek, wordt het verhaal te zeer in clichés verteld, komen de personages niet tot leven en ontwikkelen zij zich niet, hoor ik de muziek tussen de regels door niet. De enorme hoeveelheid flashbacks worden op verschillende wijzen steeds overduidelijk ten tonele gevoerd. Dat hoeft helemaal niet, zelfs niet als verleden en heden beide in de tegenwoordige tijd (o.t.t.) staan. Als het gaat om pogroms in het negentiende eeuwse Rusland, dan weet de lezer dat het een flashback is. Als de geliefde naast Valentin op de bank zit, als zij hem in het oor fluistert, als hij haar ruikt en voelt, dan weten wij dat zij niet werkelijk in het hier en nu is. Jammer, ik hoef als lezer niet altijd zo stevig bij de hand genomen te worden.

Wel schrijft Waumans prachtige zinnen, kijk maar hoe hij zijn verhaal over Valentin begint.

Auteur


Rob Waumans (Alkmaar, 2 mei 1977) is een Nederlandse schrijver.
In februari 2011 verscheen zijn debuutroman 'Als je de stad binnenrijdt', over parkeerwachter Gert Verhulst. Daarnaast publiceerde hij korte verhalen in onder andere de verhalenbundel 'Het Beste van Nightwriters', 'De Brakke Hond' en 'De Revisor'. Zijn tweede roman 'De nacht van Lolita' verscheen in oktober 2013 bij uitgeverij Atlas Contact. Rob Waumans maakt en presenteert samen met Ivo Victoria de rondreizende literaire voorstelling 'Waumans' en Victoria's Groot Internationaal Literair Variété Spektakel'.

Publicaties
2008, Lieve Floortje, kort verhaal in verhalenbundel Het Beste van Nightwriters, Podium
2010, Trimmen, kort verhaal in literair tijdschrift, De Brakke Hond
2011, De Zwarte Gevel, kortverhaal in verhalenbundel Inpakken & Wegwezen, Contact
2011, Als je de stad binnenrijdt, roman, Contact
2013, Dooi, kort verhaal in literair tijdschrift De Revisor
2013, De nacht van Lolita, roman, Atlas Contact

Titel: De solist
Auteur: Rob Waumans
Pagina's: 224
ISBN: 9789025452650
Uitgeverij Atlas Contact
Verschenen: januari 2019

zondag 24 februari 2019

Günter Grass-In krabbengang

Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij Meulenhoff





Naar eer en geweten


Feit en fictie komen samen in deze bijna journalistiek aandoende roman. Een bijna vergeten scheepsramp in de Oostzee, waarin duizenden mensen in een ijskoude nacht in januari 1945 de verdrinkingsdood vonden, is geen fictie. De geschiedenis die hieraan voorafging en de vernedering die voelbaar aanwezig is in het naoorlogse Duitsland zijn volgens Grass te lang onbesproken geweest en in 2002 verschijnt ‘In krabbengang’. De verklaring voor deze titel ‘In krabbengang’- in het Duits is het ‘Im Krebsgang’ – is volgens de auteur dat het verhaal niet chronologisch verteld wordt maar ‘ongeveer zoals krabben doen, die zijwaarts stappend doen alsof ze achteruitlopen maar tamelijk snel vooruitkomen.’ Maar tevens staat ‘Krebs en ook het vertaalde titelwoord krab, voor kanker. De voortwoekerende kanker van de nazipropaganda.’*


Het is een heel politiek boek. Het vergane schip kreeg de naam van een martelaar, ‘Wilhelm Gustloff’, leider van de Duitse Nazipartij. Hij werd in Davos in 1936 door de joodse student David Frankfurter uit Kroatië vermoord met 4 revolverschoten. Hij verklaart: ‘Ik heb geschoten omdat ik een jood ben.’ 

Hoofdpersonage is Paul Pokriefke, zoon van Tulla Pokriefke en vader van Konrad. Tulla ging hoogzwanger aan boord van het vrachtschip dat zal vergaan. De vader is onbekend. Of Paul wordt geboren op het vrachtschip of op een torpedoboot is niet helemaal zeker, maar dat maakt voor het verhaal niet uit.

Paul en zijn moeder gaan wonen in Schwerin (DDR), net voor de bouw van de muur trekt hij in bij zijn tante in West-Berlijn. Hij wordt - niet zo’n heel goede - journalist, trouwt, krijgt een zoon en scheidt. Later komt hij op internet bijzonderheden tegen over het schip dat zo’n belangrijke rol speelde in het leven van zijn moeder en van hem. Zoon Konrad blijkt websitebeheerder te zijn van een site die nazipropaganda verheerlijkt. Vader en zoon hebben weinig contact met elkaar na de scheiding en de schok is groot wanneer vader ontdekt waar zijn zoon zich mee bezighoudt. Natuurlijk legt hij contact en krijgt inzicht in de denkwereld van Konrad. Bizar is het gegeven dat Tulla min of meer verlangt dat haar eigen zoon een boek schrijft over het schip en dat nu haar kleinzoon die taak overneemt, geholpen door zijn oma, zij verschaft hem een computer.

Oma en kleinzoon Pokriefke lijken op elkaar. Tulla is en blijft aanhanger van Stalin, ook na zijn dood in 1953. Aangemoedigd door oma vervolgt Konrad zijn werk op de website. Een verrassende ontknoping vindt plaats wanneer hij een ontmoeting organiseert met iemand die hij heeft leren kennen op de site. Dit loopt uit op een tragedie en de woorden die gesproken worden lijken op die van David. Het bizarre zit hem in de ontknoping, die mag de lezer zelf ontdekken. Maar goed, Konrad moet het gevang in en uiteindelijk is het erg deprimerend om te lezen dat het kwaad blijvend is, het houdt niet op.

Het thema van dit boek is nog steeds actueel. Deze roman las ik vooral met interesse, het genoegen zat in het beeldend proza. Het boek is niet te lezen zonder na te denken hoe het is om in Duitsland op te groeien en zonder te moeten worstelen met je identiteit. Grass vraagt dat zichzelf ook af in het boek, zoals meer kunstenaars heeft ook hij het antwoord niet waarom hij gezwegen heeft:

‘Eigenlijk, zegt hij, zou het de taak van zijn generatie zijn geweest om uitdrukking te geven aan de ellende van de Oost-Pruisische vluchtelingen: de winterse colonnes naar het Westen, de dood in sneeuwverstuivingen, het creperen langs de kant van de weg en in wakken zodra het dichtgevroren Frisches Haff na bombardementen en onder de last van de paardenwagens begon te breken en desondanks vanuit Heiligenbeil steeds meer mensen uit vrees voor Russische wraak over eindeloze sneeuwvlakten ...Vlucht… De witte dood...Nooit, zegt hij, had men, alleen omdat de eigen schuld allesoverheersend was geweest en beklemmende spijt al die jaren voorrang hadden gehad, over zoveel leed mogen zwijgen en het vermeden thema aan de rechtervleugel mogen overlaten. Deze nalatigheid was volgens hem ongehoord.’ (2002-95)


'Het schip werd eerst gebruikt als cruiseschip voor de organisatie Kraft durch Freude. In 1939 voerde de Wilhelm Gustloff het Condorlegioen terug van Vigo in Spanje naar Hamburg in Duitsland. In 1939 en 1940 werd het vaartuig ingezet als hospitaalschip. Daarna diende het gedurende het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog als onderkomen voor U-boot bemanningen in de haven van Gotenhafen. Onder dreiging van het oprukkende Rode Leger kreeg de Wilhelm Gustloff de taak om vluchtelingen en gewonde Duitse soldaten uit Oost-Pruisen te evacueren naar de Duitse havenstad Kiel. Het schip werd voor die opdracht uitgerust met luchtafweergeschut en het rode kruis op de schouw werd verwijderd. Vluchtelingen waren amper te stuiten en de opnamecapaciteit werd ver overschreden. 10.300 opvarenden moesten toegelaten worden, waaronder 1500, deels gewonde, militairen. Op 30 januari 1945 vertrok het schip vanuit de haven van Gotenhafen, het oorspronkelijke Gdynia dat in 1919 bij de nieuwe republiek Polen was gevoegd en in 1939 weer door Duitsland werd geannexeerd. Militair commandant Wilhelm Zahn wilde de kans op een aanval door een Sovjet-onderzeeër verkleinen en adviseerde kapitein Friedrich Petersen om dicht bij de kust te blijven, in ondiep water, en geen navigatieverlichting te voeren. Petersen zette echter koers naar diep water, en liet de navigatieverlichting inschakelen toen bleek dat een Duits konvooi van mijnenvegers onderweg was. Diezelfde avond werd de Wilhelm Gustloff ontdekt door de sovjetonderzeeboot S-13, die het schip op 30 kilometer voor de Oostzeekust tussen Großendorf (na 1945 Władysławowo) en Leba (na 1945 Łeba) met drie torpedo's trof. De Wilhelm Gustloff zonk in minder dan een uur.' (bron)



De auteur

Günter Grass (Dantzig, 1927 ‒ Lübeck, 2015) is dichter, schrijver van romans, novellen en toneelstukken. Beroemd werd hij met zijn ‘Danziger trilogie’: De blikken trommel, Kat en muis en Hondenjaren. Zijn laatste roman, De woorden van Grimm, verscheen in het voorjaar van 2015. In 1999 ontving hij de Nobelprijs voor de Literatuur.



Titel: In krabbengang
Titel oorspronkelijk: Im Krebsgang
Auteur: Günter Grass
Uitgever: Meulenhoff
Vertaling: Jan Gielkens
ISBN: 9789029071673
Pag.: 208
Genre: fictie
Verschenen: 2002

vrijdag 22 februari 2019

Theodor Fontane - Effi Briest

Bespreking door Roosje 
Uitgeverij Prometheus 


Scènes uit een huwelijk


*Spoiler alert*

Het verhaal vat ik eerst samen. Zelf had ik het verhaal al op wikipedia gelezen zodat ik me helemaal kon richten op de structuur van Effi Briest.

Effi’s hand wordt gevraagd door Geert, baron von Instetten, een vroegere minnaar van haar moeder. Effi is 17 jaar en nog bijna een kind, een bakvis in ieder geval, Geert is even oud als haar mama, 38 jaar. Let even op deze, in mijn ogen behoorlijke, ‘perversiteit’ - o tempora o mores -. Effi is met haar vriendinnen en weet van niets. Effi’s papa is op zijn beurt 20 jaar ouder dan haar mama. Mama en Geert konden toentertijd niet trouwen omdat hij nog geen goede positie had en geen gezin zou kunnen onderhouden. Is er nog een spoortje van liefde tussen mama en Geert? In ieder geval niet zodanig dat het de loop van het verhaal beïnvloedt behalve dat mama hem vaak gelijk geeft en makkelijk haar dochter veroordeelt, in tegenstelling tot papa. 

Effi wil ook wel goed sier maken bij haar vriendinnen en romantische ziel als ze is, stemt ze in. Is hij de ware?, vragen haar vriendinnen. Effi antwoordt: Iedereen is de ware, hij moet van adel zijn, een goede positie hebben en er goed uitzien. Meent ze dit of spreekt zij zichzelf hiermee moed in?
Hoe dan ook, ze trouwen, brengen hun wittebroodsweken door in het kunstschatten-rijke Italië en Effi verhuist naar een oude huis net buiten Kessin, meer naar het noord-oosten, een plaats die te ver van haar ouderlijk huis ligt om haar ouders regelmatig te zien. Bovendien moet ze natuurlijk huisvrouw en echtgenoot spelen. Het huis is een beetje eng, het staat als spookhuis bekend met de opgezette haai en krokodil aan touwtjes en misschien een spokende Chinees op de bovenetage - de Pruisische variant van ‘the mad woman in the attick’.* Haar trouwe metgezellen zijn de hond, de grote Newfoundlander Rollo - de naam van een snoepje, maar wellicht niet in het 19e-eeuwse Pruisen -, en de meiden Johanna en Roswitha.

Ze ontmoet majoor Crampas, een lady killer met een depressieve vrouw; de enige vrouw die Crampas kon binden maar dat moest ze bekopen met een ongelukkig leven. Effi is zwanger, krijgt een meisje, dat Annie genoemd wordt. Tijdens een barre sledetocht raken Effi en Crampas ‘romantically involved’ of toch niet? Behalve de kus vertelt Fontane ons niets. Dan wil Effi ineens verhuizen uit Kessin naar Berlijn, waar haar mama aan het kuren is. Niet alleen om de spokende Chinees op de bovenverdieping, zo zal blijken; noodlottigerwijze heeft Johanna het plaatje van de Chinees, dat op een aftandse stoel geplakt zat, meegenomen uit het Kessinse huis, als souvenir. Effi lijkt last te hebben van ‘ennui’, spleen, zeggen de Engelsen: een melancholiek soort van verveling of levensmoeheid. Overigens gebruikt Fontane beide termen niet.

Effi zoekt in Berlijn afleiding en plezier. En dan is daar ineens het omslagpunt in de roman en Fontane laat ons heel subtiel weten dat er tussen Effi en Crampas meer geweest is dan een enkele kus in de slee. Hij werkt daar al heel voorzichtig naartoe en wie goed leest en weet hoe het verhaal loopt, kan het opmerken. Ik lees tegenwoordig langzaam en met een vergrootglas in de hand, een symbolisch vergrootglas. Fontane heeft ons een beetje in slaap gesust met alle pleziertjes in Berlijn en met de vakantie van Effi en Geert naar Denemarken, waar Effi zich zelf een beetje verlieft in een struise knappe Deense meid: de Denen zijn Germaanser en eigenlijk Duitser dan de Duitsers, zegt ze met grote vochtige ogen (nee, dat van die ogen, dat verzin ik erbij; maar de - enigszins wrange - humor van Fontanes opmerking over Duitsers en Denen is duidelijk). Ze gaan nog thuis even langs om Annie en Roswitha op te halen in Hohen-Cremmen

Na een jaar of zes van een kabbelend huwelijk, nee, dat niet, van ups en downs, krijgt Effi weer last van angsten - we weten waarom! de Chinees was maar kinderspel - en gaat kuren in onder andere het kuuroord Emst, waar mensen zich meer vermaken met elkaar dan met wisselbaden en gezond eten. Door een simpele toevalligheid ontdekt Geert een stapeltje liefdesbrieven van Crampas aan Effi. Als man van eer en slachtoffer van zijn sociale harnas kan hij niet anders dan de ex-minnaar van zijn vrouw uitnodigen voor een duel - het is schitterend zoals Von Instetten zichzelf in de strak sociaal gedefinieerde nesten werkt -. Crampas weigert niet, hij lijkt zijn lot aanvaard te hebben en sterft.

Effi wordt verbannen naar een verdiepinkje in Berlijn met alleen Roswitha die haar verzorgt. Haar ouders willen haar ook niet ontvangen. Haar nare hoest komt terug. Na een paar jaar probeert Effi nog contact te krijgen met haar dochter. Haar bezoekje wordt een fiasco, het kind is totaal een kind van haar vader: vormelijk en niet innemend. Effi geeft de moed op. Haar laatste maanden mag zij thuis in Hohen-Cremmen doorbrengen waar de ennui en de tbc haar vellen. Rollo verhuist op het laatst naar Effi om haar te troosten.

Een gevoel van bevrijding kwam over haar. ‘Rust, rust’’ (1977: 328). Op de plaats van de zonnewijzer ligt nu een marmeren plaat ter nagedachtenis aan Effi Briest; ze had erop gestaan haar oude naam terug te krijgen. De hond Rollo legt er zijn kop op. 


Eerlijk is eerlijk, dit einde vind ik wel een beetje te veel slagroomsoes. Enerzijds is het voor een lezer heel prettig als de hoofdpersoon zielenrust vindt, een katharsis ondergaat, maar dit is iets te veel van het goede en ook die schat van een hond met de naam van een snoepje vind ik te zoet.

Het verhaal heeft een vrijwel cyclische vorm: het eindigt ongeveer waar het begint, bij de zonnewijzer, die aan het einde vervangen is door een marmeren gedenkplaat, tussen de heliotropen, de zonnebloemen in de tuin van Hohen-Cremmen. Het verhaal eindigt op een ‘hoger’ niveau dan het begon: Effi is dood maar heeft in tegenstelling tot Von Instetten wel gemoedsrust gevonden. Hij is de dader maar is zelf slachtoffer geworden, Effi was ook een soort dader maar vond ondanks haar voortijdige dood, de mooiste schat in een mensenleven: peace of mind.

Deze roman van Fontane, die aanvankelijk als een feuilleton verscheen in Deutsche Rundschau, is bijzonder door zijn wijze van vertellen: het wemelt van de vooruit- en terugverwijzingen. Ook de terugverwijzingen zijn bijzonder. Fontane vertelt ons eigenlijk niet wat er nu gebeurd is: hij besteedt geen zinnen aan de bruiloft, noch aan de geboorte en al helemaal niet aan de feitelijke verhouding tussen Effi en Crampas. Hij wijst zeer subtiel en terloops vooruit en terug. Het boek bestaat voornamelijk uit dialoog en monologue intérieur. Mensen vertellen elkaar van alles over wat er gebeurd is, over hun angsten en dromen, en overdenken het een en ander bij zichzelf. Het begin van deze roman is heel sterk. Als je zoals ik weet hoe het verhaal gaat, zie je in het eerste deel, voor Effi’s huwelijk, hoe Fontane bijna in iedere zin vooruitwijst naar de ontrouw, Effi’s onvervulde verlangen en vooral de vroegtijdige dood van deze tragische heldin. 

Thomas Mann was een van de bewonderaars van Fontane** en je ziet dat Mann veel van hem geleerd heeft inzake de vooruitwijzingen in bijvoorbeeld De dood in Venetië: deze novelle verwijst constant naar de dood. Waar Mann veel literaire energie stopt in het opulente gebruik van motieven, doet Fontane dat wel iets minder. Hij doet het wel: denk bijvoorbeeld aan de bontmantel en het Japanse kamerscherm en een lamp met rood schijnsel dat Effi’s verlangen naar romantiek en erotiek verbeeldt. Of het gebruik van de gothic elementen: de Chinees, die misschien spookt op de zolder van het huis in Kessin: talloze malen komt dit verhaal terug. Hij symboliseert Effi’s angsten en onvermogen. De Chinees krijgt hulp van andere gothic elementen als witte vrouwen, zeemeerminnen en ander ‘Seegespenst’, die mensen zouden betoveren en in het ongeluk storten. De schommel en de zonnewijzer, die staan voor Effi’s heerlijke jeugd en haar tragische volwassen worden. 

In de roman komt het moderne leven en de geopolitieke situatie van die tijd, eind 19e eeuw, Duitsland is nog niet lang één natie met een keizer, uitgebreid aan de orde. Dat contrasteert met de naturalistische inhoud van Effi Briest. Het werken met contrast - en overeenkomsten - is een gewild vormprincipe van de moderne roman; ik noem maar een Philip Roth en een Nicole Krauss; vul maar aan.... Een realistische vrouwenroman, zoals Madame Bovary is Effi Briest niet. Ik zei hierboven al dat er maar heel weinig verteld wordt over belangrijke gebeurtenissen in Effi’s leven: niet over haar huwelijksdag, niet over de geboorte van haar dochter, niet over het overspel: de drie zaken, die voor vrouwen in het algemeen en voor Effi in het bijzonder, van bijzonder belang zijn. Effi wordt gevormd door haar opvoeding, die redelijk vrij is; ze speelt met vriendinnen, ze draagt makkelijke - reform- - kleding. Haar ouders zijn bijzonder op haar gesteld. Haar thuissituatie is warm en vriendelijk. Maar dan slaat het volwassen leven toe als een bliksemschicht aan een heldere hemel. Het huwelijk, het huwelijk met een vormelijke man, die gesteld is op zijn maatschappelijke carrière en die ook veel ouder is dan zij. En bovendien de oude minnaar van haar moeder: hoe pervers is dat? En hij meent dat hij zijn jonge vrouw moet opvoeden, zoals Crampas haar zegt, met straffe middelen: de opgezette haai en krokodil***, de spokende Chinees. Hij lijkt te suggereren: Kom op, Effi, verman je, je bent geen kind meer. Sprookjes bestaan niet en spookverhalen evenmin.

Dieren zijn eveneens motieven in dit verhaal: hond, paard, krokodil, haai, vogels, papegaai.

Het overspel wordt vooral met terugverwijzingen aan de lezer kenbaar gemaakt. Ik dacht bij het schrijven van de afscheidsbrief van Effi - zonder Crampas’ naam te noemen! - als zij naar Berlijn vertrekt: Hé, wat is dat? Heeft zij toch een verhouding met hem gehad? Heeft Fontane me na de kus in de slee en de Schloon lekker in slaap zitten sussen met zijn mooie praatje en het zogenaamde fijne leven van Effi? Well done, Fontane!

De trein komt een aantal malen voor; Effi is gebiologeerd door dit voertuig en zijn razende energie en kracht. Ik vat dit toch wel op als een verwijzing naar Anna Karenina van Tolstoj. Een vooruitwijzing naar de trieste afloop van ook deze tragische heldin (Anna K. werd inderdaad eerder gepubliceerd, rdv). De trein en het ‘ongeluk’ met de trein spelen in Tolstoj ook een vooruitwijzende rol.

Ik moet natuurlijk ook even een tragische heldin van eigen bodem noemen: Eline Vere (en misschien ook Hedwig uit Van de koele meren des doods van Frederik van Eden, maar deze toch maar heel erg terzijde, en waar het het mislukte huwelijk betreft natuurlijk ook Een liefde van Lodewijk va Deyssel). De roman van Couperus blinkt uit in eigentijdse en naturalistische psychologie, en Eline lijkt op de een of andere wijze toch een meer zelfstandige vrouw dan Effi. Eline pleegt geen overspel zoals Emma B, Anna K en Effi B, ze trouwt gewoon helemaal niet. Ze wordt daar niet gelukkig van, dat dan weer niet.

Ik kan met niet aan de indruk onttrekken dat de mannelijk auteurs van deze romans veel sympathie voelden voor hun tragische heldinnen, misschien Flaubert, die een min of meer realistische roman schreef, het minste. Vrouwelijk personages zijn vanuit naturalistisch perspectief **** een uitstekend ‘lijdend voorwerp’ om aan die naturalistische kenmerken vorm te geven; - ik ga niet uitgebreid in op de kenmerken van het naturalisme en de verschillen met de romantiek en het realisme -. Het plegen van overspel en het plegen van zelfmoord waren natuurlijk de methoden van verzet bij uitstek tegen de benauwde en benarde positie van vrouwen in maatschappelijk en persoonlijk opzicht. Effi leest onder andere de naturalistische roman Nana van Zola.


Nana ( Eduard Monet)

Fontanes humor en zijn wijze van suggestie lijken zeer Engels: tongue in cheek en zeer subtiel. Ik noem bijvoorbeeld het verhaal van de Chinees en de kleindochter of nicht: je vermoedt als aandachtige lezer direct dat er sprake is van een geheime verhouding, zoals Effi die gaat krijgen met Crampas, en Fontane vertelt het verhaal van de Chinees talloze malen en telkens wat anders, zodat de geheime verhouding steeds meer onthuld wordt, maar nooit helemaal. Natuurlijk is het verhaal ook als afschrikking bedoeld, maar afschrikking werkt vaak niet.

Ergens las ik, ik denk achterin mijn boek dat Fontane zich als auteur op de achtergrond houdt in het verhaal; dat is voor het grootste deel inderdaad zo. Maar op een paar plekken laat hij ook weer subtiel merken waar hij staat, probeert hij zelfs de lezer te bewerken bepaalde personages onsympathiek te gaan vinden. Het verholen anti-semitisme namelijk van Von Instetten en van papa: misschien trouwt Annie wel een bankier, eentje die christelijk is. De papa van Effi is een van de meest complexe figuren in de roman. Hij staat minder op status en vormelijkheid dan Instetten en zijn vrouw, en neemt het vaak voor zijn dochter op, maar een standvastige man is hij niet, en hij maakt zich ook nog schuldig aan anti-semitisme. Effi is overigens ook niet een toonbeeld van de doortastende vrouw noch van een goede echtgenote en moeder; ze manipuleert mensen met haar zwakheid en ingebeelde ziekte; haar huisarts heeft dat direct door en vermoedt heel modern dat zij meer ‘psychische’ klachten (rdv: mijn woorden) heeft; hij laat haar kuren: verandering van plaats en lucht. Maar ja, wat vermocht een vrouw, wat waren haar wapens in haar ongelijke strijd?

Erotiek speelt een subtiele rol. Fontane suggereert dat Effi pas na de geboorte van haar kind een echte vrouw is geworden, al spelen erotische gevoelens voor haar huwelijk zeker een rol, een vage: denk aan de bontjas, het Japanse kamerscherm, de rode lamp. Pas na de bevalling gaat Crampas zich voor haar interesseren, dan pas is haar sensualiteit werkelijk ontwaakt. Als je tussen de regels door leest lijkt Fontane te suggereren dat Geert en Effi geen seks meer hebben. Helemaal zeker ben ik er niet van maar ze raakt ook niet opnieuw zwanger. Grappig detail is dat Effi zich in de laatste vakantie van Geert een beetje verlieft in een struise blonde Deense meid, die volgens haar Germaanser, Duitser is dan de Duitsers zelf (beetje wrange humor: is dit ook een beetje verholen maatschappijkritiek van Fontane? Het is niet onwaarschijnlijk).

Concluderend kan ik zeggen dat ik vooral erg onder de indruk ben van Fontanes opmerkelijke structuur van vooruit- en terugwijzingen. Dat hij via die kanalen zijn verhaal heeft verteld, en dan ook voornamelijk door middel van dialogen en interne monologen. Humor en kritiek op de moderne Duitse samenleving zijn subtiel bijna terloops. Een intrigerende roman, die zijn plaats verdient tussen Emma B, Anna K en Eline V: mannelijke auteurs met een groot hart voor vrouwen!


* Fontane was goed bekend met Engeland- hij heeft er gewoond - en de Engelse literatuur; hij bewonderde Thackarey. Je merkt in deze roman dat het gothic element een grote rol speelt en dat Fontanes humor lijkt op de Engelse: tongue in cheek en heel subtiel, misschien zelfs wel een soort van terloopse humor.

** De secondant van Crampas in het duel met Von Instetten heet Buddenbrook!! Ik zou haast denken dan Thomas Mann die naam aan Effi Briest ontleend heeft, tenzij misschien de naam Buddenbrook tamelijk algemeen is in noord-oost Duitsland. Ik heb er Margreet den Buurman, Mann-kenner, naar gevraagd maar heb nog geen antwoord.

*** Dieren spelen een bijzondere rol in dit boek: op de eerste plaats Rollo de hond met de snoepjesnaam, de trouwe metgezel; in tegenstelling tot de griezelige opgezette haai en de krokodil en de zwarte kip die Frau Kruse op schoot houdt als troost; verder zijn er veel paarden, waarop gereden wordt en die rijtuigen en sledes trekken. In Berlijn woont Effi in de buurt van de dierentuin; zij verlangt naar het horen van de vinkenslag,die haar misschien aan Hohen-Cremmen doet herinneren, en papegaaien, een exotische vogel.

**** Wikipedia:
Naturalisme verwijst in de literatuurwetenschap naar een stroming die permanent aanwezig was in de periode 1850-1900 en vooral tot uiting kwam in het proza en het drama. Deze stroming was een uitvloeisel (of volgens sommigen: onderdeel) van het literaire realisme en wordt gezien als een rechtstreekse tegenreactie op de romantische literatuur.
De Franse schrijver Émile Zola (1840-1902) was de eerste die de term "naturalisme" in een literaire context bezigde. Hij schreef een aantal essays waarin hij zijn opvattingen over het naturalisme uiteenzette: Le roman expérimental (1880), Les romanciers naturalistes (1881), Le naturaliste au théatre (1881)

In een opstel over Gustave Flaubert vatte Zola de kenmerken van de naturalistische roman (waarvan hij Madame Bovary als het prototype zag) in drie hoofdpunten samen:

Een getrouwe weergave van het leven, met geordende scènes en zonder romantische elementen of een te gekunstelde plot.

De protagonist(en) mag/mogen geen bovenmenselijke proporties bezitten, maar is gelijk aan de alledaagse mens. De schrijver zelf probeert volledig te verdwijnen achter de door hem vertelde gebeurtenissen.

Samenvatting van Anbeek

Ton Anbeek onderscheidt in zijn analyse uit 1982 van de (Nederlandse) naturalistische literatuur de volgende hoofdkenmerken :

  • een nerveus en overgevoelig personage als middelpunt van het verhaal
  • ontnuchtering na hooggespannen verwachtingen
  • determinisme
  • haat tegen de burgerij (vooral herkenbaar in het werk van Frederik van Eeden en Heijermans; hiervan lijkt evenwel geen enkele sprake te zijn in het vroege werk van   Couperus, dat bij uitstek als naturalistisch wordt gezien.)
  • seksualiteit
  • écriture artiste
  • een personele verteller (i.p.v. een auctoriële)
rdv: Fontane besteedt nogal wat tijd aan de romantische dichter Heine, door Crampas aan Effi: Heine en romantiek duiden op gevaar, en ook zekere ‘gothic’ elementen. Zo palmt Crampas Effi in.


Over de auteur

Theodor Fontane (Neuruppin, 30 december 1819 – Berlijn, 20 september 1898) was een Duits schrijver van balladen, romans en recensies, op de overgang van het realisme naar het naturalisme.

Fontanes ouders waren hugenoten, wier voorouders van beide kanten vanuit Zuid-Frankrijk waren overgekomen naar Berlijn. In Neuruppin werd door vader Louis Henri Fontane een apotheek geopend. Daar en eveneens in Swinemünde, bracht Fontane zijn jeugd door. Hij beëindigde de school vroegtijdig om in Leipzig en later Berlijn als apothekersleerling te werken. In Berlijn kwam hij in 1842 met Georg Herwegh in contact; zijn eerste gedichten waren geïnspireerd door de Vormärz. Zijn eerste successen kwamen echter als lid van het collectief Tunnel über der Spree: de Preußenlieder waren ballades over verdienstelijke figuren. In 1850 huwde hij en maakte een aantal reizen naar Engeland. Zijn vroege gedichten waren in de stijl van Moritz von Strachwitz en Fontane was in die tijd een enthousiast radicaal-democraat, die achter de liberale revolutie in 1848 stond. Hij verhuisde in 1855 voor vier jaar naar Engeland, waar hij als vrije journalist werkte en over onder meer de Krimoorlog berichtte.

Na zijn terugkeer wierf de Pruisische staat hem als journalist; hij werd in 1860 redacteur bij de Kreuzzeitung, een conservatieve krant. Hij werd populair met een reeks verhalen over de streek, die in episoden gepubliceerd werden: de Wanderungen durch die Mark Brandenburg, waarbij hij historische anekdotes over de regio in groot detail beschreef. De Wanderungen bleven van 1862 tot 1882 bestaan. Toen lag Pruisen tijdens een korte tijdsspanne driemaal in oorlog: in 1864 met Denemarken, in 1866 met Oostenrijk en in 1870-'71 met Frankrijk. Tijdens deze drie oorlogen was Fontane oorlogscorrespondent; in 1871 was hij in de buurt van Domrémy, de geboorteplaats van Jeanne d'Arc en besloot het te bezoeken, ofschoon het achter de Franse frontlinie lag. De Fransen verdachten hem hierom van oorlogsspionage en hij werd krijgsgevangen en ter dood veroordeeld. In extremis werd hij gered door tussenkomst van Bismarck.

Hij werd in 1870 redacteur van de liberale Vossische Zeitung en vulde de daaropvolgende twee decennia drie banden met theaterrecensies. In Engeland was hij in contact gekomen met het werk van William Makepeace Thackeray, waarvoor hij een buitengewone bewondering had. Hij realiseerde zich dat Pruisen in feite nog geen boekcultuur van grote maatschappelijke romans bezat en begon ze dus zelf te schrijven. In totaal schreef hij op late leeftijd nog 16 romans; enerzijds misdaadverhalen, anderzijds burgerlijke familiegeschiedenissen waarvoor hij naar stof uit de Wanderungen teruggreep. Zijn romans luidden het naturalisme in; in zijn theaterrecensies gaf hij zijn goedkeuring aan de nieuwe generatie dramatici, zoals Gerhart Hauptmann en raakte daarbij relatief geïsoleerd onder zijn eigen generatie. Ook schreef hij nog late gedichten. Door Engelse ballades te vertalen, verrijkte hij zijn eigen idioom. 'Die Brück' am Tay' (over de ramp met de Tay Bridge) en 'Archibald Douglas' zijn beroemde gedichten, alsmede 'Der Herr von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland', dat later in de DDR verboden werd, wegens zijn vermeend paternalistische karakter.

Fontane worstelde met zijn eigen geweten ten aanzien van enerzijds de democratische hervormingen die hij op vroegere reizen in Engeland had gezien en zijn sympathie voor de liberalen van het Frankfurter Parlement en anderzijds zijn verlangen naar stabiliteit en een moreel en rechtvaardig burgerdom; zijn schommelen tussen conservatisme en liberalisme getuigt hiervan. Zijn beroemdste romans zijn afspiegelingen van zijn eigen visie op de burgerlijke samenleving. Irrungen, Wirrungen beschrijft een kleinburgerlijk, eenvoudig milieu, het beroemde Effi Briest legt de geborneerde kleingeestigheid van dergelijke milieus bloot. De figuur van Effi, die ten onder gaat door de koppige, halsstarrige houding van haar omgeving, schijnt een sterke autobiografische invulling van Fontane zelf te hebben gekregen. Fontane heeft een plaats als een der grootste Duitse romanciers verworven, door, naar Engels model, de eerste maatschappelijke romans te schrijven, die daarenboven van een grote kwaliteit zijn en tot de klassiekers in de wereldliteratuur zijn gaan behoren. (bron)

Auteur: Theodor Fontane
Titel: Effi Briest 
Uitgever Ooievaarpocket (Prometheus, ism De Arbeiderspers) 
Vertaling: Pé Hawinkels 1977
ISBN: 9789057136047
Pag.: 336
Genre: fictie
Verschenen: deze editie 2001 

donderdag 21 februari 2019

Herta Müller-De mens is een grote fazant

Recensie door Tea van Lierop
Uitgeverij De Geus





Een donker verhaal over vergeefse hoop



Dit boek is niet voor lezers die houden van een eenvoudig boek. Het tegendeel is hier op zijn plek. In de eerste plaats gaat het over een dorp in Roemenië in de tijd dat communistisch dictator Nicolae Ceaușescu aan de macht is en ten tweede is de vertelling een zoektocht naar het verhaal achter de vele aanwijzingen in het grote aantal korte hoofdstukjes. Zie het als een lappendeken waar al die kleine lapjes een stukje vertellen over de personages, het dorpsleven, de historie van de personages en de politieke mores. Het duurde een aantal pagina’s voor het me duidelijk werd waar de auteur heen wilde met haar mooie, maar verre van optimistische beschrijvingen.

Volgens de flaptekst gaat het boek over molenaar Windisch die samen met vrouw en dochter het kleine Roemeens dorpje wil ontvluchten en zijn heil wil zoeken in Duitsland. Alle pogingen een paspoort te bemachtigen lopen op niets uit en ook hij valt ten prooi aan corruptie. Dit is de strekking. Een optimistische toon zou niet passend zijn bij deze vertelling, maar dit is wel heel somber. Eigenlijk ruik, zie en hoor je al lezend de wanhoop en de armoede van het lot van deze dorpsbewoners. Opvallend is dat er veel gebruik gemaakt wordt van onheilsboden, zo komt de uil als motief veel voor, in het oude Egypte een voorspeller van de dood.

Mevrouw Kroner is een van de bewoners die sterft, zij zong graag een lied uit Schuberts Winterreise: ‘Naast de put bij de poort staat een oude lindeboom’, het gedicht is geschreven door Wilhelm Müller, de naam is vast geen toeval.
Al deze stukjes overlappen elkaar min of meer. Wanneer de wanhoop en de onveranderlijkheid van het bestaan een thema is, dan is de natuur een sterk motief. Bloemen, bomen en planten worden net zoveel genoemd als dieren, vooral vogels. Op zich niet zo vreemd, de mensen leven van het land.

Volksliedje 'Naast de put bij de poort staat een oude lindeboom ((bron)


Er zijn natuurlijk ook ambtenaren en er is een kerk met een pastoor. De ambtenaren hebben macht, en vanzelfsprekend wordt die macht maar al te graag misbruikt, het vlees is zwak. Tussen neus en lippen door worden er dienstvertrekken beschreven waarin bedden staan, de rest mag de lezer raden, maar het is zeker dat mooie vrouwen geld waard zijn en dat weet ook de vader van Amalie, Windischs’ dochter. Dit machtsmisbruik linkt aan de vrouw van de molenaar, zij heeft in de oorlog meerdere malen haar lichaam moeten verkopen om te overleven, iets wat haar man haar nog steeds kwalijk neemt.

Amalie geeft les aan de lagere school, ze hangt de landkaart van Roemenië aan de muur.

‘Alle kinderen wonen in flats of in huizen’, zegt Amalie. ‘Ieder huis heeft kamers. Alle huizen samen vormen één groot huis. Dat grote huis is ons land. Ons vaderland.
Amalie wijst op de landkaart. ‘Dit is ons vaderland’, zegt ze. Ze zoekt met haar vingertop de zwarte stippen op de kaart. ‘Dit zijn de steden van ons vaderland’, zegt Amalie. ‘De steden zijn de kamers van dit grote huis, van ons land. In onze huizen wonen onze vaders en onze moeders. Ze zijn onze ouders. Ieder kind heeft zijn ouders. Zoals onze vader de vader is in het huis waar wij wonen is Nicolae Ceaușescu de vader van ons land . En zoals onze moeder de moeder is in het huis waarin wij wonen, zo is kameraad Elena Ceaușescu de moeder van ons land. […] Alle kinderen houden van deze twee kameraden, omdat ze hun ouders zijn.’ (1988-70-71)

Dit is waarschijnlijk zo’n boek dat blijft nawerken. Bij het zien of horen van een uil komt er misschien een gedachte op aan dit boek, ook een zak meel kan het beeld oproepen van de arme molenaar die nooit voldoende van deze handel kan leveren voor de juiste papieren, altijd moet er meer bij. Ik houd van dit soort niet afgeronde boeken, ze geven stof tot nadenken en ook een gevoel van vrijheid omdat we hier wel op een aanvaardbare manier een paspoort kunnen kopen.
Samenvattend wil ik het een zeer intensieve leeservaring noemen, die zeker lezenswaard is. Ik heb een aantal hoofdstukjes herlezen, dat was zinvol om niet alle aanwijzingen te missen. Een boeiende kennismaking met een Nobelprijswinnares!



De auteur

Herta Müller kreeg de Nobelprijs voor de literatuur in 2009. Het Zweedse Nobelprijscomité prees Müller als een auteur die het leven in een communistische dictatuur zeer beklemmend weet te beschrijven.
Müller is in 1953 geboren in Nitzkydorf, ten zuiden van Timişoara, in de Duitstalige gemeenschap in West-Roemenië. Haar voorvaderen trokken zo’n driehonderd jaar geleden vanuit Zuid-Duitsland naar de regio, waar al sinds de Middeleeuwen etnische Duitsers leven. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd de kaart van Europa drastisch herschikt. Müllers geboorteregio Banat behoorde tot 1919 toe aan Hongarije dat als verliezer van de oorlog het gebied moest afstaan aan Roemenië.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog leefden ruim een half miljoen etnische Duitsers in Roemenië. Ongeveer 65 duizend van hen traden al dan niet vrijwillig toe tot de SS, onder wie Müllers vader. Na de oorlog werd zijn bloeiende landbouwbedrijf onteigend, waarna hij zijn dagen sleet als vrachtwagenchauffeur. Haar moeder werkte jaren als dwangarbeider in de Sovjetunie.

Na haar studie Duits en Roemeense literatuur werkte Herta Müller als vertaalster bij een staalfabriek. Ondertussen schreef ze essays en korte verhalen. In het Duits, de taal van haar dorp. Pas op haar vijftiende leerde ze Roemeens. Vooral door haar literaire werk trok ze de aandacht van de Securitate. Na een publicatieverbod emigreerde Müller naar West-Berlijn. Ze verwierf de Duitse nationaliteit.(bron)

Titel: De mens is een grote fazant
Titel oorspronkelijk: Der Mensch ist ein grosser Fasan auf der Welt
Auteur: Herta Müller
Uitgever: De Geus
Vertaling: José Bruurmijn
ISBN: 9789044517408
Pag.: 123
Genre: fictie
Verschenen: 1988 NL vertaling (1986 oorspronkelijk)

woensdag 20 februari 2019

Anthonie Holslag - Toevluchtsoord


Recensie door Tea van Lierop


Klassiek horrordrama met scifi elementen

Inleiding

Opgebouwd in vijf akten lijkt dit een Griekse tragedie. Een groep vrienden, bevriend sinds de middelbare school, ontmoet elkaar jaarlijks op een schitterende locatie in het Andirondackgebergte. 

Een blokhut is hun verblijfplaats, mooi gesitueerd aan een meer. Zeven vrienden, Maude, Lars, Jennifer, Jonathan, Megan, Jeffery en Jack vormen de groep . Beide thema's, groepsdynamiek en het horrorverhaal, versterken elkaar. 

Inmiddels is een tweede druk verschenen, waaraan prachtige illustraties zijn toegevoegd.

Motto van Stephen Hawking:  

'I think it says something about human nature that the only form of life we created so far is purely destructive. We've created life in our own imagine'

Dit is één van de voortekenen. Een tweede is het enorme bijennest op het balkon van de hut. Jack zegt:

'Je moet de koningin doden om het nest te laten sterven'  

De inleiding geeft een korte beschrijving van de personages en een aantal vreemde gebeurtenissen, zoals de beschadigde spiegel en het gebroken armpje van een porseleinen beeldje. Maude is werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg en is de observator in het verhaal.  

Horror

Het scifi-element, de gevolgen van voortschrijdende toegepaste technologie, wordt bedreigend wanneer er een complicatie optreedt in het gedrag van nanorobots. Nieuw ontwikkelde technologie blijkt in staat te evolueren. Zucht naar geld, status en macht werken risicovol zaken doen in de hand. Jonathan werkt bij een farmaceutisch bedrijf en heeft snel door wat er gaande is na de eerste signalen van de catastrofe. 

Groepsdynamiek

Behalve het horrorverhaal is er aandacht voor de karakters van de personages. Ze kennen elkaar vanaf de middelbare school. De verhoudingen onderling worden door flashbacks duidelijk gemaakt. Maude is de persoon die het gedrag van de anderen bewust of onbewust analyseert. Haar eigen coming of age loopt als een rode draad door het verhaal, zij ziet zichzelf gespiegeld in het gedrag van andere personen, niet alleen in haar werk, maar ook privé.  

Jack is een buitenbeentje in de groep, zondert zich af en heeft beelden in zijn hoofd die hem verwarren. Hij weet wat er komen gaat.
Een flink portie wantrouwen zorgt voor spanningen, niet iedereen vertelt de waarheid. Juist nu, in deze crisissituatie leidt dit tot verstoorde verhoudingen. 

Conclusie

De kwalificatie psychologische thriller dekt de lading niet helemaal. Horror en scifi elementen zijn minstens zo aanwezig. Het ethisch dilemma is zeer actueel, denk aan het opzoeken van grenzen, overzien van de risico's, de hebzucht van de aandeelhouders en onderzoekers die de ultieme remedie tegen ziektes willen ontdekken. Een interessant boek met een geweldig plot.






Auteur

Anthonie Holslag is geboren in Amsterdam, maar verhuisde op jonge leeftijd naar de Verenigde Staten. Zijn tienerjaren heeft hij daar ook doorgebracht. Het betekende zijn kennismaking met de Anglo-Saksische literatuur. Hij heeft sindsdien verschillende verhalen geschreven, die zowel in Nederland als in Amerika in diverse school- en studenten bladen zijn gepubliceerd.

In 2006 verscheen zijn eerste gedichtenbundel 'Het gezicht van het verleden' en in 2009 werd zijn non-fictieboek 'In het gesteente van Ararat' over de langdurige gevolgen van collectief geweld gepubliceerd. In samenwerking met de Haarlemse dichtersgroep Septijn is in 2011 de dichtbundel 'Dichter bij beeld' verschenen, daarnaast heeft hij diverse artikelen, gedichten en verhalen in tijdschriften en verzamelbundels gepubliceerd waaronder De Volkskrant en NRC Handelsblad - zie link.
In 2012 kwam zijn goed ontvangen eerste verhalenbundel 'Zwarte muren' uit. In 2013 verscheen bij uitgeverij Zilverspoor zijn novelle 'De kerstboom', die hij zelf omschrijft als een psychedelisch, spannend maar tevens literair kerstverhaal met fantastische elementen. In 2014 en 2016 zagen de verhalenbundels 'Een bloedovergoten dageraad' en 'In het kille ochtendlicht' het levenslicht. Alle royalty's daarvan gaan naar WarTrauma Foundation.

Tevens verscheen in 2016 de novelle 'LOOP' bij uitgeverij Quasis, waar ook in 2017 zijn eerste roman verscheen met als titel 'Toevluchtsoord' die inmidels de tweede druk is ingegaan. Anthonie is een veelzijdige auteur: bij uitgeverij Blop (in 2017) verscheen zijn eerste kinderboek 'Ronny en het grote spinnenweb' in samenwerking met Gidion van de Swaluw. Ook verscheen een nieuwe gedichtbundel die hij samen met een kunstenares Marion van Delst heeft samengesteld: 'Een flinterdunne reflectie' over de broosheid in onszelf en relaties.

In 2018 verscheen zijn Engelstalige wetenschappelijke boek: 'The Transgenerational Consequences of the Armenian Genocide' gepubliceerd door Palgrave MacMillan Studies. Met daarin een gedicht van Pulitzer Prize winnaar Peter Balakian.

Anthonie heeft les gegeven bij de UU, UT, Hogeschool van Amsterdam en heeft tevens hogeschool docenten en universitaire docenten begeleid. Hij is nu werkzaam als PhD student bij de Universiteit van Amsterdam en is Cum Laude afgestudeerd in Culturele Antropologie waarin hij gespecialiseerd is in identiteitsvorming, collectief en massaal geweld en genocide en het genocidale proces. Schrijven is voor hem een manier, zoals hij ooit een interview aangaf 'om aan het verschrikkelijke te ontsnappen, toch komt het verschrikkelijke op de één of andere manier altijd weer terug in mijn verhalen'. Zijn verhalen worden door zijn critici vaak omschreven als 'persoonlijk', 'gelaagd' met goede 'personage verdiepingen' en 'ontknopingen die veelal als een knal aankomen'. Hij staat bekend om zijn subtiele horror.
Zijn boek 'In het kille ochtendlicht' is in 2017 zowel geselecteerd in de top tien bij Hebban van boeken 'die je gelezen dient te hebben in 2017' en was tevens een zomer aanrader voor de Bart Boekenclub in 2018. Een verhaal uit 'Zwarte muren' is op de vierde plaats van Unleash Awards gekomen. 

Titel: Toevluchtsoord
Auteur: Anthonie Holslag
Categorie: Thrillers en misdaad 
Pagina's: 176 
Uitgeverij Quasis 
ISBN: 9789492099228 
Verschenen: april 2017