Lyrisch en documentair beschreven tableau vivant; de mens in strijd met de natuur
Raul Brandão (1867-1930) werd geboren in Foz do Douro – ‘een slaperig stadje [...] mijlenver van Porto’. Hij was een Portugees auteur en journalist, en diende bij het ministerie van Oorlog. Gevoed door het feit dat hij opgroeide in een familie van zeelui, schreef hij veel over de kustgemeenschappen en de beslommeringen van zeelieden en vissers. Zijn roman De vissers heeft hij ter nagedachtenis opgedragen aan zijn grootvader, ‘die op zee is gebleven’.
De vissers is een modernistische klassieker uit 1923 en wordt beschouwd als een meesterwerk binnen de Portugese literatuur door zijn poëtische stijl, zijn sociale gevoeligheid, de impressionistische natuurbeschrijvingen van de couleur locale en zijn unieke mengeling van reportage, fictie en filosofische beschouwing. De auteur reisde menigmaal langs de kustdorpen aan de Atlantische kust en noteerde dan zijn ervaringen; ‘zo is dit boek ontstaan’, aangevuld met herinneringen. ‘Op kille winterdagen verwarmen en verkwikken die in nostalgie gedrenkte regels me.’
Marjon Nooij
De zintuiglijke, melancholische en haast mythische beschrijvingen van het maritieme landschap – Brandão roemt het om zijn licht, zijn kleurschakeringen, geluiden en geuren – komen herhaaldelijk terug, cyclisch als op de cadans van de getijden en de seizoenen. De vissersgemeenschap heeft zich volledig ingesteld op de loop van de natuur. Als in een symbiotische relatie leeft en werkt men op het ritme van de zee en ‘het vangstseizoen dat acht maanden duurt en loopt van april tot Kerstmis’. Ook hun beslommeringen en werkzaamheden worden in de diverse paragrafen met regelmaat herhaald, evenals de uitvoerige beschrijving van de diverse netten die gebruikt worden voor de vangst van verschillende vissoorten. De hoofdmoot van hun inkomsten wordt vertegenwoordigd door de vangst van sardines, die dan met lastdieren worden vervoerd. ‘[…] men zegt dat sardine die smaakt naar de rug van een ezel het lekkerst is [...]’.
‘Het is zes uur. Let op: het blauw en het goud aan de overzijde verflauwt. Het groene stof van de zee stijgt opnieuw op in de vorm van nevel. Men hoort het klotsen van het water tijdens het wassen van de netten en het krijsen van de verschrikte meeuwen […] De kustbewoners vullen gehaast de laatste manden. In het water trilt al een streepje maneschijn, vervolgens ook op de nog niet verkochte vissen. Er drijven nog vergeten restjes zonlicht op de bleke rivier als een fakkel wordt aangestoken die de eerste schaduwen verlevendigt met een schijnsel dat voor elke schilder van dat genre een vondst zou zijn.’
Het harde bestaan binnen de gesloten gemeenschap staat volledig in het teken van de routine rond het vissersambacht en het eenvoudige dagelijkse leven is – vooral bij dalende marktprijzen – getekend door armoede, maar de gemeenschapszin is groot; er is onderlinge verbondenheid door de solidariteit die als vanzelfsprekend aanwezig is, met elkaar én met de natuur. Alles wordt dan ook gedeeld. De bewoners van de vissersgemeenschappen dragen het harde bestaan op waardige wijze, uiteraard noodgedwongen, maar dit staat in schril contrast met de schoonheid van de natuur, met de zee die de oermoeder is en zorgt voor voedsel en inkomsten, maar die tevens de vernietiger kan zijn. Bijgeloof neemt een ruime plaats in en men is zich altijd bewust van het feit dat de zee geeft, maar door de concrete risico’s ook neemt. Vanwege de onoverwinnelijke krachten van de natuur hangt de dood immer als een schaduw boven hun hoofd. De zee is hier de scheidingslijn tussen leven en dood. En toch wordt de dood van een ambachtsman als voorbestemd beschouwd en, mede door de diepgewortelde religie, gezien als hun lot.
Mooie symboliek is de duisternis tegenover het licht, met de zon die hoop en nieuw leven geeft en het lamplicht de warmte en geborgenheid. Brandão beschrijft op lyrische wijze het gevoel van isolement door de zeemist die al na een uur opgelost kan zijn, maar ook dagen kan blijven hangen. Voelbaar is het isolement waarin men leeft, door de mistbanken, de regen en het kale landschap.
‘De mist in de ria kent een buitengewoon leven: elke druppel bezit een eigen ziel en iriseert als een zeepbel. Zodat niet alleen de figuren harmoniseren met de achtergrond, maar het natte landschap voor mijn ogen ook voortdurend verandert: het wijkt terug, strekt zich uit, heeft geen einde en lijkt niet echt te bestaan. In de verte groeien paarse bomen in het water, de nog grijze horizon wordt maar traag zichtbaar, maar het blauwe schuim begint al te trillen, met groene weerkaatsingen. […] De ria is betoverd en bezit een eigen licht dat haar omhult. Ergens komt een rood zeil vandaan, een ongekend detail in deze in water opgeloste droom...’
Een opvallend gegeven is dat men zich honderd jaar geleden ook al zorgen bleek te maken over de dreiging van het uitsterven van sommige vissoorten. ‘De sleepnetten hebben een einde gemaakt aan de vis omdat die leidden tot overbevissing.’ Een belangrijk motief in de roman is het geleidelijk verdwijnen van het traditionele ambacht in de eeuwenoude levenswijze die onder druk staat door ingezette verandering, zoals concurrentie, gemoderniseerde scheepvaart en de keuze van de jeugd om te vertrekken en elders een leven op te bouwen. De traditionele ambachtslieden beseffen dat het vechten tegen de bierkaai is.
De vissers biedt geen geromantiseerd beeld, mede door onder andere de beschrijving van stormen, schipbreuk en drenkelingen. Het is niet een roman voor de lezer die een verhaal met een duidelijke kop en staart wil lezen. De niet-chronologische opbouw toont losse anekdotes die kriskras door de tijd gaan. De term roman is in dit geval ietwat misleidend, omdat het een plotloze natuurroman is. Het biedt een mozaïek van scènes die tezamen een portret vormen van het harde vissersleven; een leven tussen hoop en angst; hoop om veilig je werk te kunnen uitoefenen om te kunnen overleven en angst dat de dood altijd op de loer ligt. De zee met haar oerkracht is hier als het ware een hoofdpersonage; geducht om haar grillen, maar een voor hen onontbeerlijke bron van inkomsten. De roman is een etnografische studie, waarbij de beschreven personen – de dappere visser, de rouwende weduwe, de oude verhalenverteller en het kind dat de traditie voortzet – psychologisch niet worden uitgewerkt. Het gaat om de mores en de collectieve arbeid van de vissersgezinnen, en het tableau vivant, met als thema de kracht van de natuur.
De vissers is een document vol wonderschone observaties en persoonlijke beschouwingen, magnifiek vertaald door Adri Boon.
Eerder verschenen op Tzum
--
Titel: De vissers
Auteur: Raul Brandão
Vertaling: Adri Boon
Pagina’s: 232
ISBN: 9789493367296
Uitgeverij Oevers
Verschenen: mei 2025