vrijdag 13 september 2019

Hanna Bervoets - Welkom in het rijk der zieken

Recensie door Roosje
Uitgeverij Pluim
‘Ik ken jou,
 jij lag net nog naast mijn bed.
Jij bent Susan, toch?’
 (2019: 13)
Twee parallelle werelden
‘Je zit aan de keukentafel, op de stoel waar je meestal op zit, de klapstoel met het roze kussentje.’ (ib.: 17)

Zo luidt de eerste zin uit het derde (hoofd)stukje van de roman van Hanna Bervoets.
In het eerste stukje was het je-personage een brugpieper die voor het eerst naar de middelbare school ging. Op school maakte de jongen - die later Clay blijkt te heten - uit het inleidende stukje kennis met de snaartheorie en het concept van de parallelle werelden. Is dat Clay als in klei, leem, de golem wellicht, de man van leem uit de joodse verhalen? Misschien heeft het er iets mee te maken, misschien ook niet.

We weten aanvankelijk niets van Clay, zijn verhaal is mysterieus, hij heeft hier en daar pijn, er duiken allerlei mensen op wier namen ons nog helemaal niets zeggen. Daarom ga je als lezer naarstig op zoek naar het plaatje, je probeert de puzzelstukjes zo snel mogelijk aan elkaar te passen. Dat je in het begin niets weet van de hoofdpersoon is opvallend in dit verhaal. Net zo opvallend, en niet zo makkelijk te vatten, is het feit dat we, de lezers, te maken hebben met een ‘je-personage’. Dat komt niet zo vaak voor. Geen hij-personage, geen ik-personage. Ik ben onvolledig - o, dit wordt een warrig verhaal van mij -: er zijn je-hoofdstukken, die worden aangeduid met een donker gekleurde ster, en er zijn ik-hoofdstukken, die gemerkt worden met een opengewerkte ster. In de je-hoofdstukken wordt het verhaal van Clay verteld, zijn ziekte en wat dat met hem doet; in de parallelle ik-hoofdstukken wordt de beleving van die ziekte verteld door Clay - als ik - met Susan aan zijn zijde, in wat we later mogen duiden als het Rijk der zieken; een allegorie zou ik die misschien wel willen noemen.

Dat is heel verwarrend. Jij en ik, ze zijn allebei Clay. Twee werelden: die van de zieken en die van de gezonden. Later komen we erachter dat die tweedeling komt uit een belangrijk boek van Susan Sontag, Illness as Metaphor*. Een niet zo recent boek van Sontag uit 1978 dat zij schreef naar aanleiding van haar borstkanker. Sontag stierf in 2004 aan borst- en baarmoederkanker .
Er is dan ergens ook nog een hoofdstuk over Marla in de ik-vorm. Dat snap ik niet helemaal. Nou ja, in die zin: het is Marla die Sontags metafoor van de twee Rijken introduceert bij  ons en bij Clay.

In het Rijk der zieken slepen de mensen hun (zieke) lijf achter zich aan.

‘- Ik til het lijf op, hier is het, zo. En ik geef het aan jou, jij houdt het bij je.- Hoezo wat bedoel je?- Vanaf nu draag je je lijf mee.’ (ib.: 30)

We snappen zo ongeveer op de helft van het boek wie die Susan is, die Clay voortdurend aanspreekt en die hem begeleidt.

In die twee rijken, de parallelle werelden, leeft Clay ook, zonder dat hij dat zelf door heeft. In het Rijk der gezonden lijkt het wel alsof hij aan een vorm van dissociatie leeft; tenminste dat leid ik af aan het gebruik van het je-personage. Wikipedia: ‘Dissociatie, een term uit de psychologie en psychiatrie, is een geestesgesteldheid waarin bepaalde gedachten, emoties, waarnemingen of herinneringen buiten het bewustzijn worden geplaatst, tijdelijk niet 'oproepbaar' zijn of minder samenhang vertonen.
Letterlijk betekent dissociatie 'ontkoppeling' of 'uiteenvallen'. Het is een zeer alledaags verschijnsel: iedereen verliest bijvoorbeeld weleens de aandacht voor zijn omgeving als hij zeer geconcentreerd met iets bezig is en iedereen heeft weleens een dagdroom. In deze zin is het gewoon een mechanisme om tot rust te komen, een afweermechanisme.’

Het verhaal, de verhalen moet ik zeggen, ontwikkelen zich en leiden tot een climax.  In verband met *spoilers* moet ik daar maar niet al te veel over zeggen, maar die climax vertoont veel overeenkomsten met wat ik ergens heb gezegd in een itempje dat vooraf ging aan het lezen van dit boek - ik geef toe: het is geheimzinnig, waarschijnlijk té. De stukjes vallen dan een beetje op zijn plaats.

Clay heeft in ieder geval grote problemen met zijn ziekte en de consequenties die zijn ziekte heeft voor hem en voor zijn leven. Zijn ziekte is chronisch.

De structuur van het verhaal zoals Bervoets het aan ons presenteert, is volgens mij dusdanig dat het achteraf verteld wordt maar het maakt nu eens de indruk dat het van vooraf aan gedaan wordt en vanuit ergens middenin, in medias res heet dat in literaire terminologie: gewoon ergens middenin en via flashbacks kom je dan te weten wat er vooraf gegaan is. Ik heb de indruk dat alles wat ik lees feitelijk flashbacks zijn: Clay vertelt zijn verhaal achteraf maar helemaal zeker ben ik niet.

Ik ben me ervan bewust dat er wellicht geen touw aan vast te knopen is in wat ik hier boven gezegd heb. Nou ja, misschien is er een klein stukje touw aan vast te knopen of een dun en breekbaar touwtje. Dit boek van Bervoets wordt echt heel ingewikkeld verteld: vermoedelijk achteraf (ab fine, vanaf het eind, maar ik weet niet zeker of dit de juiste literaire term is of dat ik die zelf verzin); in twee parallelle werelden; met een ik-personage een een gedissocieerd jij-personage. In het begin weet je als lezer niets van die jongen die Clay heet. En wat doet dat inleidende hoofdstukje daar? Oké, vermoedelijk is dat bedoeld om het begrip ‘parallelle werelden’ te introduceren. Je bent als lezer als een gek bezig het achterliggende verhaal te ontcijferen: wie is die Clay, wat is met hem aan de hand? Wie zij al die mensen om hem heen, wie is Saartje, later: dat lijkt wel zijn cavia, en ja, het is zijn cavia. En wat doen die hoofdstukken met die Susan nu eigenlijk? Waar is hij, wat doet hij? En dat irritante jij-personage? Ik denk dat er weinig lezers zijn die het prettig vinden lezen, zo’n jij-personage. Ik herinner dat schrijfster Hannes Meinkema er in de jaren 1970 ook een handje van had. Nu staan in dit stukje van mij ook verwijzingen naar een jij-personage, maar dat 'ik' meer bedoeld als ‘ik - je als lezer’ en ‘wij als lezer’, omdat het niet altijd netjes is ‘ik’ te schrijven.

Ik kan me heel goed voorstellen dat de dichotomie à la Sontag gebruikt is om aan te tonen hoe moeilijk een leven als chronisch zieke is en dat een ziek mens van zichzelf vervreemdt of niet wil erkennen dat hij chronisch ziek is. Maar de ingewikkelde structuur is hier echt een overkill aan gebruikte literaire trucs. En ik vraag me af of het verhaal van Bervoets en dat van Sontag hetzelfde gebied beslaan. Ik voel een verschilletje. Bij Sontag gaat het om ‘victim-blaming’ van de anderen ten opzichte van de zieke, maar is dat bij Bervoets ook het geval?

Ik vermoed dat wel meer mensen het moeilijk vinden in een nieuw boek te beginnen. Je moet er als lezer weer helemaal opnieuw inkomen; dat kost tijd en energie. Gek genoeg ben ik nu een boek aan het lezen: Victor Hugo, De klokkenluider van de Notre-Dame, waarbij dat totaal niet het geval is. Het verhaal begint en direct ben ik geboeid en zit ik er middenin. Het is niet voor niets een klassieker natuurlijk. Het 'erin komen' heeft Bervoets ons lezers niet makkelijk gemaakt. En dat gaat helaas ten koste van het leesplezier.
Onder het lezen dwaalden mijn gedachten af naar boeken, toch voornamelijk non-fictie, waarin auteurs vertellen over hun specifieke chronische ziekten, zoals boeken van Renate Dorrenstein over haar ME, met name Dit is mijn lichaam en van Henk Blanken, Pistoolvinger, over zijn parkinson. Wat mij betreft zijn dit veel boeiender boeken dan deze roman van Bervoets. De roman is een prachtige poging de complexiteit van een chronische ziekte in kaart te brengen maar wat mij betreft niet helemaal goed gelukt.

Illness as Metaphor‘Is een werk van kritische theorie van Susan Sontag uit 1978, waarin ze het slachtoffer de schuld geeft in de taal die vaak wordt gebruikt om ziekten te beschrijven en degenen die eraan lijden’.

Auteur


Hanna Marleen Bervoets (Amsterdam, 14 februari 1984) is een Nederlandse schrijfster, journaliste en columniste.

Ze volgde een bacheloropleiding Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam, met als specialisatie Televisie en Populaire Cultuur. In 2008 voltooide zij vervolgens een duale Master Journalistiek en Research, eveneens aan de Universiteit van Amsterdam.

Tijdens haar studie schreef Hanna Bervoets filmrecensies en korte columns over het Amsterdamse uitgaansleven voor stadsmagazine NL20. Sindsdien publiceert zij in verschillende media, waaronder Elsevier, NRC, de Volkskrant, De Correspondent en Das Magazin.

In 2009 verscheen Bervoets’ debuutroman Of Hoe Waarom (uitgeverij L.J. Veen), waarvoor ze in datzelfde jaar de ScriptPlus HvA Debutant van het Jaar-prijs won.

Tussen 2009 en 2015 had Bervoets een vaste column in Volkskrant Magazine. Haar columns werden gebundeld in de boeken Leuk zeg doei (2010), Opstaan, aankleden, niet doodgaan (2013) en En alweer bleven we ongedeerd (2015).

In 2010 schreef Hanna Bervoets in opdracht van de Haagse toneelgroep Firma MES haar eerste toneelstuk: Roes.

In 2011 publiceerde Bervoets haar tweede roman, Lieve Céline, waarvoor zij de Opzij Literatuurprijs ontving. Ook schreef zij dat jaar het scenario voor de televisiefilm Bowy is binnen.

Haar derde roman Alles Wat Er Was verscheen januari 2013 en werd genomineerd voor de Opzij Literatuurprijs 2013. In oktober 2014 verscheen haar vierde roman Efter. Efter werd genomineerd voor de BNG Bank Literatuurprijs 2014 en behaalde de longlist voor de Libris Literatuur Prijs en de Gouden Boekenuil. In januari 2016 verscheen Ivanov, waarvoor Bervoets de BNG Bank Literatuurprijs won. Het jaar daarop verscheen haar zesde roman: Fuzzie

In 2017 ontving Bervoets de Frans Kellendonk-prijs voor haar gehele oeuvre.
In 2018 ging haar tweede avondvullende toneelstuk CarryMe in première.
Dichter en essayist Anton van Duinkerken (1903-1968) was haar oudoom.

Titel: Welkom in het rijk der zieken
Auteur: Hanna Bervoets
Pagina's: 320
ISBN: 9789492928283
Uitgeverij Pluim
Verschijningsdatum: juni 2019

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.