dinsdag 22 oktober 2019

Victor Hugo - De klokkenluider van de Notre Dame

Recensie door Roosje
Uitgeverij Athenaeum

*spoilers*

Notre-Dame de Paris, een eerbetoon

Dit is alweer zo’n dik boek en ik weet niet hoe te beginnen. Dan maar weer met de eerste zin. De eerste zin is een zowel troefkaart als een zwaktebod, maar wel een klein houvast voor een zo omvangrijk werk als deze romantische roman van Victor Hugo. Ik vermoed dat ik weer via ‘va et vient’ door het verhaal zal galopperen maar misschien valt het ook wel mee. 
On verra...
‘Vandaag is het driehonderdachtenveertig jaar, zes maanden en negentien dagen geleden dat de Parijzenaars wakker werden van het luide gebeier van alle klokken in de drie delen van de stad: het Eiland (de Cité), de Hogeschool (l’Université) en de Stad (la Ville). Niet dat de geschiedenis aan deze 6e januari 1482 een herinnering bewaard heeft. Er was niets ongewoons aan het voorval dat al vroeg in de morgen de klokken en de burgers van Parijs zo in beweging bracht.’ (1996: 21). (De vertaler, Halbo C. Kool, koos ervoor sommige namen te vertalen.)

Wat kun je allemaal opmaken uit zo’n eerste zin? Een alwetende verteller brengt ons van zijn tijd, die bij de eerste uitgave ook ‘onze’ tijd was, bijna 350 jaar terug in de tijd, de late Middeleeuwen/vroege-Renaissance. De plaats is Parijs, en het is duidelijk dat de Lichtstad dan nog maar bestaat uit l’Île de la Cité, l’Université en Ville, slechts een fractie van het Parijs uit de eerste helft van de 19e eeuw, de tijd waarin Victor Hugo deze roman schreef. Ook lezen we dat in Parijs de kathedraal de Notre-Dame de voornaamste plek is. L’Île de la Cité was een van de eerste plekken in het oude Parijs die bewoond waren. En in de Notre-Dame zijn de klokken van het grootste belang, die klokken reguleren het leven van de gewone Parijzenaar. Het was een gewone morgen bovendien, wel de morgen, zo blijkt even later, van het Saturnaliën-feest, een soort van carnaval, maar een morgen voor de gewone man, niet voor de vorst, niet voor de adel, niet voor de hoge geestelijkheid. Dus: late Middeleeuwen / Renaissance, de gewone man en het gewone leven, de Notre-Dame, de klokken.

Wie zijn de belangrijkste personages?

De mooie zigeunerin Esmeralda met haar geitje Djali, met de gouden hoefjes en de gouden hoorntjes.
Quasimodo, de eenogige, dove en gebochelde klokkenluider van de Notre-Dame, aangenomen zoon van:
Claude Frollo, de aartsdiaken van de kathedraal.
Phoebus de Chateaupers, aanvoerders van ‘s konings troepen; losbol, vrouwenversierder en hypocriet.
de kluizenaarster en ex-straatmadelief Paquette.
Pierre Gringoire, een dichter en filosoof, die op die dag een wanhopige poging doet om mensen naar zijn toneelstuk te laten kijken. Maar niemand is geïnteresseerd; hij voelt zich wel een halve Shakespeare (haha) maar kan nog geen vlo begeesteren met zijn hoogdravende gewauwel.

Er komen nog veel meer personages in voor, ook bijvoorbeeld Lodewijk XI, uit het huis Valois; hij is weliswaar veroorzaker van de uiteindelijke dood van Esmeralda maar dankzij zijn nare, hautaine, vooringenomen karakter, - en daardoor icoon van het Frankrijk van voor de Revolutie van 1789 -, maar een imposant literaire rol speelt hij niet.

Veel mensen die de film hebben gezien en vooral de Disneyfilm, vermoed ik, want ik heb die nooit gezien, zullen teleurgesteld zijn als zij het oorspronkelijke verhaal van Hugo gaan lezen. Vele zullen het langdradig vinden en hoogdravend, en dat is toch echt niet het geval. Nee, dat is een onjuiste opmerking van mij. De verwachting waarmee je begint aan een boek is van groot belang. Ik probeer - maar slaag daar veelal niet in - een boek zonder verwachting open te slaan. Mijn verwachting - of vrees is een beter begrip - bij dit boek was dat ik het inderdaad een beetje ouderwets en langdradig zou vinden. Maar vanaf de eerste zin bleek deze roman - mijn eerste van Victor Hugo - één grote literaire belevenis te zijn. Vanaf de eerste zin was ik helemaal om en zat ik ook direct in het verhaal.

Ja, dat verhaal... is dat het verhaal van het naïeve meisje Esmeralda, dat verliefd is op de notoire losbol Phoebus, die wel zijn naam gemeen heeft met de grote Griekse god maar zeker niet zijn goddelijkheid; de opoffering van Quasimodo; en de verzengende hartstocht van Claude Frollo? Ja, een beetje, maar vooral is het het verhaal van de Notre-Dame in het middeleeuwse / vroeg-renaissancistische Parijs. Wat voor de mensen uit 1482 de gewoonste zaak van de wereld is, zo’n architecturaal schitterend gebouw, is dat voor de mensen van drie eeuwen later niet zo:  de verwording van de kathedraal en de stad en de hele beschaving kondigen zich al aan in een nieuwe uitvinding: de boekdrukkunst. Dit is zo komisch: boekhandelaren zouden hun negotie kunnen verliezen: prachtige handschriften worden vervangen door vieze gedrukte boeken; wat een schoffering; de wereld zal vergaan! Little did they know: de wereld zou opengaan voor de boekhandelaar. Hmm, is dat anno 2019 nog zo, met de komst van het e-book?

‘Ongetwijfeld is ook nu de Notre-Dame te Parijs nog een groots en prachtig bouwwerk. Maar hoe mooi het ook in zijn ouderdom is gebleven, toch is het moeilijk niet te zuchten en zich niet te verontwaardigen bij de vernederingen, de verminkingen zonder tal, die èn de tijd èn de mensen het eerbiedwaardige monument hebben aangedaan, zonder respect voor Karel de Grote, die er de eerste en voor Philips II, die er de laatste steen van heeft gelegd. [...] ..een grootse symfonie in steen, [...]; de kolossale arbeid van een man en een volk, te zamen één en veelvormig als de zangen van Homerus en de romanceros, van wie ze de zuster is; wonderlijk resultaat van de samenwerking van alle krachten van een tijdperk waarvan elke steen honderdvoudig de verbeelding van de vakman, beheerst door de gave van de kunstenaar naar voren laat komen; in één woord een soort menselijke schepping, machtig en onuitputtelijk als de goddelijke schepping waaraan ze haar dubbele aard schijnt te hebben ontleend: verscheidenheid, eeuwigheid.’ (ib.: 121-122)

Bladzijden lang duurt de lofzang op de grote kathedraal, die een arme zigeunerin een wijkplaats bood voor haar achtervolgers, en haar klokkenluider die haar - Esmeralda - het leven terugschonk. En eerlijk gezegd vind ik Hugo’s observaties en lofzangen, kritiek op situaties en mensen, zijn ongelooflijk humor, die bijna van elke pagina afspat een stuk interessanter dan het melodrama van Esmeralda, Quasimodo en Frollo. Het melodrama is ook wel weer van dien aard dat je erom kunt glimlachen.
Ik ben er niet helemaal zeker van of Hugo met zijn liefdesdrama een serieuze les te leren geeft, hij het écht heel serieus neemt, of dat hij er eigenlijk ook om moet lachen, misschien een beetje grimlachen. Het is wel zo dat tragische liefdesdrama’s horen bij de literaire romantiek.

Hugo is een Frans romantisch auteur. En voor mij de eerste Franse romanticus die ik lees, afgezien van Alexandre Dumas - ik heb het toch maar eventjes nagezocht. Het grootste romantische kenmerk in deze roman is de vlucht uit het heden naar het verleden; de Middeleeuwen/vroege-Renaissance zijn een geliefde historische periode voor literaire romantici, denk ook aan Walter Scott met Ivanhoe bijvoorbeeld. In het verleden, toen alles mooier, authentieker was, gevoeliger, mysterieuzer, etherischer, vol tovenaars, waarzeggers (hier: de zigeuners bijvoorbeeld en de voorspellingen, handlezerij e.d.). Tussen twee haakjes: Hugo noemt Rembrandt, onze nationale trots, de ‘Shakespeare van de schilderkunst’. Helemaal consequent in zijn Middeleeuwen/vroege-Renaissance-verering, is Hugo niet, want er schittert toch duidelijk lof voor de Franse Revolutie door zijn roman heen.
Politiek en juridisch gezien heeft Hugo het niet zo op middeleeuwse/vroege-Renaissancistische omstandigheden. Uitgebreid gaat hij in, tongue in cheek dan weer loud and clear, op juridische en politieke misstanden en willekeur. Gelukkig brokkelt de stenen galg op la Place de Grève, - het plein was trouwens nog tijdens de Franse Revolutie in gebruik, geen galg maar guillotine -, aan het eind van het boek af; bijna alsof Esmeralda zijn laatste slachtoffer is geweest.

Het exotisme, in de gedaante van de zigeuners, die van buiten Frankrijk kwamen, krijgt zijn opperste vorm in de persoon van Esmeralda, van wie ik meteen al vermoedde dat zij wellicht geen échte ‘Egyptische’ zou zijn. Alle zigeuners zijn boeven en dieven, met hun eigen samenleving and stuff, maar zij is goed en lief en naïef.
Elementen als tragische liefde (Esmeralda, Frollo, Quasimodo, ook van Paquette voor haar dochter), het wees-zijn, de verwarring die ontstaat, opoffering (Quasimodo), ontembare hartstocht (Frollo), dierenliefde wellicht (Djali) kun je ook rekenen tot de literaire romantiek.

De schrijver Pierre Gringoire speelt een ondankbare rol; hij had de chroniqueur kunnen wezen van dit verhaal van de Notre-Dame en Quasimodo en Esmeralda, maar hij houdt vast aan de classicistische, academische stijl. Gringoire is een classicist, een academist, hij zit gewoon fout, de verkeerde literaire stijl hanteert hij; een stijl waartegen Hugo zich in zijn tijd verzette; Gringoire heeft geen toekomst; hij moet weg. Het classicisme is volgens mij toch van een latere periode dan 1482, maar ja, kniesoor die daarop let. Het ging Hugo erom zijn literaire tegenstanders, de academisten, eens flink de oren te wassen; dan kijk je niet op een paar jaar. Lastige term, dat classicisme.

-- Wikipedia zegt o.a.:

'Het classicisme is een beweging, die tussen ca. 1640 en 1720 een terugkeer naar de klassieke Griekse en Romeinse voorbeelden voorstond. De grote meesters van de renaissance dienden ook in hoge mate als voorbeeld voor de classicisten. Het classicisme behoort qua tijd tot de stijlperiode van de barok, hoewel het zich daar in zekere zin tegen afzet.Classicisme is een lastige term die in feite alleen maar duidt op een terugkeer naar de klassieken, maar die in verschillende delen van Europa niet altijd naar dezelfde periode binnen de kunstgeschiedenis verwijst. Zo wordt het palladianisme, dat vooral in Italië en het Verenigd Koninkrijk navolging vond, soms wel en soms niet bij het classicisme gerekend. In Duitstalige landen en in Oost-Europa wordt met Klassizismus de periode van het neoclassicisme (cursief van rdv) bedoeld, dat in feite een nieuwe golf van classicisme is aan het einde van de 18e eeuw. In de meeste andere landen wordt de term classicisme specifiek voor de periode tussen 1640 en 1720 gebruikt. In Duitsland, België, Nederland en Scandinavië is ook de term classicistische barok voor deze periode in zwang. De 17e-eeuwse architectuur van de Noordelijke Nederlanden wordt meestal aangeduid met Hollands classicisme.'

Opvallend is dat geen van de personages werkelijk sympathiek is. Aanvankelijk lijkt het erop dat Esmeralda tot de 'goeden' hoort; haar bedoelingen zijn goed, zij doet niemand kwaad, maar de volharding in haar liefde, - haar zinsbegoocheling is misschien een betere term -, voor het zeer nare karakter Phoebus, bewerkstelligt noodzakelijkerwijs en 'boontje-komt-om-zijn-loontje' haar ondergang.
Quasimodo is een moeilijk te grijpen personage. Hij is lelijk en wordt daarop afgerekend. Mensen lachen hem uit, misbruiken hem, belasteren hem. Zijn enige liefde betreft zijn klokken, die hem doof hebben gemaakt, en Esmeralda. Het is haar ondergang dat zij zo mooi is; iedereen valt voor haar, maar zij valt alleen voor een mooie nitwit en een hypocriete schurk, die haar laat vallen als een baksteen. Tragische liefde is het romantische element bij uitstek. Daarin verschillen Hugo en Goethe (Het lijden van de jonge Werther) niet; de wijze waarop zij dat vorm geven is een verschil van dag en nacht.

Mijn lofzang op dit boek kan niet groot genoeg zijn. Wat een boek! Van het begin tot het eind heeft deze flinke negentiende-eeuwse baksteen me ongelooflijk vermaakt en gesticht; ook heb ik nog het een en ander opgestoken van het middeleeuwse/renaissancistische Parijs.

Hugo zou deze roman geschreven hebben om geld op te halen om de verwaarloosde Notre-Dame te restaureren. Welke Franse auteur schrijft anno 2019 een hedendaagse lofzang op Parijs’ architecturale trots om haar te herbouwen? O, nee, tegenwoordig crowdfunden we via facebook; een stuk minder romantisch :-(

Auteur

Victor Marie Hugo (Besançon, 26 februari 1802 – Parijs, 22 mei 1885) was een Frans schrijver, dichter, essayist en staatsman en wordt beschouwd als een van de belangrijkste en invloedrijkste Franse romantische auteurs van de 19e eeuw. Hij schreef romans, gedichten, toneelstukken, essays en politieke toespraken en liet ook een uitgebreide briefwisseling na.
Victor Hugo werd sterk beïnvloed door François René de Chateaubriand. Hugo publiceerde zijn eerste dichtbundel in 1822. 

Titel: De klokkenluider van de Notre-Dame
Auteur: Victor Hugo
Vertaler: Willem Oorthuizen
Pagina's: 529
ISBN: 9789025310998
Uitgeverij Athenaeum
Verschenen: juni 2019
Mijn uitgave: Uitgeverij Contact, 1996 (antiquarisch)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.