zondag 15 september 2019

Franz Kafka – Het kasteel

Gastrecensie van Sandra van der Plaats, zij las het boek in het Duits*
Uitgeverij Athenaeum





Het ondoordringbare sprookje van Doornroosje


Tja, Kafka. Wat voor zinnigs kun je daar over zeggen: óf heel weinig, en het maar gewoon over je heen laten komen, of er een scriptie over schrijven, aangezien er weinig schrijvers zijn, wier schrijfstijl een begrip is geworden en die zo’n grote invloed op de wereldliteratuur hebben gehad.
Kafka (lezen) maakt nederig, dus wat ik met Das Schloß heb gedaan, is het gewoon lezen. Niet te veel denken aan het absurdisme of het existentialisme, aan Camus of vooral aan Nietzsche, maar gewoon het ritme van de zinnen aanhoudend, zonder daarbij te zwaar te tillen aan wat er staat en wat er allemaal bedoeld wordt. Want het moge duidelijk zijn, dat daar hele studies aan gewijd kunnen worden. Niet doen dus.

Das Schloß is niet echt een boek waar je vrolijk van wordt. Het geheel valt als een grauwe, zware deken over je heen. Het is donker, het sneeuwt, de gebouwen zijn groot, en vervallen; daarnaast heeft het dorp ‘geen gasten nodig.’. K. komt alleen ergens binnen om te zitten, te slapen of om uit te rusten, alwaar hij door de dorpelingen met de nodige argwaan wordt bekeken en behandeld.
Alles is ‘off’ en vreemd; alsof de tijd is stilgezet en alles zich in slow-motion beweegt. Het landschap werkt ook mee aan deze vervreemding, het mist, het sneeuwt, het is donker en verlaten, de stemmen klinken veraf, en verstomd. Wegen lijken zich eindeloos door het landschap te slingeren, zonder ooit ergens ‘aan te komen.’ Ook ziet Das Schloß er niet uit als wat men normaliter als een slot beschouwt, er cirkelen kraaien boven iets dat voor toren door moet gaan, waarmee er een voorzichtig ‘slot’ (de kraai als aankondiging van de dood) geopperd wordt. Echter, dat einde is er niet, aangezien Kafka het werk nooit heeft voltooid.

K. is continue moe en slaperig, zijn verzoeken om in contact te komen met de kasteelheer stuiten op een unaniem stilzwijgen en wantrouwen van de dorpelingen. Naast deze ‘hopeloze onderneming’ om verder te komen, staan de bewoners niet erg welwillend tegenover zijn komst, aangezien K. geen vergunning heeft om in de herberg of het dorp te verpozen; zijn verblijf in de herberg komt neer op een verblijf in het slot, wat niet zonder vergunning van de slotgraaf is toegestaan.
De dorpelingen als ‘schijnbare helpers’ in K’s poging om het tij in zijn voordeel te keren, ontmoedigen eerder: zij wantrouwen hem, zijn bang voor hem, sturen hem weg of helpen hem zijn krachten bij elkaar te houden.’
Deze paradox loopt als een rode draad door de roman. De vrouwen in de roman zijn jong, groot en stevig, jeugdig, aanwezig, en bazig; de mannen daarentegen zijn hoekig, bonkig, mager, dragen baarden, zijn oud en/of onzichtbaar. ‘Alle mannen lijken enigszins op elkaar ‘als slangen.’ Ze reageren bang, angstig en apathisch.
Voor een buitenstaander als K. is het schier onmogelijk om de voor hem onzichtbare voorschriften en regels te doorgronden. Iedere keer als hij meent iets te hebben bereikt, dan lijken diezelfde regels en voorwaarden aan verandering onderhevig te zijn geweest, zonder dat iemand daarvan op de hoogte is (gesteld). 
 
K. neemt twee assistenten aan, die hij beiden Artur noemt. Wie wat doet boeit hem niet. Door het delen van de verantwoordelijkheid van de taken, die hij hen toespeelt, worden zij niet geacht individueel verantwoordelijkheid te nemen en te dragen, hetgeen bijdraagt aan één van de thema’s van de roman: namelijk het onderscheid tussen de eigen individualiteit en verantwoordelijkheid en die van de anderen, en de groep als geheel, (‘herd mentality’)
Daarnaast rijst de vraag in hoeverre deze dan wel of niet vrij is ‘bij de nauwelijks waarneembare arbeider met een in schijn bestaande aangeboden keuze.’
K. krijgt bijvoorbeeld pas het gewenste antwoord op een vraag, als hij zich voordoet als een assistent. Gaandeweg krijgt hij steeds minder grip op de mensen en de omgeving en lijken de onbeschreven wetten en regels zo veranderlijk als het weer. K. zucht onder de druk van de ‘hardnekkige bemoeizucht van de boeren.’ Ze lijken op het eerste gezicht ‘met elkaar verbonden, zonder overleg of contact, onzichtbaar.’ 
 
Als K. zich tenslotte wendt tot Barnabas, iemand die voor hem status lijkt uit te stralen, vergaloppeerdt K. zich wederom, want onder de dure overjas blijkt een grof, vaalgrijs en vaak versteld hemd te zitten, waarmee Kafka lijkt aan te geven om vooral niet te snel te oordelen. ‘There is more than meets the eye.’ Je weet niet of het zo is, of het zal bevallen, of dat het klopt, of niet. Het blijft dansen op het slappe koord als je als outsider niet weet wat de ‘mores van de groep is.’.
Het boek leest stroperig, en traag, alsof je aan een elastiek vastzit, waardoor vooruitgang een hele zware opgave blijkt. Juist deze actie van de vertraging zie je wellicht in een eigen droomtoestand: je wilt wel vooruit maar dat lukt niet, er is een kracht, die vertraagt en/of die tegenhoudt, en vermoeid. Ik heb dat echter niet als vervelend ervaren.

Das Schloß begint fantastisch: een reiziger die aankomt in een herberg, en vervolgens een slaapplek toegewezen krijgt in de gelagkamer – ‘omdat er verder geen kamers te huur zijn. - ‘waarmee de toon, als ook een knipoog naar de bijbel als een vanzelfsprekendheid al snel gezet lijkt.
Is K. op zoek naar een God, die hem uit kan leggen, wat de regels van het te spelen spel zijn, of hoe hij deze het hoofd zou kunnen bieden? Of is het Nietzsche die hier om de hoek komt kijken, die als stelregel heeft dat het nodig is te strijden, en te vechten voor je eigen gelijk. Zijn: ‘Geef niet op, vind je kracht en vecht tegen deze onzin! ‘Wees beter dan de massa, laat van je horen.’
De loodzware obsessieve zoektocht naar een afronding werkt verslavend. Er wordt vooral oeverloos gepraat in het dorp, maar bijna niets gedaan. Iedereen hangt, staat, zit of ligt. Niemand beweegt, allen zijn onderhavig aan een wetgeving en procedures, die niemand snapt, en waarvan niemand op de hoogte is. Bij vragen of protest, is het onmogelijk om met de desbetreffende instituut contact te komen. Het is en blijft een schemer(ig) gebied, een schier onneembare veste. 
 
Qua sfeer en vervreemding deed mij Das Schloß sterk denken aan één ander favoriet boek, dat ik eerder las: Het IJs van Anna Kavan, waarin de protagonist op zoek gaat naar een onbereikbaar ‘meisje van glas.’ Wat hij ook probeert, zij blijft voor hem ongrijpbaar en onbereikbaar, waarnaast de omgeving ook nog eens vertragend op de reis werkt.

‘Slechts met tussenpozen ving ik een glimp op van mijn omgeving, die mij vaag bekend voorkwam en toch onwerkelijk, verwrongen. Mijn gedachten waren verward. Op een merkwaardige manier scheen de werkelijkheid van de buitenwereld een voortzetting te zijn van mijn eigen gestoorde geestestoestand.'

Kafka is vreemd, briljant en zeer verslavend, maar wie bij Kafka iets van een plot verwacht, komt bedrogen uit: het gaat immers om het proces, de reis. De bestemming is bekend, maar doet verder totaal niet ter zake. Das Schloß leest ook als een ‘homofoon’, het is afgesloten, op slot, en wie naar binnen wil, moet een sleutel hebben. Of die onder een deurmat ligt, of bij de buren af te halen is, en of er überhaupt een sleutel is, dat moet je zelf maar uitzoeken. Gewoon op pad gaan. En kijken, verwonderen. Je overgeven aan de waanzin van alledag. Het is Kafka om het even.

* Deze recensie kwam tot stand door een oproep op deze blogspot,  hier vindt maandelijks een bespreking plaats. 




De auteur

Franz Kafka (Praag, 3 juli 1883 – Kierling, 3 juni 1924) was een Duitstalige schrijver die wordt gezien als een van de belangrijkste auteurs van de twintigste eeuw. Zijn werk kreeg vooral na zijn dood een grote invloed op de westerse literatuur.

Kafka was aanvankelijk een staatsburger van Oostenrijk-Hongarije en meer in het bijzonder van de provincie Bohemen. Hij groeide op in de Duitstalige Joodse gemeenschap van Praag. Na het uiteenvallen van het Habsburgse keizerrijk en de oprichting van de Eerste Tsjecho-Slowaakse Republiek in 1918 werd Bohemen bij die staat gevoegd en zodoende werd Kafka een Tsjechoslowaaks staatsburger. Hij verbleef ook enige tijd in Berlijn, de hoofdstad van de Weimarrepubliek. Dat maakte hem tot een typische Duitstalige en Midden-Europese auteur die niet gekoppeld kan worden aan een specifiek land. Dat gold bijvoorbeeld ook voor zijn tijdgenoot Hermann Hesse, de in Duitsland geboren auteur die naar Zwitserland verhuisde. De recente benoeming van Kafka als 'Tsjechisch' auteur is historisch incorrect omdat zijn taal niet Tsjechisch was en Tsjechië niet bestond in de tijd dat hij er woonde. In de periode dat hij Tsjechoslowaaks staatsburger was - van 1918 tot 1924 - woonde en werkte hij voornamelijk in Oostenrijk en Duitsland.(bron)


Titel: Het kasteel
Auteur: Franz Kafka
ISBN: 97890253059994
Uitgever: uitgeverij Athenaeum
Vertaling: Willem van Toorn
Pag.: 376
Genre: fictie
Verschenen: postuum 1926
Verschenen: deze editie 2018

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.