Pagina's

dinsdag 17 juni 2025

Nescio – Zingen in het donker. Brieven uit de hongerwinter

 


Het zijn deze egodocumenten die het tastbaar maken

‘Bewaar dezen brief, dan kun je misschien later nog eens nagaan hoe een Amsterdammer was en leefde in December 1944.’

De aandachtige lezer van de biografie van de eenzelvige Nescio (J.H.F. Gronlöh, 1882-1961), kon al vermoeden dat de briefwisseling van de auteur wel bijzonder moet zijn. Voor de biografie, Nescio. Leven en werk van J.H.F. Gronlöh, kon de auteur van deze biografie, Lieneke Frerichs, beroep doen op brieven die ze van de familie ter beschikking had gekregen.

Eric Waut

Nescio is vooral bekend voor drie verhalen: De uitvreter (1911), Titaantjes (1915) en Dichtertje (1918). Later kwamen er nog een reeks teksten en nog wat kortverhalen Mene Tekel (bundel,1946) en Boven het dal (bundel,1961). Het is ook omwille van het doorzettingsvermogen van Lieneke Frerichs dat er nog verschillende teksten werden verzameld waardoor we kunnen genieten van een omvangrijke bundel Verzameld proza en nagelaten werk (2019). Bovendien mogen we ook zijn later ontdekt Natuurdagboek (1996) niet vergeten. Dit werd ook door Frerichs bezorgd. Het zijn dagboeken, uit de periode tussen begin 1946 en eind 1955, waar de auteur nauwgezet verslag doet van zijn uitstapjes in de Hollandse natuur. Af en toe kwam Lieneke Frerichs met gevonden materiaal, brieven, die zeer vakkundig werden bezorgd (Brieven uit Veere, Buitenland is geen land), en tenslotte de meesterlijk geschreven biografie.

Het waren vooral de brieven aan zijn familie tijdens de Hongerwinter in Nederland aan het eind van de Tweede Wereldoorlog die een opvallend document vormden in deze biografie. De brieven vormden ogenschijnlijk een verslag aangaande het (over)leven van de auteur tijdens deze periode van hongersnood. Het was dus een stille wens, misschien van vele liefhebbers van het werk van Nescio, dat deze briefwisseling zou worden gepubliceerd.

Deze uitdaging is Lieneke Frerichs aangegaan. Hiermee heeft ze het werk en de auteur Nescio opnieuw onder de aandacht gebracht.

Het betreft dus een verzameling (52) brieven en/of kaarten tussen augustus 1944 en juni 1945 die Nescio stuurde naar zijn dochter Bob en schoonzoon Jan Zeven die woonden te Groningen. Ze waren ook gericht aan andere dochter Miep die met haar dochtertje naar haar zus in Groningen was afgereisd. Haar man was een Joodse onderwijzer die later zou worden gearresteerd en overgebracht naar Westerbork. Nescio en zijn vrouw Agathe Gronlöh-Tiket (koosnaam Os) wonen op dat moment in de Amsterdamse wijk Watergraafsmeer.

De briefwisseling situeert zich voor een deel in de periode van de zogenaamde hongerwinter. Deze begon na de luchtlandingen bij Arnhem (17-09-1944). Ter ondersteuning van deze operatie Market Garden riep de regering in Londen een nationale spoorwegstaking uit. De Duitsers stelden als wraak een embargo in op alle voedseltransporten naar het westen, per trein en schip. Het gevolg was dat er in de delen van Nederland die nog niet bevrijd waren problemen ontstonden met de voedselbedeling. Ook de energievoorziening verliep stroef. Er werd geen steenkool meer aangeleverd, en op veel plaatsen is er geen gas en elektriciteit meer.

Het is dus improviseren om voor wat warmte en licht te zorgen. In een brief (17-11-1944) omschrijft hij het als volgt:

‘Ik zal dezen brief vandaag wel niet meer af krijgen, want ’t wordt al donker en bij die endjes kaars kan ik niet meer schrijven. Allemaal endjes van vroegere kerstfeesten, tientallen stompjes, er zijn rooie en gele en blauwe bij. De peukjes in de blikken houertjes van den kerstboom heeft Os er zelfs uitgepeuterd, die wil ze opsmelten.’


Maar vooral krijgen we in de brieven een verslag van de miserie tijdens deze hongerwinter. Rijen in de winkels, administratie met bonnetjes, wantrouwen, roddels, normvervanging, kou en honger, lange tochten van Nescio met de fiets op jacht naar voedsel. Af en toe voel je de wanhoop. Uit brief 26-10-1944:

‘Zoo scharrelen we en ’t lukt nogal; maar ’t moet niet te lang duren.’


Dan zijn er de kleine hartverscheurende passages in de brieven geschreven door Os. Over de kledij die ze via pakketjes stuurt (en die dan soms nog verloren raken) en groeten aan de kleinkinderen die ze enorm mist. Op het laatst voel je dat ze op hun tandvlees zitten. Er moet zodanig gezocht worden naar wat eetbaars dat men zelfs tulpenbollen gaat eten. Maar Os wanhoopt niet. Naast de omschrijving hoe je ze klaarmaakt, is er ook een positieve noot. Uit brief 22-02-1945:

‘Ik heb er 5 van bebakken, heerlijk, net ‘pommes frites’.’


Het doet mij echt denken aan de verhalen die ik te horen kreeg van mijn grootouders over hoe men moest overleven tijdens de oorlog. Best dat zo'n verhalen worden opgetekend. Een opmerkelijke ontwikkeling was ook het omhakken van bomen langs de straten. Wegens gebrek aan brandstof gaan de Amsterdammers op zoek naar brandhout. Nescio, als natuurliefhebber, aanziet dit met heel veel pijn in het hart. In het boek illustreert men dat ook zeer treffend aan de hand van archieffoto’s. Uit een brief van 14-03-1945:

‘Die platanen staan nog in het Leidsche boschje, voor zoover ik weet. Ik geef ook meer om sommige boomen dan om de meeste menschen.’


Af en toe brengt de natuurliefhebber verslag van het ontluiken van de lente. Het zijn kleine gelukjes die je hem toch enorm gunt. Naar het eind toe ben je als lezer blij om aan de data te zien dat de bevrijding er aankomt. Voor Nescio was dit net op tijd. Het bedelen, allerlei administratieve beslommeringen en de normvervaging zitten hem enorm dwars. Voorts sukkelt hij nog met zijn gezondheid. Op ’t eind moet hij dan nog heel subtiel vragen om een paar schoenen voor hem over te maken. Een ontroerend tijdsdocument is dit boekje wel geworden.

Ik had bij de aanschaf van dit boek eerst de bedenking of we hier niet te ver gaan in onze bewondering. Het gaat hier om vrij persoonlijke briefwisseling die we kunnen inkijken. Uiteindelijk, gelet op gegeven dat ze zijn vrijgegeven door de familie, de zeer degelijke inleiding, voetnoten en oud fotomateriaal is dit een belangrijk tijdsdocument. Oorlog is geen pretje. We mogen absoluut niet vergeten dat onze grootouders het niet gemakkelijk hebben gehad tijdens de bezetting. Het zijn deze egodocumenten die dit tastbaar maken.

Opnieuw benadrukken wij het doorzettingsvermogen van Lieneke Frerichs. Frerichs is biograaf, neerlandica en tekstediteur. Zij publiceerde heel wat artikelen over Nescio, was samensteller van zijn verzameld werk, natuurdagboeken, briefwisseling en uiteraard de uitstekende biografie. Met deze prachtige uitgave heeft ze de auteur Nescio opnieuw onder de aandacht weten te brengen. Wij feliciteren de uitgeverij Van Oorschot bij deze ook voor deze prachtige uitgave.

--

Titel: Nescio. Zingen in het donker. Brieven uit de hongerwinter.
Auteur: Nescio
Pagina's: 215
ISBN: 9789028251243
Uitgeverij Van Oorschot
Verschenen: maart 2025

dinsdag 10 juni 2025

David Szalay - Het vlees

 


De geest is gewillig, maar het vlees is zwak

De Hongaars-Engelse auteur David Szalay (Montreal, 1974) heeft al vijf titels op zijn naam staan wanneer hij Flesh schrijft, dat als Het vlees bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar is uitgegeven. Eerder verschenen Mag ik u een aanbod doen, Turbulentie en Wat een man is op de markt. Met zijn roman All that man is heeft hij op de shortlist van de Man Booker Prize 2016 gestaan.

De verklaring van de titel van het boek zou te vinden kunnen zijn in de Bijbel. In Genesis 6:3 wordt de mens beschreven als vlees, wat verwijst naar het sterfelijke en kwetsbare van de mens en het vatbaar zijn voor het zondige.

Marjon Nooij

In Het vlees volgen we de Hongaarse István van vijftienjarige jongen tot een man van middelbare leeftijd. Hij is met zijn moeder verhuisd naar een andere stad ergens in Hongarije en gaat naar een nieuwe school. Hij is een einzelgänger, maar vindt toch aansluiting bij een klasgenoot die ‘[…] zegt dat hij zich vaak vier of vijf keer op een dag aftrekt, wat István het gevoel geeft dat hij tekortschiet, aangezien hij het maar één of twee keer doet. Als hij dat bekent, zegt zijn vriend: “Jij hebt waarschijnlijk een minder sterke behoefte aan seks.”’

Nadat hij een blauwtje heeft gelopen bij een meisje van zijn leeftijd, wordt hij verleid door de tweeënveertigjarige buurvrouw die hij wekelijks helpt met het sjouwen van de boodschappen. Ze vraagt hem of ze hem mag kussen, wat hij toestaat met ‘Oké’. De daaropvolgende keren gaat ze steeds een stapje verder. 

'Het begint tot hem door te dringen dat ze een soort genegenheid voor hem voelt, of iets in die richting. Dat vindt hij gênant, maar in zekere zin vindt hij het ook wel prettig, al voelt hij zelf geen enkele genegenheid voor haar.
        Hij voelt helemaal niets voor haar.
Ze is gewoon een oude vrouw, misschien zelfs nog ouder dan zijn moeder.
        Het is bijna alsof ze niet eens bestaat.'


Het is zijn eerste seksuele ervaring en ondanks dat hij haar oud en lelijk vindt, is zijn verlangen naar bevrediging groot. Wanneer hij haar uiteindelijk vertelt dat hij van haar houdt, verbreekt ze de band. Hij zoekt haar regelmatig vruchteloos op tot hij op een dag haar man treft die na een handgemeen overlijdt. Het is niet duidelijk wat István’s intentie was; voor hem niet en voor de lezer niet. 
István belandt in een jeugdgevangenis en door wat hij daar heeft geleerd, kan hij als beschermer optreden voor een drugskoerier tussen Hongarije en Kroatië. Hij loopt een blauwtje bij de stiefdochter van zijn oom en besluit om het leger in te gaan. Bij terugkomst geeft hij zich over aan het snuiven van speed, drinkt hij liters Red Bull en neemt deel aan gangbangs, tot zijn moeder een baantje voor hem vindt bij een wijnhandel.

De stijl die Szalay heeft gekozen is verrassend minimalistisch. Zijn taal is bedrieglijk eenvoudig en stilistisch vlak. De kracht zit hem in de opbouw van het narratief. Hij slaat in zijn verhaal regelmatig jaren over – jaren waarin er klaarblijkelijk wel veel is gebeurd – en laat de lezer rustig aan ontdekken wat er in de ‘blanco’ periode is voorgevallen. Het toont summier wat er in István omgaat, maar Szalay laat het wel duidelijk blijken in het handelen van zijn protagonist en in de manier van communiceren die in de talrijke dialogen veelal met korte en afgemeten zinnen wordt beschreven. De auteur kauwt niets uit en laat veel te raden over aan de lezer; een knap staaltje show, don’t tell. Wat István in zijn tijd in het Midden-Oosten heeft meegemaakt wordt derhalve niet beschreven, alleen dat hij een trauma heeft opgelopen doordat hij een vriend heeft zien sterven. In een plotselinge opwelling van automutilatie slaat hij een deur en zijn hand aan flenters, waarna hij een psycholoog bezoekt die hem medicatie geeft.  

‘Hij weet niet waarom hij doet wat hij vervolgens doet. Iets welt in hem op. Voor zijn gevoel is het even puur fysiek en onwillekeurig als overgeven.
         Er klinkt een verrassend hard kabaal en dan zit er een splinterige deuk in de deur.’


Na weer een flinke sprong in de tijd redt István door een doortastende actie het leven van een oudere man die een uitzendbureau heeft voor beveiligingsmedewerkers. Hij biedt István aan een baan voor hem te regelen, waarna hij hem een periode onder zijn hoede neemt om hem te kneden. István kan aan de gang als chauffeur en bodyguard van miljonair Nyman en krijgt een relatie met diens vrouw Helen, die hem, net als de vroegere buurvrouw, ook vraagt of ze hem mag kussen. Ook deze relatie begint als ongelijk. Als Nyman komt te overlijden vliegen de gebraden duiven hem in de mond. Hij geniet aanzien, tot er een vette adder onder het gras blijkt te zitten. De moeizame relatie met zijn initiatiefloze stiefzoon doet hem ook geen goed.

István is een introverte en afstandelijke man, hoewel hij niet onsympathiek overkomt. Hij praat weinig, meestal alleen op uitnodiging of hij antwoord door eerst de vraag te herhalen, alsof hij zo tijd wil winnen om even na te denken. Als hij dan antwoord geeft, is het vaak ‘oké’, of een andere korte reactie.
Wat wil hij eigenlijk zelf in het leven? Wat zijn de doelen die hij zichzelf heeft gesteld? Hij gedraagt zich stoïcijns en lijdzaam, lijkt ten prooi te zijn gevallen aan een hechtingsproblematiek. De meeste dingen overkomen hem en hij lijkt over weinig zaken zelf de regie te hebben of te nemen. Het leven lijkt een worsteling. Hij heeft moeite met zelfreflectie, hoewel hij door de ontwikkelingen van zijn zoontje over de basale dingen van het leven en existentiële verlangens gaat nadenken. Ook andere belangrijke personages blinken niet uit in het hebben van een open karakter en zijn veelal diep in zichzelf gekeerd.

Het verhaal is volledig geschreven in de tegenwoordige tijd en het perspectief ligt bij István. Bijzonder echter zijn een tweetal korte perspectiefwisselingen, waarbij de focus ineens op een ander personage ligt. Waarom de auteur dat doet, is onduidelijk en het past niet in de constructie. 
De auteur onderzoekt in Het vlees de zoektocht naar de zin van het leven en de deceptie die op de loer ligt. Gaandeweg het verhaal worden deze thema’s duidelijk. 

Szalay is een opmerkelijk literair talent door zijn onderkoelde en beknopte schrijfstijl die bedrieglijk eenvoudig en nuchter oogt. De roman is absoluut meeslepend, ontroerend en aangrijpend, maar het verhaal valt pas echt goed op zijn plaats als de laatste bladzijde is gelezen. Het is een verhaal dat blijft nazinderen en tijd nodig heeft om er nog een flinke poos op herkauwen. 

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Het vlees
Auteur: Davin Szalay
Vertaling: Auke Leistra
Pagina’s: 344
ISBN: 9789038816616
Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar
Verschenen: juni 2025

woensdag 4 juni 2025

Rita Spijker - Uit liefde

 


Asreis met herinneringen en verzoening met wat was

Je bent bijna zevenenveertig jaar samen. Jullie huwelijk is weliswaar wat sleets geraakt en op bepaalde punten is er de laatste jaren meer afstand tussen jullie ingesleten, maar de relatie heeft nog voldoende vlees op de botten om het gezellig te hebben samen. Dan wordt je man gediagnosticeerd met uitgezaaide prostaatkanker en, ondanks dat je daar grote moeite mee hebt, weigert hij zich te laten behandelen in het reguliere circuit en zoekt zijn heil in het alternatieve circuit. 

Dit overkomt Rita Spijker (1957) in de coronatijd. Om haar gevoelens van machteloosheid, boosheid en verdriet te kaderen, schrijft ze het in die periode van zich af. In haar roman Uit liefde laat ze de zesenzestigjarige Zelda vanuit het ik-perspectief haar verhaal vertellen dat ze baseert op haar eigen ervaringen.

Marjon Nooij

Wanneer Arthur de onheilstijding krijgt – fase vier en er is helaas niets meer aan te doen – zet hij zich vastberaden af tegen medicatie en palliatieve behandeling. Sinds een paar jaar heeft hij samen met collega Jannie een eigen praktijk in energetisch genezen en hij gelooft stellig dat zijn proces nog omkeerbaar is. Jannie – die overigens niet had ‘gezien’ dat hij kanker had – ziet dat alles nog zou kunnen genezen. Arthur zal het proces geduldig uit moeten zitten.

Hij eist totale geheimhouding; niemand mag van zijn ziekte en de prognose weten, alleen zijn vrouw Zelda, hun zoon en de helderziende, heldervoelende Jannie. 

‘[...] Arthur geloofde haar voor honderd procent. Hij moest wel. Als hijzelf niet zou geloven in zijn eigen collega, dan zou hun bedrijf immers ongeloofwaardig zijn? Dat zouden ze dan wel op kunnen doeken.’ […] “Ik ben nu zélf mijn grootste uitdaging.”’ 


Hij is er heilig van overtuigd dat zijn studie een voorbereiding is geweest op deze taak die voor hem ligt. 
De geheimhoudingsplicht maakt dat Zelda zich eenzaam voelt in haar verdriet, ze kan zich daardoor door niemand laten troosten.

Arthur kiest voor zichzelf en gaat een paar weken naar een retraitecentrum waar ‘dokter Boilogika Himself’ hem adviseert met zichzelf in het reine te komen door korte metten te maken met geheimen, omdat die de oorzaak zijn van zijn ziekte. Lichaam en emotie zijn immers één. Arthur biecht Zelda iets op wat ze niet heeft zien aankomen. Als klap op de vuurpijl krijgt ze van hem te horen dat zij de reden is van zijn ziekte en dat hij haar moet elimineren uit zijn leven. Hierop verbiedt ze hem om nog naar hun echtelijke woning te komen en hij vertrekt naar een verzorgingshuis waar ze hem maar sporadisch mag bezoeken, omdat hij zijn proces zonder haar wil doormaken. Zelfs sterven wil hij alleen doen. Woede en machteloosheid strijden bij Zelda om voorrang, maar tevens voelt ze zich schuldig jegens haar doodzieke man.

‘Mag ik scheiden van een man met kanker?
Mag ik mijn partner vlak voor zijn dood in de steek laten?
Maar dan, waar moet ik heen? Waar moet hij heen?
Scheiden bij leven of wachten tot de dood ons scheidt?’


Twee jaar heeft Zelda nodig om te besluiten wat ze met de as wil doen. Een lucide droom waarin ze op reis is met negen potjes as, genummerd in het karakteristieke handschrift van Arthur, is als een openbaring en biedt haar een missie; een symbolische afsluiting van Arthur’s leven, door steeds een beetje as uit te strooien op plaatsen die voor hem een speerpunt betekenden.

Tijdens deze queeste – die ze de ‘asreis’ noemt – komen er gestaag herinneringen boven en vallen de dingen successievelijk op hun plaats. Ze reflecteert op haar gevoelens, vindt redenen terug waarom ze van hem heeft gehouden. Gaandeweg kan ze zich steeds iets meer verzoenen met de periode die achter haar ligt en bij elke verstrooiing kan ze een stukje afscheid van hem nemen. ‘Ik heb van je gehouden, altijd, Arthur, ook al kon ik dat op het eind maar moeilijk voelen.’ Wat belangrijk is, is dat ze – buiten een ietsiepietsie genoegdoening – geen revanche wil nemen.

‘Spijt dat ik Arthur op zo’n onooglijke plek heb uitgestrooid overvalt me.’ […] Het begint te regenen. Voordat ik zou moeten toekijken naar het klonteren van de as fluister ik: “Dag Arthur”. Ik draai me om.’ […] ‘Is het oneerbiedig dat Arthur tussen peuken en vuurpijl heb gestrooid? Dat er iets ligt te rotten?'


Er zijn verschillende vogels in de loop van het verhaal verwerkt die alle hun eigen symboliek hebben en mooi passen in de gebeurtenissen, alsof Arthur tegen haar spreekt door de vogels.

Zelda kan eindelijk haar eigen leven weer gaan oppakken door voorzichtig aan de toekomst en een eventuele andere partner te denken.

‘Datingsites doen feitelijk hetzelfde als een kringloopwinkel: tweedehands shit eersteklas presenteren.’ 


Rita Spijker is behalve schrijfdocent en auteur van bestsellers als Kreukherstellend en Tussen zussen, ook theatermaker en geeft rouw-schrijfretraites. Ze heeft eerder over rouw geschreven in Rauwe dagen en dacht dat ze uitgeschreven was, maar haar dagboekfragmenten inspireerden haar om de pen weer ter hand te nemen.         

Uit liefde is een gelaagde, vooral gedurfde roman over heden en verleden, over liefde, rouw, loslaten en afscheid nemen. Ondanks dat het autofictie is, moet het niet geclassificeerd worden als navelstaarderij. Als uitgangspunt gebruikt Spijker haar eigen ervaringen die ze aanvult met fictionele elementen, waarbij ze Zelda op zoek laat gaan naar antwoorden in zichzelf. Ondanks het onderwerp is het zeker geen zwaar beladen verhaal. Doordat ze de lezer kan laten lachen met haar geestige opmerkingen, krijgt Zelda’s ‘asreis’ ook iets luchtigs en ontroerends, en is het uiteindelijk zelfs fijngevoelig. In haar proces van rouwverwerking kan ze langzamerhand weer mooie herinneringen toelaten en zich ontvankelijk voelen voor de wanhoop die haar zieke man moet hebben gevoeld, omdat hij gevangen zat in de gordiaanse knoop van zijn ziekte, het zoeken naar genezing en zijn grote geheim.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Uit liefde
Auteur: Rita Spijker
Pagina's: 212
ISBN: 9789460686771
Uitgeverij Marmer, Baarn
Verschenen: mei 2025

maandag 19 mei 2025

Rhijnvis Feith – Julia (hertaling uit 2024 door Arjen van Meijgaard)



Literatuur van weleer die niet vergeten mag worden

De destijds zeer populaire briefroman Julia van Rhijnvis Feith is oorspronkelijk verschenen in 1783. Feith heeft tijdens zijn leven viermaal een herdruk mogen beleven. Saillant detail is dat het zelfs toen al in het Duits, Frans en Russisch is vertaald.

Aan het eind van de 18e eeuw kwam er een einde aan de Republiek der Verenigde Nederlanden en de culturele stroming die bekend staat als de Verlichting. Deze stroming bloeide in Engeland en Frankrijk weliswaar meer, maar toch drong het in ons land voorzichtig door in de literatuur. Er werd meer nagedacht over sociale rechtvaardigheid en vrijheid van meningsuiting, en in de tweede helft van de 18e eeuw streefde de politieke stromingen naar meer democratie. Als tegenhanger van dit rationalisme richtten de romantische schrijvers zich meer op de innerlijke beleving, de ideale geliefde, intense melancholie, het onbevredigde verlangen, onbereikbaar geluk en ongerepte natuur, en ontstond het sentimentalisme dat maar een korte periode bloeide. 

Marjon Nooij

Rhijnvis Feith (Zwolle, 1753-1824; hij stierf een dag na zijn 71ste verjaardag) was vrijmetselaar en advocaat. In 1787 werd hij gekozen tot burgemeester van Zwolle. Hij schreef het toneelstuk De Patriotten, maar allereerst was hij dichter en met Julia debuteerde hij als romancier. Hij was een ware influencer van het sentimentalisme dat hoogtij vierde aan het einde van de 18e eeuw, hoewel hij na de hypersentimentele Julia ook – naar verluidt – oersaaie verhandelingen uitgaf over ‘het sentimentele, over de waarde der zinnelijkheid en de navolging der natuur’ (bron: Marita Mathijsen –  L, de lezer van de 19e eeuw). Feith trad niet naar buiten in de literaire wereld en de meeste lezers hadden hem dan ook nooit gezien. Dichter Hiëronymus van Alphen (1746-1803) - van het bekende kindergedicht over Jantje die eens pruimen zag hangen - was een groot bewonderaar van Rhijnvis Feith.

Het mag opvallend genoemd worden dat er heden ten dage vrij weinig aandacht wordt besteed aan Feith’s Julia. Zo plaatst J.A. Dautzenberg alleen de cover van de eerste uitgave van Julia in Literatuur, geschiedenis en theorie, maar wijdt hij geen woord aan de inhoud en context van de roman. Zelfs Pieter Steinz schrijft er maar één zin over in Gids voor de wereldliteratuur. Marita Mathijsen stipt Rhijnvis Feith wel een aantal maal aan in L, de lezer van de 19e eeuw, hoewel Eduard daar Ferdinand wordt genoemd.

De roman begint met een inleiding van de auteur waarin hij schreef aan zijn goede vriendin Sophie met wie hij het ‘op een hoger niveau over de liefde had(den)’. Hierop vroeg ze hem om zijn ‘gedachten over de liefde in een verhaal over twee gevoelige zielen te gieten’ en het verhaal te publiceren. Zelf betwijfelde Feith of zijn ‘eenvoudige verhaal’ geschikt zou zijn voor de 18e eeuw. Andere dichters en tijdgenoten staken de draak met het sentimentalisme van hun collega. Als antwoord hierop verscheen er in 1793 een (k)luchtige parodie die achterin de hertaling is opgenomen.

Feitelijk is het verhaal van Julia vrij klein: twee vrome jongelingen vinden elkaar en raken verliefd, maar kunnen elkander niet krijgen.
In een van de brieven aan zijn vriend Alceste vertelt Eduard dat hij op een zoele zomernacht in ‘aangename droefgeestigheid’ in het bos loopt en mijmert over het grote gemis dat hij voelt.

‘Ik moest liefhebben om gelukkig te zijn, maar ik had niet lief! Meer dan eens had ik met de grootste genegenheid naar vrouwen gekeken. Meer dan eens had ik met de grootste sensatie de blosjes op de wangen van een lief meisje zien verschijnen en meer dan eens had ik twee onschuldige borstjes verleidelijk op en neer zien gaan door een hart dat van opwinding klopte. Vaak, verleid door de uiterlijke schoonheid en afgeleid door een onweerstaanbaar lachje, had ik me ingebeeld lief te hebben. Maar ach, zodra ik met mijn geliefde intiem was geweest, verdween de betovering die mij voor een moment zoveel plezier had gegeven.’

Die nacht stuit hij op een biddende jonge vrouw en is meteen verkocht van het hemelse meisje. De smachtende liefde blijkt geheel wederzijds. Ze zijn er zelfs van overtuigd dat hun liefde de dood zal passeren en dat ze elkaar ook in het hiernamaals weer zullen vinden. Maar omdat de vader van Julia hem veel te min vindt voor zijn dochter is een huwelijk ondenkbaar. (Of Julia wel toestemming van haar vader heeft om ’s nachts het bos in te gaan om daar tot God te bidden, wordt niet duidelijk.) Wat hen rest is een platonische liefde; een ware tantaluskwelling voor de ‘twee tedere zielen, die elkaar oprecht beminnen’. Eduard verdwijnt daarop van het toneel om zich in het buitenland op te werken, terwijl de geliefden elkaar hartstochtelijke brieven blijven schrijven. Na verloop van tijd kan hij terugkeren, omdat zijn Julia hem schrijft dat ze toestemming heeft gekregen met hem te trouwen. Wat hem bij terugkomst echter te wachten staat, is een passerende rouwstoet en het nieuws dat zijn geliefde is heengegaan. De voorzienigheid heeft het niet zo goed met hen voor. Hij kan alleen het graf van zijn geliefde nog bezoeken en betrekt een huis in de nabijheid van het kerkhof, waarbij hij de hoop uitspreekt zich later bij haar te kunnen voegen.

Het is een typisch voorbeeld van weltschmerz, wat inhoudt dat immense hunkering kan leiden tot de doodswens. Het bekendste gedicht hierover is De zelfmoordenaar van François HaverSchmidt – die onder het pseudoniem Piet Paaltjens schreef –, hoewel dit gedicht ruim honderd jaar later dan Julia is verschenen in het verzamelde werk Snikken en grimlachjes. Ook aan het einde van de 18e eeuw verscheen Goethe’s Het lijden van de jonge Werther. In Julia spreekt Eduard een aantal maal over zijn vriend en lotgenoot Werther. ‘Werther is van al zijn ellende verlost. Hij is niet meer.’ Het kan niet anders dan dat Feith hier refereert aan de hoofdpersoon uit Johann Wolfgang von Goethe’s werk.

De moderne lezer zal het origineel van de mierzoete roman Julia misschien niet meer als zodanig kunnen waarderen, omdat de sentimentaliteit bijna letterlijk van de bladzijden afdruipt door de vele tranen die er door beide geliefden worden geplengd. De clichés en het bombastisch taalgebruik – hoogdravend en gezwollen – werden door Feith gebruikt om de verheven gevoelens van zijn personages uit te drukken. In een briefroman kunnen de personages in alle vrijheid hun gevoelens naar elkaar uiten en derhalve krijgt de lezer niet altijd voldoende informatie. De karakters blijven in Julia echter plat en eigenlijk is het alleen hun wederzijdse liefde waarover wordt geschreven.
Interessant echter is het verhaal achter dit literair-historisch belangrijke werk. In het nawoord gaat Van Meijgaard dieper in op onder andere de typografie en de context van de roman.

Met het recent verschijnen van de zeer vlot leesbare hertaling, die tevens is ontdaan van al te veelvuldig gebruik van uitroeptekens en gedachtestreepjes, stelt Van Meijgaard zichzelf de vraag: ‘redt Julia het in de eenentwintigste eeuw?’ Als docent Nederlands weet hij als geen ander hoe belangrijk het is om je klassiekers te kennen. Elk schooljaar behandelt hij de korte briefroman in zijn lessen en hij spreekt de hoop uit dat hij, doordat het archaïsch taalgebruik is omgezet naar moderne, meer toegankelijke taal en soepeler zinnen, zijn leerlingen ertoe kan verleiden om de moeite te nemen Julia in zijn geheel te lezen. 

Vestdijk schreef het al: ‘alle contemporaine romans worden op den duur historische romans.’ Daar heeft hij in het geval van Julia helemaal gelijk in.

--

Arjen van Meijgaard is te boeken voor een enthousiasmerende lezing over Rhijnvis Feith en Julia. Hierin gaat hij dieper in op de achtergrond van de roman en de parodie, het sentimentalisme en de tijd waarin de roman is geschreven.

--

Titel: Julia
Auteur: Rhijnvis Feith
Hertaling: Arjen van Meijgaard
Pagina’s: 132
ISBN: 9789493323520
Uitgeverij kleine Uil
Verschenen: november 2024

dinsdag 13 mei 2025

Jacqueline Zirkzee - SALOMON

 


‘Het motto van SALOMON: het systeem is streng in zijn streven naar rechtvaardigheid.’

Jacqueline Zirkzee is schrijver, journalist, redacteur en schrijfcoach. Ze heeft meerdere historische romans geschreven zoals De eerste priesteres, Het boek van Tristan en Isolde. Van haar romandebuut Mykene uit 2001, met mythische elementen, is inmiddels een nieuwe editie uitgebracht.

Haar laatste werk SALOMON is een hallucinante, visionaire roman, waarmee ze duidelijk een andere weg is ingeslagen en de lezer meevoert in de tijd na de toeslagenaffaire. Voedingsmiddelen als labkip, vitarijst en kweekbacon zijn inmiddels volledig geïntegreerd in het dagelijkse menu en de exotische smaak van ananas is in de tussentijd volledig uit ieders geheugen gewist.

Marjon Nooij

Zirkzee beschrijft een meedogenloze en overgecontroleerde, totalitaire maatschappij, waarin er – net als voorheen in China – een eenkindpolitiek is ingesteld, waardoor tweelingzwangerschappen uit den boze zijn en er sinds tien jaar een verplichting is om één van de foetussen te laten aborteren.

Huisvuil wordt minutieus gecontroleerd op fastfoodverpakkingen, pillenstrips, verbandmiddelen, drankflessen en bloedsporen op afgedankte kinderkleding. ‘Als er van een bepaalde categorie drie keer iets op de lijst aangevinkt was, kwam er een leidinggevende bij die het gehele gezin opschaalde naar oranje – dat betekende een bezoek van een gezinscoach.’

Venetië is intussen onder de waterspiegel verdwenen. Replicaparken – kortweg Repli’s – worden met de jaarlijks verstrekte verplaatspunten bezocht om er vakantie te vieren en zich te wanen in verre landen en andere culturen. Zodoende wordt het klimaat ontlast van al te reislustige personen. Men is er huiverig voor om medische behandelingen te declareren, omdat je dan zo door je zorgpunten heen bent. Schrijfschriften worden er allang niet meer gemaakt, omdat papier van echte bomen te kostbaar is, en een ‘bubbelhub’ is de vervanger van media-apparaten.

Vanuit de overheid is de overheidsinstantie SALAMON (Samenwerkingsorgaan Algemene Leefbaarheid, Orde en Maatschappelijke Ondersteuning Nederzone) in het leven geroepen, die als taak heeft te werken aan een rechtvaardiger samenleving en ideale maatschappij. Het Salomonsoordeel wordt gebruikt om een volstrekt willekeurig oordeel aan te duiden. De Germaanse naam Salomon betekent ‘door de goden beschermd’. In het Hebreeuws is het afgeleid van ‘shalom’, wat ‘vrede’ betekent, of van 'sjelômoh', wat wordt vertaald met ‘de vreedzame’. In de roman komt het idee naar voren dat wie niets te verbergen heeft, ook niets heeft te vrezen. Het is dan allang een alom aanvaard systeem dat streng is, maar rechtvaardig wordt geacht. Helaas is het niveau van de empathie in de maatschappij tot het absolute vriespunt gedaald. 

‘Als gezinnen ontsporen grijpt SALOMON in zonder aanziens des persoons, ongeacht sekse of afkomst.’


Net als in de futuristische tv-serie Arcadia zijn er heropvoedingskampen in het leven geroepen. Ouders die zich misdragen gaan erheen, in plaats dat het kind uit huis wordt geplaatst. Medische castratie is niet eens ondenkbaar als straf bij seksueel misbruik en in geval van disfunctionele ouders zien ze het als ‘een kostbaar maar erg succesvol programma’ om het gehele gezin in een kliniek op te nemen.

De rode draad in het verhaal wordt gevormd door een vrouwelijk naamloos hoofdpersonage en haar vijfjarige dochter Juno. Beroepshalve houdt ze zich bezig met de controle van de bureaucratie in de jeugdzorg. Gaandeweg begint ze zich steeds meer af te vragen of de controle die SALOMON wil bewerkstelligen wel de juiste is. Ze krijgt gewetensproblemen en betwijfelt of ze zich er nog aan kan en wil conformeren. Staat het welbevinden van het kind nog wel hoog in het vaandel? 

Ook in haar eigen leven krijgt ze te maken met de rigide eisen van jeugdzorg. Jason, haar ex-man, doet een verzoek tot co-ouderschap, waar ze niet op zit te wachten, en tot overmaat van ramp verliest ze haar baan. Ze neemt een drastisch besluit om haar ex-man uit haar leven te weren ‘als een passant die door het beeld liep van een verder perfecte vakantiefoto.’ Dit gegeven maakt dat de roman een spannende wending krijgt.

Met SALOMON schreef Zirkzee een onderhoudende, dystopische toekomstroman waarin ze op speculatieve wijze een angstaanjagend beeld beschrijft. Dat er veranderingen nodig zijn in ons handelen en denken, is uiteraard evident. Het uitdelen van een vast aantal verplaatspunten per jaar zou niet eens zo verkeerd zijn om het overspannen luchtruim te ontlasten. Misschien dat deze roman in grote lijnen niet onrealistisch zal blijken.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: SALOMON
Auteur: Jacqueline Zirkzee
Pagina’s: 240
ISBN: 9789083321257
Uitgeverij Nobel, Eemnes
Verschenen: september 2024

zondag 23 maart 2025

Trygve Gulbranssen – En eeuwig zingen de bossen



Epische familiesaga die diepgeworteld zit in het collectieve geheugen

De Bjørndaltrilogie van de Noorse romanschrijver Trygve Emanuel Gulbranssen (Oslo, 15 juni 1894 – Eidsberg, 10 oktober 1962) stond bij vele moeders op de boekenplank. Het verscheen in 1933 en werd wereldwijd een overdonderende sensatie; in de Nederlandse pers werd er zelfs gesproken over de ‘Gulbranssen-koorts’. De trilogie is in meer dan dertig talen vertaald en in de loop der jaren zijn er ruim 12 miljoen exemplaren van verkocht. In 1959 was het een hit in de bioscopen, hoewel Gulbranssen zelf minder gecharmeerd was van het resultaat. 

De Nederlandse vertaling uit 1939 was van Dr. Annie Posthumus (1881-1964). Hierover schreef Menno ter Braak; ‘De vertaling maakt den indruk van voortreffelijk te zijn, zoo vloeiend laat het Nederlandsch zich lezen.’ Nu heeft Uitgeverij Karmijn het eerste deel van de trilogie uitgebracht in een frisse, moderne vertaling van Lammie Post- Oostenbrink.

Marjon Nooij

En eeuwig zingen de bossen is het prima los te lezen eerste deel van de epische familiesaga over drie generaties van het geslacht Bjørndal. Het speelt zich af tegen het einde van de achttiende eeuw, in het ruige landschap in het zuiden van Noorwegen.
 
Gulbranssen beschrijft in zijn openingspassage een verwoede strijd van een jager met een oude beer; de rover van het vee. Generaties lang hebben mannen het af moeten leggen en stierven door toedoen van de beren. De oude Torgeir Bjørndal likt de wonden die de verliezen hem hebben toegebracht, maar ook hij gaat nog een keer op berenjacht.

Op het landgoed Oud-Bjørndal hebben de pachters de boel verwaarloosd, omdat Dag, de zoon van Torgeir, de touwtjes teveel heeft laten vieren. Zijn broer Tore was de beoogde erfopvolger, maar het lot beschikte anders. ‘Tore had voor hem symbool gestaan voor de stamboom.’ De inkomsten blijven achter en de gewassen staan er verwaarloosd bij, de oogst is gestolen en Dag moet schulden maken. Hij heeft niet in de gaten dat er over hem geroddeld wordt dat hij zijn verstand heeft verloren. Door met harde hand te regeren vergroot hij zijn imperium en eigent hij zich delen van naburige landgoederen toe. Hij transformeert in een gefortuneerde, maar ongenaakbare en eerzuchtige herenboer die veel macht geniet.  

De zachtaardige Therese, die na het huwelijk met Dag met haar zus Dorothea op Bjørndal komt wonen, brengt stabiliteit, vreugde en geluk, maar het is Dorothea die hem leert wat mededogen is.

Een markant personage uit een naburig gehucht is Ane Hamarrbø, die de hoge status van oudste geniet en onverschrokken de tradities bewaakt. Op haar sterfbed vertelt ze Therese verhalen van de geschiedenis van de Bjørndalfamilie. Haar profetische woorden zullen het geloof in de toekomst beïnvloeden. Als vanzelfsprekend neemt Therese, na de dood van Ane, haar taken over.

Het harde leven in de Noorse bergen, met haar oude conventies waar niet aan valt te tornen, brengt ziekte en dood, rouw en liefde, maar ook een langlopend conflict met rivaal Von Gall van het naburige Borgland. Dags wraakgevoelens drukken zwaar op hem wanneer hij de toedracht hoort van de dood van zijn oudste zoon Tore.

‘Therese had hem tot leven gewekt toen ze stierf. Ze had bij leven aan veel ziekbedden gezeten, nu zat ze na haar dood ‘s nachts aan het bed van haar echtgenoot.’

Waar de oude Dag Bjørndal een hardvochtig man is die te weinig oog heeft voor zijn omgeving, is de in zichzelf gekeerde jonge Dag een dromer die zich zelden op de boerderij laat zien. Hij houdt zich het liefst op in de bossen en de bergen en zwerft daar dagenlang rond. De romantiek ten top komt de oude Dag gelukkig tot inkeer, wanneer hij zich de woorden van zijn schoonzus weer herinnert, mededogen toont en eindelijk zijn zoon ziet staan.

De zintuiglijke natuurbeschrijvingen laten de lezer het eeuwig ruisen en zingen van de bossen horen. Je proeft de sfeer van het ruige Noorse land met zijn donkere bossen, fjorden en besneeuwde bergtoppen, maar ook hoe meedogenloos de natuur kan zijn en daardoor grote invloed heeft op mens en dier.

En eeuwig zingen de bossen is een blijvertje in de klassieke wereldliteratuur gebleken en geeft een mooi tijdsbeeld. Het is een studie naar emoties en de menselijke natuur. De karakters zijn psychologisch helder uitgewerkt, hoewel  – wat stereotype en misschien inherent aan de tijd waarin het geschreven is – de vrouwen de krachtigste karakters hebben en de stoere mannen zich op emotioneel gebied voornamelijk onhandig opstellen.

In het nawoord schrijft de uitgever dat Gulbranssen – zelf ook afkomstig uit ‘een respectabele boerenfamilie’ – in een gesprek uit 1937 met journalist Bert Bakker verklaarde dat hij zich heeft laten leiden door verhalen uit zijn eigen familiegeschiedenis. Een aantal situaties is misschien niet zo geloofwaardig, maar ‘zooals zoovele andere, gebouwd op een oude vertelling, maar ik geef toe, dat men er toe komen kan, de waarheid ervan in twijfel te trekken.’

Laat je ongegeneerd onderdompelen in het heerlijk trage, gemythologiseerde verhaal dat bijna honderd jaar geleden de wereld veroverde en nog altijd diepgeworteld zit in ons collectieve geheugen.

Eerder verschenen op Tzum


--

Titel: En eeuwig zingen de bossen
Auteur: Trygve Gulbranssen
Vertaling:  Lammie Post- Oostenbrink
Pagina’s: 320
ISBN: 9789492168382
Uitgeverij Karmijn, Elburg
Verschenen: december 2024

Reina & Greetje - Lang zal Eland leven

 


Grootse Kinderliteratuur met een hoofdletter

Achter de auteursnaam Reina & Greetje gaat de Friese Reina Greet schuil. Ze schrijft voor kinderen en ‘stiekem’ ook voor volwassenen. Met het prentenboek Lang zal Eland leven schreef ze een liefdevol verhaal over de diepe vriendschap tussen Eekhoorn en Eland, en de onvermijdelijkheid van het afscheid nemen.

Marjon Nooij

De zieke Eland weet dat hij zal sterven. Hoe gaat Eland om met de wetenschap dat hij van ‘Hier naar Verder’ zal gaan? Hoe gaat zijn vriendje daarmee om? Eekhoorn huilt dikke tranen wanneer het meisje Dakota hem treft in het bos. Hij vertelt haar wat hij heeft meegemaakt en waarom hij zo verdrietig is. 

Eland is erg moe en kan eigenlijk niet meer lopen. Als klein diertje probeert Eekhoorn zijn grote vriend nog letterlijk en vooral figuurlijk op verschillende manieren op te beuren om zijn weg te vervolgen, maar Eland maakt hem duidelijk dat hij ‘Overal’ al is geweest. ‘Hier, Daar, Ergens en Anders’, en dat hij nu op het punt staat om naar ‘Verder’ te gaan. Eekhoorn zegt: ‘We gaan samen van Hier naar Daar’, waarop Eland hem duidelijk maakt dat hij in zijn eentje naar ‘Verder, Ergens Anders dan Hier’ zal gaan, niet meer terug naar ‘Hier’ zal komen, maar dat hij toch ‘Overal’ zal blijven. Helemaal begrijpen doet Eekhoorn het nog niet. Omdat hij het wel kan voelen, maakt de onzekerheid hem verdrietig en stil. Ook Eland is verdrietig, voor zichzelf en vooral voor Eekhoorn. Ze praten met terugwerkende kracht over het pad dat ze van ‘Daar naar Hier’ hebben gelopen en halen herinneringen op waar ze beiden om moeten lachen.

‘Toen blies de wind 
uit de neus van Eland 
en vertrok hij 
naar Verder.

Alles wordt samen voor
heel even stil.
Zo stil dat je niks meer hoort
en toch heel veel.

Nu zou ik Hier graag eens
Ergens Anders Eekhoorn zijn.
Dan kon ik Verder kijken,
hoe het met mijn Eland is.

Hoe zou het daar eigenlijk
zijn, Verder?

Dat weet ik niet. Ik ben nog 
nooit zo ver geweest.

Dat weten we denk ik pas
Als ons pad Daar zover is.

Zo ver kunnen we het
Hier nog niet weten.

[…] Het lege gevoel,
dat blijft nog even.
En dat is Overal goed.’


De tot de verbeelding sprekende illustraties zijn van het potlood en de kwast van Leonie Verbrugge. Ze vertalen de parabel op visuele wijze waardoor kinderen geprikkeld worden om het verhaal zelf te interpreteren en aan te vullen. De kleurstelling die Verbrugge gebruikt haken op naadloze wijze in op de weg die Eland gaat; hier kleurrijk en vrolijk, daar grijs en stemmig.


Verbrugge studeerde aan de Academie voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch en koos de richting van grafisch ontwerpen. Als freelancer is ze illustrator en boekontwerper voor diverse uitgeverijen.

De kleurrijke hardcover met linnen rug maakt het boekje tot een waardevolle eye catcher en de stevige bladzijden zijn bestand tegen gretige kinderhanden.

Aurora Concepts – opgericht door Donata van der Rassel – is sinds 2019 een uitgeverij met de visie van een nieuwe wereld waarin het multidimensionale bewustzijn centraal staat.  Van der Rassel zet zich in voor spirituele (boek)projecten en auteurs die gedreven worden om door eenzelfde wens hun spirituele kennis te delen.

Lang zal Eland leven is grootse, waardevolle kinderliteratuur over vriendschap, loslaten, rouw, weemoed en troost. Maar vooral over vertrouwen en dankbaarheid voor het leven dat is geweest, en over de voldoening van het terugkijken op een mooie vriendschap. Het nodigt uit tot filosofische gesprekjes met kinderen over afscheid nemen.

Eerder verschenen op Tzum

--

Titel: Lang zal Eland leven
Auteur: Reina & Greetje
Pagina’s: 36
ISBN: 9789083299914
Aurora Concepts, Haarlem
Verschenen: 2024

vrijdag 7 februari 2025

Ambrose Parry - Een dodelijk gif

 


Medische zaken en moorden in Victoriaans Schotland

Een dodelijk gif (The way of all flesh) van Ambrose Parry is de eerste roman met historische fictie die Uitgeverij Van Maaskant Haun uit heeft gegeven sinds ze eind 2024 een imprint begonnen zijn onder de naam Haun Crime & Mysterie. Dit eerste deel van een serie van zes is nu in het Nederlands vertaald door Gerda Baardman.

Ambrose Parry is het pseudoniem van het Schotse schrijversechtpaar Chris Brookmyre (1968) en Dr. Marisa Haetzman (1968). Brookmyre heeft als auteur al meerdere prijzen gewonnen voor zijn misdaadromans. Zijn vrouw Haetzman is anesthesist met een master in de geschiedenis van de geneeskunde; een discipline waar ze dankbaar gebruik van heeft gemaakt in deze roman.

Marjon Nooij

Het meeslepende verhaal speelt zich af in 1847 in Edinburgh. De jonge student Will Raven is juist in de stad gearriveerd om zich als stagiair te melden bij verloskundig professor Simpson, als hij het ontzielde en verwrongen lichaam vindt van prostituee Evie Lawson. Het verkrampte lichaam lijkt te duiden op het gebruik van gif; ‘alsof de pijn die haar noodlottig was geworden haar nog steeds kwelde en de dood geen verlossing had gebracht.’ Raven is na een korte affaire bevriend met haar gebleven en wil alles op alles zetten om de eventuele dader van het misdrijf te ontmaskeren.

In huize Simpson, waar hij een kamer heeft gekregen, maakt hij kennis met het kittige en leergierige dienstmeisje Sarah Fisher. Ze is zeer geïnteresseerd in de geneeskunde, maar helaas voor haar kregen vrouwen uit minder gegoede kringen destijds maar weinig kansen om hun hart te volgen wanneer ze wilden studeren.

Wanneer Sarah op het schutblad van Ravens boeken de naam ‘Thomas Cunningham’ leest, wordt haar achterdocht gewekt, maar wanneer er in de Old Town meerdere zwangere vrouwen dood worden gevonden, besluit ze toch om haar krachten met hem te bundelen. Tezamen gaan ze het nachtelijke Edinburgh in om te proberen de moorden op te helderen, waarbij ze zelf ook de nodige risico’s lopen. Ze komen hierbij in contact met het obscure personage Madame Anchou die voor grote vraagtekens zal zorgen en een engeltjesmaakster lijkt te zijn.

Een tweede en zeer interessante verhaallijn is de stage van Will Raven, waarin hij kennis maakt met het gebruik van ether. Hij komt ook in de gelegenheid om een chirurg te assisteren en ontdekt de gevaren van het anestheticum. Zonder verdoving operaties uitvoeren was geen sinecure en er worden een aantal behoorlijk wrede situaties beschreven, zoals amputatie zonder verdoving en craniotomie tijdens een stagnerende bevalling, waarbij het hoofd van het kind wordt vermorzeld om daarna de resten ter wereld te brengen.

‘Simpson haalde de fles ether uit zijn tas. Ze hoefde dit tenminste niet bewust mee te maken.
‘Ze zal niet veel nodig hebben,’ zei hij met een blik op Raven.
‘Dat gebruikt mevrouw Williamson niet,’ wierp de vroedvrouw tegen. ‘We zijn van dezelfde kerk en de dominee zegt dat dat verkeerd is.’
Raven keek haar verbijsterd en vol ongeloof aan.
Ze stak hem een traktaatje toe, een pamflet van de hand van een zekere ds. Malachy Grissom.
Raven wierp er een blik op en keek Simpson aan, die zijn blik vermoeid beantwoordde. Hij was deze vorm van verzet kennelijk vaker tegengekomen.
‘De erfzonde,’ zei hij bij wijze van verklaring. ‘Genesis. “Met smart zult gij uw kinderen baren.” Sommige mensen vinden het goddeloos om barenspijn te verdoven.’


Het gebruik van ether staat nog in zijn beginschoenen. ‘Het enige verschil tussen gif en medicijn is de dosis.’ Simpson en twee van zijn collega’s experimenteren avondenlang met diverse ‘inhaleerbare vloeistoffen’, tot ze op de stof chloroform stuiten dat een veel beter middel blijkt dan ether. Saillant detail is dat deze personen daadwerkelijk hebben geleefd en de ontdekkers zijn van deze stof. In de verantwoording worden meerdere personages geduid. Tevens wordt verklaard dat alle medische handelingen in het boek zijn gebaseerd op historische verslagen en casussen uit studieboeken.

Dit sfeervolle plotgedreven verhaal geeft een prachtig beeld van de 19e-eeuwse (medische) mores en het klassenverschil tussen de Old en de New Town, en trekt de lezer in het kielzog van de hoofdpersonages mee door de vochtige en smerige straten van de Schotse stad.

Ondanks enkele verrassende plottwists, lugubere en huiveringwekkende passages zou het verhaal beter getypeerd kunnen worden als een spannende tijdroman, omdat de spanningsboog niet zo gespannen staat als bij een thriller zou moeten.

Gerda Baardman heeft het verhaal meesterlijk vertaald, waarbij ze ervoor heeft gezorgd dat het taalgebruik past in de tijd, zonder dat het gedragen klinkt. De talrijke personages maken dat aandacht tijdens het lezen is vereist. En vergeet vooral niet de verduidelijkende verantwoording te lezen.

--

Eerder verschenen op Tzum


Titel: Een dodelijk gif
Auteur: Ambrose Parry
Vertaling: Gerda Baardman
Pagina's: 396

ISBN: 9789083200224
Uitgeverij Van Maaskant Haum
Imprint: Haun Crime & Mysterie
Verschenen: november 2024

zaterdag 1 februari 2025

Jacoba van Velde - Een blad in de wind




'Ik heb het gevoel in een leugen te leven'

De route die ze volgt, gaat als vanzelf. Ze is weer terug, dezelfde stad, hetzelfde hotel en een kamer die identiek is aan de kamer van toen. Voor hoelang? Helena Berger weet het nog niet. Ze is zo moe en haar angsten tarten haar. Eerst slapen, maar de eeuwige nachtmerries laten haar ook deze keer niet met rust.
Ze vraagt zich af hoe het zover is gekomen dat ze zo eenzaam is geworden. De herinneringen dringen zich aan haar op, steeds weer nieuwe.

'Ik moet bij het begin beginnen. Maar waar is het begin? Mijn begin, bedoel ik. [...] Naar de hel met mijn begin. Een oneindigheid achter me, een oneindigheid voor me en ik spreek over mijn begin, alsof het erop aankomt waar het begint. Op een paar belangrijke details na is het begin en het einde toch altijd hetzelfde. Het einde...'

Ze wil zich de gebeurtenissen weer herinneren, eindelijk te weten komen wie ze is, waarom ze haar angsten moest leren kennen. De angst die haar steeds vergezelde en, keer op keer, haar levensvreugde teniet heeft gedaan. Het leven heeft haar niet geboden wat ze ervan verwachtte.
Hier, aan het begin van de twintigste eeuw, begint het verhaal van Helena - maar voor een groot deel ook dat van Jacoba zelf. Ze besluit al haar herinneringen op te schrijven en de plaatsen te bezoeken die destijds een vorm van indruk op haar hebben gemaakt.

Helena woont bij haar tante Anne, ze is nog klein en vraagt zich af waar mama is. Op school verzint ze verhalen en vertelt dat haar vader in China is. Dan krijgt ze van haar tante te horen dat haar vader is vertrokken toen ze nog heel klein was en in Canada om het leven is gekomen. Haar moeder is niet lang daarna ook gestorven.
In de zomermaanden logeert ze bij oom Edward - die dominee is - en tante Marie. Ze is bijzonder gesteld op haar oom, die haar vaak mee uit wandelen neemt naar het strand.

Helaas wordt ze flink teleurgesteld door tante Anne, die op haar beurt ook de kous op de kop krijgt.
Wanneer Madame d'Albert haar ziet dansen in het naaiatelier van tante Anne, ziet ze talent in Helena. Ze mag lessen gaan volgen op de balletschool van madame en krijgt in de ochtend de kans om het kleuterklasje les te geven. Ze geniet met volle teugen, hoewel haar angstdromen haar maar blijven kwellen.
Op de middelbare school wil het niet vlotten door haar honger naar lezen en dansen. Haar tante wil graag dat ze in het naaiatelier komt werken, maar Madame d'Albert beveelt haar aan bij Maître Pierre die in Parijs een van de beste balletscholen heeft.

In Parijs ontmoet ze de homoseksuele Maurice Dubreuil. Hij is onder de indruk van haar en haar danskwaliteiten. Hij vraagt haar zijn danspartner te worden en samen op tournee te gaan. Ze reizen langs verschillende steden en landen, en hebben veel succes.

'Soms scheen het Helena toe dat dit leven dat ze leidde maar een spel was, niet werkelijk haar leven, dat haar werkelijke leven morgen zou beginnen, misschien overmorgen...dan kon ze lang in de verte staren naar het visioen dat ze als kind had gehad: een beroemde danseres die alles overschaduwde wat tot nu toe geweest was...dat zou haar werkelijke leven zijn. Maar in die tijd was ze tamelijk gelukkig. Ze meende een eeuwigheid voor zich te hebben en ook meende ze dat de ervaringen die ze opdeed toch wel belangrijk zouden zijn voor later.'

Ondertussen wordt haar liefdesleven op de proef gesteld, raakt ze meerdere keren teleurgesteld en kiest ze voor een abortus.
Haar angsten behoren niet meer alleen aan de nacht toe en paniekaanvallen belemmeren haar om nog langer op te treden. Ze besluit om naar Nederland te reizen om tot zichzelf te komen bij haar oom en tante. Tijdens de strandwandelingen neemt ze Edward in vertrouwen, maar op andere momenten lijkt ze zichzelf niet in de hand te hebben en verliest ze het vertrouwen in zichzelf.

Jacoba van Velde, in Parijs met haar broer 
Op het strand ontmoet ze Jacques - een beeldhouwer - en valt als een blok voor hem. Samen met hem vertrekt ze weer naar Parijs. De innemende man, 'met zijn brutale levenslust', laat echter al snel zijn ware aard zien. Hij laat haar geen moment met rust, sleept haar overal mee naartoe, drinkt teveel en wordt agressief. Helena vlucht uitgeput en moedeloos naar Nederland.

Wanneer oom Edward overlijdt en haar beide tantes verhuizen, is Helena op zichzelf aangewezen. Angst blijft aanwezig, maar ze besluit niet meer af te wachten, reist naar Parijs, waar ze haar levensverhaal schrijft.

Dit doorlopende verhaal is geschreven vanuit twee perspectieven die elkaar steeds afwisselen.
De auteur schrijft in de ik-vorm op momenten dat ze over het heden schrijft en haar overdenkingen heeft over het verloop van Helena's leven. Hierdoor kan ze dieper onder haar huid en in haar ziel kruipen.
De jeugd van Helena wordt beschreven in de zij-vorm. Hiermee lijkt ze meer afstand te willen scheppen, zichzelf te observeren en daardoor meer vrijheid te voelen om over zichzelf te schrijven. 

Weemoed straalt van dit glasheldere verhaal af, triestheid en melancholie. Het grijpt je bij de lurven. Het verdriet om haar angsten, nachtmerries, het steeds maken van de verkeerde keuzes en de hartverscheurende eenzaamheid komen schrijnend naar voren. Een blad in de wind en steeds ergens heen geblazen. Het had zo mooi kunnen zijn...

Het schurende, rauwe verhaal beklijft en maakt diepe indruk. Fantastisch dat Uitgeverij Oevers dit klassieke werk opnieuw heeft uitgegeven. Ik heb alwéér een juweeltje gelezen en daar kan ik niets anders van maken!
Welke uitgeverij gunt De grote zaal ook een nieuwe ronde!!!


Jacoba van Velde (1903-1985) schreef haar debuut 'De grote zaal' in 1953, waar ze meteen grote bekendheid mee vergaarde. Het boek werd al binnen een jaar vertaald in dertien talen. In 1961 schreef ze Een blad in de wind. Dit zal haar laatste werk blijven. Ze hield zich ook bezig met de vertaling van het werk van onder andere Samuel Becket.

Titel: Een blad in de wind
Auteur: Jacoba van Velde
Pagina's: 160
ISBN: 9789492068064
Uitgeverij Oevers
Verschenen: oktober 2016