maandag 28 juni 2021

Nadia Owusu - Naschokken

Recensie door Marjon Nooij
Uitgeverij Signatuur


De breuklijnen van een ontwortelde jeugd

Met haar debuut Naschokken schreef Nadia Owusu (1982) een indringende ontwikkelingsroman over de impact van verschillende ontwrichtende ervaringen, waarbij ze op achtentwintigjarige leeftijd haar gecompliceerde jeugd tegen het licht houdt. Haar verhaal is niet chronologisch; ze hangt het op aan het moment in haar leven dat ze achtentwintig is, de instorting nabij en ze in willekeurige flashbacks de lezer deelgenoot maakt van de vele traumatische gebeurtenissen die haar vertrouwen in het leven hebben bepaald.

Owusu is geboren in Dar es Salaam, Tanzania, als dochter van een blanke Armeens-Amerikaanse moeder een zwarte Ghanese vader. Door de biraciale genen wordt ze in Afrika gezien als wit, maar in Europa en Amerika gaat ze door voor Zwart (met een hoofdletter).

Wanneer ze twee jaar oud is loopt haar moeder ineens uit haar leven. Vanwege het werk van haar vader, in dienst van de VN, verhuist het gezin regelmatig – inmiddels is haar Baba hertrouwd met Anabel – en woont Nadia tevens een paar jaar bij haar tante in Engeland, waar ze op school voor het eerst in haar leven tegen discriminatie aanloopt.

'In sommige woningen bleven we maar zo kort dat onze ingelijste foto's niet eens een vervaagde rechthoek op de muren nalieten. […] Hoe vaak ik ook op kalen vloeren stond, omringd door kale muren en mezelf voorhield dat ik overal en bij iedereen hoorde, een leeg huis voelde altijd als een ruïne. Mijn falen om echt bij mijn vaders familie te horen, en bij die van mijn moeder, ervoer ik altijd als een grote schande.'

Het samengestelde gezin leeft als expats onder voortdurende bewaking in Addis Abeba, vanaf een afstandje maakt het de burgeroorlog mee in Ethiopië en Oeganda, en ziet de burgerbevolking in lange rijen staan voor voedselpakketten, terwijl hun eigen proviand met speciale leveringen wordt ingevlogen. In Rome krijgt Owusu een mes op de keel en krijgt ze te maken met een handtastelijke buurman.

Zeven is ze wanneer er in Armenië een desastreuze aardbeving plaatsheeft; precies op de dag dat haar moeder hen in Rome komt opzoeken. Deze aardbeving (met zijn naschokken) ziet ze als de leidende metafoor in haar jonge leven, dat getekend is door verlating, ontworteling en het gevoel dat ze zich nooit ergens heeft thuis gevoeld. Een denkbeeldige seismometer in haar hoofd zal haar waarschuwen voor naderend gevaar.

'Mijn moeders haar is lang, steil en zwart. Het wappert achter haar aan in de wind. Ze loopt weer weg. In het maanlicht is ze als een spookschip dat op verglaasde wateren afdrijft naar een plek waar de hemel en zee elkaar raken, tot het ver achter de kromming van de aarde verdwijnt. […] Ik wil haar naroepen, maar ik ben bang dat ze zich niet zal omdraaien. Of dat ze dat wel doet en dan, wat erger is, nog altijd niet voor mij zal kiezen.'

Tot overmaat van ramp overlijdt Baba, haar anker, wanneer ze dertien is, waarna zij en haar zusje bij hun stiefmoeder blijven wonen. De relatie met Anabel hapert met grote regelmaat en op haar achttiende vertrekt Owusu – ontworteld en ontheemd – naar de VS, waar ze studeert en 's avonds en 's nachts alle zeilen bij moet zetten om met allerlei baantjes de eindjes aan elkaar te knopen. Ze belandt hierdoor in een vicieuze cirkel. Falen in het één zal onherroepelijk leiden tot het falen in het andere. Depressies, paniekaanvallen en 'scheuren die dieper werden en uitgroeiden tot geulen en uiteindelijk tot een allesverterende afgrond' leiden.

Het vinden van een blauwe schommelstoel – Baba zat altijd in een bijna identiek exemplaar – triggert haar tot introspectie en ze overloopt de voorbije achtentwintig jaar die veelvuldig door elkaar zijn geschud. Een week lang brengt ze haar dagen door op haar veilige blauwe-stoelen-eiland, op zoek naar de reden van de pijn die aan haar vreet. Waar ze eerst een leven leidde op macro niveau reduceert ze op de stoel haar bestaan als het ware tot een microkosmos, die haar beter in staat stelt om de zere plekken te analyseren. Slapeloosheid, automutilatie, waanvoorstellingen en het voortdurende gevoel dat anderen haar pijn doen, vechten om voorrang en als een ononderbroken film flitst haar leven vanuit de krochten van haar bewustzijn aan haar geestesoog voorbij.

'Er zat een deur in mijn hoofd. Tot op dat moment was die voor me verborgen gebleven. Er hing een uithangbord boven: DE ENIGE UITWEG IS EEN PERMANENTE UITWEG. Zodra die deur verschijnt, kun je niet anders dan fantaseren over wat er zich aan de andere kant bevindt. Je kunt niet anders dan manieren verzinnen om daar te komen.'

Owusu stelt zich bewonderenswaardig kwetsbaar op in haar autobiografische herinneringen, die zowel intiem, actueel als urgent zijn. De worsteling en knagende vragen over waar ze thuishoort als je zo veel verschillende culturen in je meedraagt, in zo veel landen hebt gewoond en meerdere talen spreekt. Invoelbaar zijn de grote verliezen die ze heeft geleden. Haar zoektocht naar een juiste identiteit, heeft haar gecompliceerde bestaan getekend en overhoop gegooid. Als klap op de vuurpijl is ze ook nog getuige van de aanslagen op de Twin Towers. Zie daar dan maar eens zonder psychische kleerscheuren uit te komen.

Het gelaagde verhaal schuurt, maar het proza is helder en soms heel strak geformuleerd, afgewisseld met prachtige, lyrische zinnen. De aardbeving als metafoor heeft ze daar doorheen gevlochten. Ze doorloopt de fasen die horen bij rouw, tot de naschokken tot stilstand komen en ze zich gelouterd voelt. Ze (ver)oordeelt niet, zoekt altijd naar redenen voor het gedrag van de ander jegens haar.

Het grote gevaar met dergelijke verhalen is dat het wel eens te veel van het goede kan worden, maar Owusu laat het nergens over-the-top gaan, laat zich niet verleiden om in de slachtofferrol te kruipen en blijft op zeer realistische wijze vertellen.

Een veelbelovende debutant, waar we hopelijk meer van zullen horen.

Eerder verschenen op Tzum, Bazarow en De Leesclub van Alles


Titel: Naschokken
Auteur: Nadia Owusu
Vertaling: Anne Jongeling
Pagina's: 352
ISBN: 9789056726249
Uitgeverij Signatuur
Verschenen: maart 2021

maandag 21 juni 2021

Nelleke Noordervliet - Wat er werkelijk is

Recensie door Dietske Geerlings
Uitgeverij Van Oorschot


'Dat ben ik hier in ieder opzicht: voorlopig, tijdelijk.’

In de reeks wandelingen Terloops, die uitgeverij Van Oorschot uitgeeft, is Wat er werkelijk is van Nelleke Noordervliet van een bijzondere schoonheid. Dat komt niet alleen door de gedetailleerde beschrijvingen waarmee zij de lezer het prachtige Ierse landschap laat beleven, maar ook door haar filosofische bespiegelingen die zij, heel subtiel, door de landschapsbeschrijvingen mengt.

De beleving van een wandeling kan niet anders dan een unieke ervaring zijn, omdat er altijd sprake is van een perspectief waaruit je het landschap bekijkt en daarnaast elk moment het landschap verandert, door de lichtval, de weersomstandigheden, de seizoenen. Door juist dat tijdelijke, terloopse van de wandeling te benadrukken, en tegelijkertijd te laten zien hoe het landschap verankerd is in een eeuwenlange geschiedenis, maakt Noordervliet het ook voor de lezer tot een unieke ervaring. Zo beschrijft ze momentopnamen, zoals de windvlaag, die net op dat moment ‘als een belediging’ in haar gezicht blaast, maar laat ze ook zien hoe de windvlagen van andere momenten uiteindelijk het landschap hebben gevormd:

'De bomen en struiken zijn ernaar gaan staan. Ze willen vluchten, verlangen naar benen of vleugels, maar hun wortels houden hen tegen. Dit voorjaar scheerde een zilte storm als een zeis over de toppen. Het jonge blad had geen verweer tegen het zout. De uiteinden van de takken zijn kaal.'


Het is bewonderingswaardig hoe bescheiden Noordervliet zelf op de achtergrond blijft, de lezer nooit het uitzicht op het landschap ontneemt. Ze citeert regelmatig anderen, zoals Robert Macfarlane uit The Wild Places:

‘"Landscape was here long before we were even dreamed. It watched us arrive. It will watch us leave.’ Dat ben ik hier in ieder opzicht: voorlopig, tijdelijk. Het landschap ziet me komen en gaan.'


Haar subtiele observaties en het citeren van anderen bevestigen voortdurend haar eigen nietigheid. Zo geeft ze aan dat ze altijd het liefst een lus loopt, zodat ze niet dezelfde weg terug hoeft te nemen, maar constateert meteen daarop dat de terugweg nooit dezelfde is als de heenweg. Om zich daarvan te vergewissen draait ze zich na honderd meter om en ziet hoe het gezichtsveld op de terugweg totaal anders gevuld is dan op de heenweg:

'Heen zie ik de berg waarop ik koers, terug zie ik het dal dat ik verlaat. Heen zie ik de voorkant van het huis dat ik passeer, terug de achterkant. Heen verbergen bomen de schapenstal, terug zie ik hem. Daarom sta ik tijdens een wandeling af en toe stil om even 360 graden te nemen en met de blik rustig het decor af te tasten. '


Door dit soort observaties voelt de lezer niet alleen hoe het landschap te groot is om te omvatten, maar ook dat deze observaties uitstijgen boven alleen deze wandeling. Ze zijn immers ook van toepassing op het leven zelf: iets kan zich als een berg voordoen, en als je er eenmaal bovenop staat en achteromkijkt, zie je hoe je uit een dal bent geklommen.

Hoe dieper je met Noordervliet het Ierse landschap intrekt en leest hoe zij zich verdiept heeft in de geschiedenis ervan, hoe meer je ervaart dat het haar mooie inzichten geeft:

'De wandeling is voor mij een ritueel geworden. Een pelgrimage naar het diepe verleden, waarover we zo weinig weten dat er veel ruimte overblijft voor onze onbeholpen verbeelding. (…) Mijn belangstelling voor geschiedenis heeft te maken met de troost van de continuïteit. Alles verandert, niets blijft gelijk, het leven is zwaar, maar de generaties geven elkaar de hand en scheppen moed en inspiratie uit schoonheid, warmte, en vreugde. En hoewel er geen dag voorbijgaat of ik denk aan de dood (hoe hij nader sluipt of plotseling toeslaat en hoe ik dan geschrokken of verslagen toegeef), toont dit landschap dat het leven sterker is dan de dood. Ik ben een schakel in de keten van leven. Niets meer, niets minder.'


Door de geschiedenis erbij te betrekken, laat ze de schimmen uit het verleden met haar meewandelen:

'In mijn verbeelding word ik niet alleen vergezeld door de haveloze zeventiende eeuwers maar ook door het steentijdvolk dat op een hoogtijdag de berg over trekt. We zijn met velen.'


Noordervliet laat met dit kleine juweel iets belangrijks zien, namelijk hoe veelomvattend het leven is, hoe groots het landschap, hoe klein en onbetekenend de mens lijkt, maar dat toch ieder deel ertoe doet, iets toevoegt aan dat grote geheel:

'We onthullen niet, we maken. We maken onze goden. We maken onze werkelijkheid. We schrijven zelf ons leven. Een unieke taak die meer betekenis heeft dan de ontraadseling van een goddelijk plan, de onderschikking aan een onkenbaar besluit.'

Al wandelend en schrijvend heeft zij een klein, behapbaar, wonderschoon stukje werkelijkheid toegevoegd aan die grote, waarin wij ons maar al te vaak verslikken. 

Eerder verschenen op Tzum

Auteur: Nelleke Noordervliet
Pagina's: 64
ISBN: 9789028211124
Uitgeverij Van Oorschot
Reeks: Terloops
Verschenen: april 2021

Lieneke Frerichs - Nescio: leven en werk van J.H.F. Grönloh

Recensie door Eric Waut
Uitgeverij Van Oorschot


Wie was Nescio en waarom bleef zijn oeuvre zo beperkt?

Hoe het nu zat met dat dal der plichten; vroegen de aandachtige lezers van het werk van de eenzelvige Nescio (J.H.F. Gronlöh, 1882-1961) zich al jaren af. Is onze ziel wel groot genoeg om de hooggestemde idealen te kunnen bevatten?

Ik hecht veel waarde aan de werken van Nescio. Samen met het werk van Willem Elsschot behoren deze verhalen tot het mooiste wat de Nederlandstalige literatuur ons te bieden heeft. Hij is vooral bekend voor drie verhalen: De uitvreter (1911), Titaantjes (1915) en Dichtertje (1918). Later kwamen er nog een reeks teksten en nog wat kortverhalen Mene Tekel (bundel,1946) en Boven het dal (bundel,1961). Het is ook omwille van het doorzettingsvermogen van Lieneke Frerichs dat er nog verschillende teksten werden verzameld waardoor we kunnen genieten van een omvangrijk bundel Verzameld proza en nagelaten werk (2019). Bovendien mogen we ook zijn later ontdekt Natuurdagboek (1996) niet vergeten. Deze werden ook door Frerichs bezorgd. Het zijn dagboeken, uit de periode tussen begin 1946 en eind 1955, waar de auteur nauwgezet verslag doet van zijn uitstapjes in de Hollandse natuur. Frerichs is biograaf, neerlandica en tekstediteur. Zij publiceerde heel wat artikelen over Nescio en is zakelijk vertegenwoordiger van de erven van Nescio.

Maar wie was deze Nescio? Wat wou hij zeggen met zijn verhalen? En waarom bleef zijn oeuvre zo beperkt? Het is duidelijk dat zijn teksten een zekere onderbouw hadden. Of zoals Menno ter Braak het ooit stelde:
 

'Inzet van Nescio’s werk is niet de uitwendige schil van mensen en dingen, maar hun verborgen ziel; men vindt bij hem niet de oppervlakkige waarneming van de naturalistische auteur, die meent uit een mozaïek van observaties een geheel te kunnen samenstellen; Nescio laat zich zelfs niet imponeren door de schilderseffecten, waarop hij zich overigens uitnemend verstaat.'
(Citaat Menno Ter Braak uit : Menno Ter Braak, De binnenkant van Tachtig, Verzameld werk, V, 29.)


Het was dan ook de stille wens van heel wat liefhebbers van het werk van Nescio dat Lieneke Frerichs eindelijk een biografie van de auteur zou schrijven. Af en toe kwam ze met gevonden materiaal, brieven, die zeer vakkundig werd bezorgd (Brieven uit Veere, Buitenland is geen land). Dat deze biografie er finaal is gekomen is geweldig. Een sluitstuk van het werk van afgelopen decennia. En, de opzet is geslaagd. We leren hier heel wat meer over de auteur. Het waarom van dit beperkte oeuvre en de ideale leeswijzer voor zijn werk. Het is ook te danken aan het nieuwe materiaal, brieven, dat zij ter beschikking kreeg.

J.H.F. Grönloh werd op 22 juni 1882 geboren in Amsterdam. Na een handelsopleiding komt hij na enkele andere kantoorbaantjes terecht bij de Holland-Bombay-Trading-Company in Amsterdam. Grönloh bracht zijn hele verdere carrière bij dit bedrijf door, hij eindigde er als directeur. In het boek gaat de Frerichs ook in op deze loopbaan, en vooral de reizen die hij ondernam voor dit bedrijf. Hoogtepunt is de reis naar Brits-Indië. Dit hoofdstuk straalt de periode van het kolonialisme uit. De observaties van de Europeaan komen confronterend tot uiting in de correspondentie van Grönloh aan zijn familie. Deze drukke baan en het feit dat hij uiteraard ook nog de zorgen had voor zijn gezin (vader van vier dochters) verklaren voor een stuk misschien het beperkte oeuvre. Auteurs kregen toen geen subsidies. Er waren er maar een beperkt aantal die konden leven van de pen.

We leren ook de complexe persoonlijkheid van J.H.F. Grönloh kennen. Af en toe had hij last van een neiging tot nervositeit en depressies. Dikwijls was hij ook gewoon overwerkt. Hij heeft zich voor deze klachten zelfs moeten laten opnemen. Ook deze pijnlijke episode is mooi omschreven.

Door zijn drukke baan had hij dus niet veel vrije tijd. Doch wanneer deze er was ging hij de natuur in. Zijn Natuurdagboek dateert van de periode na zijn pensionering. Pas dan komt hij tot rust en doolt hij als mysticus door Nederland. Dit weet Frerichs helder te verduidelijken. De periode van rust voel je zo mee bij het lezen van deze biografie. Grönloh ergerde zich ook aan de verstoring van het landschap en stuurde zelfs brieven ter zake. Een natuuractivist als het ware.

Het is ook in deze periode dat zijn werk stilaan ontdekt wordt. Af en toe krijgt hij bezoek van bewonderaars en gaat hij zelfs in op uitnodigingen voor één of ander literair evenement. Op het eind van zijn leven is het evenwicht tussen bewonderen en respect voor de privacy van de auteur zelfs zoek. Er waren er heel wat die dachten dat Nescio nog ergens werk in de aanbieding had. Ook dit brengt Frerichs fijntjes en zeer helder onder de aandacht. Dit zonder een standpunt in te nemen. Vooral wanneer men absoluut een geluidsopname wou maken van een hoogbejaarde Nescio die zijn werk voorlas is ronduit pijnlijk. Of zoals een kleindochter het later stelde: ‘Dit had nooit mogen gebeuren.' Overschot van gelijk!

Deze biografie is ook vrij confronterend wanneer de auteur het heeft over de oorlogsperiode. De brieven die de familie heeft vrijgegeven zijn bij momenten zeer ontroerend. De Tweede Wereldoorlog was een hel. Meer bepaald de zogenaamde ‘hongerwinter’, periode aan het eind van de Tweede Wereldoorlog met een grote schaarste aan voedsel en brandstof. Overleven was de boodschap. Ontroerend is het om te lezen hoe Grönloh op zoek moest gaan naar eten en brandhout.

De auteur weet ook heel wat te vertellen van de idealistische kolonie Tames, die hij met enkele vrienden had opgericht. Dit was in navolging van de kolonie Walden opgericht door Frederik van Eeden. Dit streven naar een andere samenleving zonder plichten komt tot uiting in zijn werk. Verklaart een beetje de beroemde openingszin van het verhaal Titaantjes: ‘Jongens waren we – maar aardige jongens.’

Maar dit boek is vooral een ode aan de liefde. De lezer ontdekt dat er achter deze auteur een sterke vrouw stond: Agathe Grönloh-Tiket. Mooie vrouw die zich bij momenten volledig wegcijferde, moeder van vier dochter, die hem meestal zijn vrijheid gaf. Bovendien schreef zij vlijtig en netjes zijn manuscripten uit. Dit weten we al uit Dichtertje:

'En een heel lief, jong, levendig en natuurlijk vrouwtje, dat veel van haar man houdt en zijn manuscripten in ’t net schrijft, maar tweeduizend nachten naast ‘m heeft geslapen en weet datti niet tegen tocht kan en ’s morgens niet uit zijn bed kan komen en niet van de jam af kan blijven, al is i een dichter, dat is nu echt iets voor de Duivel.'


Echt een aanrader. Lieneke Frerichs heeft een meesterlijke biografie geschreven. Gelukkig is deze geschreven! Op zeer intelligente wijze maakte ze gebruik van het door de familie ter beschikking gestelde materiaal. Uiteraard is haar kennis van het werk van Nescio de perfecte gids. Heel wat passages uit zijn werk weet ze via dit gevonden materiaal te duiden.

Ook een mooie uitgave door de uitgeverij Van Oorschot trouwens.

Verdient een prijs!

Titel: Nescio. Leven en werk van J.H.F. Gronlöh
Auteur: Lieneke Frerichs
Pagina's: 656
ISBN: 9789028211032
Uitgeverij Van Oorschot
Verschenen: juni 2021

maandag 14 juni 2021

Kjersti Annesdatter Skomsvold - Hoe harder ik loop, hoe kleiner ik ben

Recensie door Dietske Geerlings
Uitgeverij Zirimiri Press

Kopje onder in de spiegel, kopje onder in de tijd

Het debuut Hoe harder ik loop, hoe kleiner ik ben van Kjersti Annesdatter Skomsvold is een klein verhaal met een groot thema. De bejaarde Matthea Martinsen gaat het liefst alle mensen uit de weg. Voordat zij haar huis uitgaat, loert ze door het kleine gaatje in de deur om te zien of er iemand aankomt. Als de kust veilig is, gaat ze pas naar buiten, alleen voor een noodzakelijke boodschap. Behalve aan een sociale fobie lijkt ze ook te lijden aan een vorm van autisme, waardoor regelmatig tragikomische en soms haast absurdistische situaties ontstaan. Onder de ogenschijnlijke eenvoud van het verhaal, ligt een diep lijden, dat uitstijgt boven alleen maar het leven van deze bejaarde vrouw. Het is een spiegel voor ons eigen verlangen naar een betekenisvol bestaan en de angst om vergeten te worden.

De diepere laag komt naar voren in alle betekenisvolle details. Al op de eerste bladzijde lees je dat Matthea graag oorwarmers breit. Het lijkt een onbenullige bezigheid, maar je kunt de oorwarmers zien als afscherming, niet alleen tegen de kou, maar tegen de hele buitenwereld. Verderop in het verhaal blijkt zelfs dat ze een heel jasje heeft van oorwarmers, dat ze helaas kwijtraakt bij een buurtbingo, waardoor zij letterlijk blootstaat aan haar omgeving. Behalve een liefde voor oorwarmers, heeft ze ook een fascinatie voor tanden. Zelf is ze er al veel kwijt, maar ze heeft ooit een zakje tanden gestolen. Ze kan niet van zichzelf afbijten, heeft eigenlijk geen wapens waarmee ze haar omgeving te lijf kan. Wel neemt ze zich voor om met de ander in gesprek te gaan. Zo wil ze de kassamedewerker vragen of hij voor haar het jampotje open wil maken, maar als het erop aankomt, loopt ze toch weg zonder het te vragen.

Dat ze bang is voor andere mensen betekent niet dat ze niet om de ander geeft. Ze houdt van Epsilon en haar grootste wens is dat hij met pensioen gaat. Hun eerste ontmoeting wordt ontroerend beschreven in een humoristische scène waarin Epsilon haar, nadat ze door de bliksem is getroffen en haar wenkbrauwen is kwijtgeraakt, met allerlei statistische gegevens ervan probeert te overtuigen dat de kans erg klein is dat ze nogmaals door de bliksem wordt getroffen. Hij zegt dat hij haar wel mooi vindt, zo zonder wenkbrauwen, alsof ze meer ‘open’ is. Zij zegt hem dan dat ze zijn flaporen ook wel mooi vindt, waarop hij weer zegt dat een nadeel is dat ze wel snel koud worden, wat weer mooi aansluit bij de oorwarmers die ze breit. Tussen de regels door voel je die kwetsbare openheid tegenover Epsilon. Uiteindelijk maakt hij haar door het tekenen van allerlei cirkels duidelijk dat hij een verhouding heeft met een ander. Haar liefde voor hem en het verdriet blijken uit haar systematische ontkenning ervan. Het is bijna onmogelijk om Matthea Martinsen niet in je hart te sluiten, door haar ontroerende gedachtekronkels en bijzondere observaties.

De tijd heeft in het verhaal ook een diepere laag. Op weg naar de supermarkt komt ze de zonderlinge figuur Åge B. tegen, die haar om de tijd vraagt. Het is de tijd die je gedurende het hele verhaal hoort tikken, want wanneer zal Matthea sterven, wanneer is haar tijd gekomen? Ook lopen verschillende tijdlagen door elkaar heen. Soms lijkt het of Epsilon nog gewoon bij haar is, maar gaandeweg het verhaal krijg je toch het vermoeden dat hij er niet meer is. Ze geeft Åge uiteindelijk het horloge van Epsilon. Een mooie sleutelzin is: ‘Vroeger las ik de overlijdensadvertenties alleen maar om me te verkneukelen over al die lui die ik overleefd had, maar nu denk ik dat het niet uitmaakt want we leven allemaal sowieso maar een ogenblik.’ Zoals zij naar de overlijdensadvertenties kijkt, voelt de lezer dat hij naar Matthea’s onbeduidende leven kijkt, tot hij zich realiseert dat die onbeduidendheid misschien niet alleen voor Matthea’s leven geldt.

Ook het herinneringskistje dat Matthea wil ingraven zegt iets over de tijd. Zij wil graag dat mensen zich haar herinneren. Ze weet niet zo goed wat ze erin moet stoppen. Epsilon had het ooit voor haar gemaakt toen hij nog van haar hield. Ondertussen wil ze graag sterven, ze wil dat de ambulances die ze hoort, voor haar komen, en is ze tegelijkertijd bang voor de dood. Ze voelt steeds aan haar lijf en vraagt zich af waaraan ze zal doodgaan. Ook hier komen de statistieken van Epsilon weer in haar op.

Zo bouwt Skomsvold voor de lezer geraffineerd een spiegel. In Matthea’s huis hangt een spiegel waarin ze maar een klein stukje van haar hoofd kan zien. Ook de omslag met het halve hoofd en de titel zijn in dit opzicht veelzeggend. Het lijkt alsof Matthea voortdurend kopje onder gaat in het leven. Misschien ziet de lezer in Matthea niet helemaal zichzelf weerspiegeld, maar dan in elk geval een stukje, zijn eigen vergankelijkheid.

Auteur: Kjersti Annesdatter Skomsvold
Vertaling: Willem Ouwerkerk
Pagina's: 136
ISBN: 9789490042097
Uitgeverij Zirimiri Press
Verschenen: oktober 2015