donderdag 27 juni 2019

Marcellus Emants – Een nagelaten bekentenis

Veel meer dan een recensie door Roosje
Salamander, Querido






Boetedoening of apologie?


Willem Termeer heeft zijn vrouw vermoord: ‘Mijn vrouw is dood en al begraven.’ (beginzin) Nu ben ik een soort van vrij maar weet ik niet wat ik met mezelf moeth aanvangen (mijn parafrase, rdv). ‘Ik heb haar vermoord [...] Ik moet opklimmen tot de eerste ervaringen die mij mijn duister binnenste ontsluieren.’ (1984: 6)
Emants laat direct zien hoe de vlag erbij hangt: het ik-personage Willem Termeer heeft zijn vrouw vermoord, hij voelt zich even vrij maar niet voor lang; hij gaat ons, lezers, vertellen hoe hij tot zijn daad gekomen is. Het fijne van een verhaal waarvan je de afloop al kent is dat je het niet om zijn einde hoeft te lezen; het is het tegenovergestelde van een ‘who-done-it’. Het enige dat ons misschien in spanning houdt is hoe hij het gedaan heeft; dat geeft een beetje spanning. Emants is duidelijk waarover zijn roman gaat: het leven van een mens die zijn vrouw vermoord, heeft diens innerlijk leven, zijn motieven, zijn duistere psychologie - al noemt Emants dat niet zo -. Dit weten we als lezer vrij snel, maar dan dringt de vraag zich op: is het een verklaring, een soort van biecht of boetedoening, of een verontschuldiging, een apologie, een zichzelf schoon praten? Dat is een lastig te beantwoorden vraag. 

Termeer schildert zichzelf in het begin wel erg zwart af: hij is mensenschuw, bang, laf, ik ben een komediespeler, een leugenaar, ik lieg ook zonder aanleiding. Zijn vader noemde hem een pedante gek, hooghartig; zijn moeder geeft hem ook van alles de schuld. Het is zeer treurig gesteld met de familie Termeer: vader houdt niet van moeder en vice versa, al is moeder haar man wel toegedaan, zij houden niet van hun kind en het kind houdt niet van hen; niet alleen houden vader en moeder niet van hem, zij hebben een grote afkeer van hem en Termeer vice versa ook van hen.
Dit is zo extreem dat je direct gaat denken: hoe betrouwbaar is die Termeer in zijn verslag nu eigenlijk? Hij lijkt eerlijk en oprecht maar hij zegt zelf dat hij hij alles bij elkaar liegt, zoals de filosofische puzzel uit het antieke Griekenland: een Krentenzer zegt: alle Krentenzers liegen. Betekent dat dat deze uitspraak dus gelogen is en Kretenzers dus niet liegen, maar waarom zou je dan zo’n uitspraak doen? Of liegt de bewuste Krentenzer in dit geval niet? Is het een grote paradox? Misschien ook wil deze puzzel aantonen dat zulke rigoureuze uitspraken qua mensen niet te doen zijn, nooit aan de orde zijn, dat alles relatief is waar het de menselijke soort betreft.

Terug naar Termeer: zegt hij dat hij liegt omdat hij altijd onwaarheid spreekt of dat vaak doet en we hem niet op zijn woord kunnen vertrouwen? In dat geval is deze roman geen vertoog vanuit spijt en boetedoening. Of is het een soort ‘captatio benevolentia’, een begrip uit de retorica: als je de mensen op je hand wil krijgen moet je je welwillend opstellen? In dit geval pleit Termeer voor zichzelf en lijkt de roman meer op een apologie.
Eerlijk gezegd denk ik dat Emants geen keuze maakt tussen de twee: spijtbetuiging of apologie, het zichzelf vrijpleiten van schuld en misschien wil hij zelfs het medeleven van de lezer oproepen.

En dan zijn we op het punt dat we iets moeten gaan zeggen over het literaire genre waartoe deze roman behoort: het naturalisme, het determinisme zelfs. Termeer is er heilig van overtuigd dat hij een dégénéré is, dat hij door zijn afstamming bepaald is een slecht mens te zijn. Wat hij ook doet - want hij probeert het wel, bijvoorbeeld door de trouwen en een geregeld leven te gaan leiden, al doet hij dat eigenlijk meer uit eigenbelang -, het gaat altijd mis; hij probeert het wel maar het mislukt gewoon iedere keer opnieuw. Hij heeft geen vrije wil, al wordt deze filosofische discussie door Emants wel handig omzeild. Maar de kwestie van de vrije wil en de goedheid der mensen, wat natuurlijk niet hetzelfde is, komt wel een soort van aan de orde in zijn gesprekken met de ex-dominee, De Kantere, die zich wel goed voordoet, maar de fout ingaat door verliefd te worden op Termeers vrouw en haar te kussen.(Hij is natuurlijk niet per ongeluk een ex-dominee ;-).) Dit verschil tussen de beide mannen deed me in de verte denken aan de filosofische discussies in Thomas Manns De Toverberg.

Ik ga straks even iets dieper in op de kenmerken van het Nederlandse naturalisme. Voor nu volstaat Anbeeks* opmerking dat de naturalistische literatuur in eerste instantie voorheeft de wereld wetenschappelijk te beschrijven. Dit naar aanleiding van van de Franse socioloog Auguste Comte, met zijn positivisme, wat betekent dat de sociale wetenschap net als de natuurwetenschap aan wetten ondergeschikt is. Die wetten dien je op te sporen via een wetenschappelijke methode (data verzamelen, data vergelijken, data analyseren en zo tot wetten komen). Je ziet dat goed in de romans van Zola: de mensen, hun levens, de wederwaardigheden worden beschreven alsof het een sociologische studie is.
Hoe verhoudt zich Emants naturalistische, deterministische roman tot die wetenschappelijke eis? Niet ben je geneigd te zeggen. Termeer is zelf aan het woord; we merken dat hij zich wel eens tegenspreekt of dat hij onderhevig is aan impulsieve daden; het meest ontvankelijk is hij onder invloed van muziek en alcohol. En een ik-perspectief kan nooit wetenschappelijk zijn; hoe kun je je eigen gevoelens en gedachten objectief analyseren? Een vreemde eend in de bijt is Een nagelaten bekentenis wat dit betreft.
Emants lijkt ook hier een beetje op twee benen te hinken.

De roman lijkt ook niet bedoeld te zijn als wetenschappelijke studie, zoals de roman van Zola. Het ik-personage sleept de lezer meteen bij zijn lurven het zwaarmoedige en nare leven van Termeer in. Dit bij de lurven grijpen en niet meer loslaten, de roller coaster als het ware, wordt nog versterkt door het achterwege laten van structuur in deze roman. Er is geen onderverdeling van hoofdstukken en paragrafen; er zijn alleen hier en daar witregels. Het verhaal gaat maar door en door en laat ons ademloos achter als we het einde bereikt hebben. En de zwaarheid van Termeers leven wordt dubbel onderstreept door het gebruik van een cyclische structuur. Het eindigt bij het begin en het begint bij het einde: het blijft alsmaar doorgaan. Het is als een danteske hellestraf.

Het is een onverkwikkelijke leeservaring, deze roman, een zo onsympathieke hoofdfiguur, je hebt meteen een hekel aan die man: Termeer. In het begin kun je nog denken: hij heeft vast een helleveeg van een vrouw gehad, maar dat is helemaal niet zo. Nou ja, erg lief en hartelijk is ze niet, maar eigenlijk is ze gewoon enorm gesloten en Termeer heeft een averechts effect op haar gedrag en gevoel. Hoe verschrikkelijk laat hij zich uit over zijn jonggestorven kind en over haar moeder, die om haar rouwt. Wat een kl..tz.k.
En toch blijf je lezen, raak gefascineerd door deze nare man, omdat Emants dat met verve doet: chapeau!

Emants maakt geen gebruik van impressionistische taal en woordkunst, zoals de andere Nederlandse naturalisten wel doen: Couperus voorop natuurlijk.
Anbeek zegt dat Emants misschien Dostojevski’s Berichten uit het ondergrondse heeft gelezen en andere Russen, zoals Gogol, waar waanzinnigen aan het woord lijken. Ik kan dat beamen, want ik ben nu net die roman van Dostojevski aan het lezen. De Russische ik-figuur is een cynicus bij uitstek die anderen, met name welwillenden en mensen met een missie en de samenleving ongelooflijk te kijk zet. Termeer is niet zo, hij is wel cynisch maar geen rascynicus; het is niet zijn bedoeling de samenleving van repliek te dienen.
Ik dacht wel bij Termeer: jij bent een psychopaat. Hij is enigszins vergelijkbaar met Eline Vere, beiden zijn overgevoelige zielen. Eline V doet anderen niet verschrikkelijk veel verdriet, ja wel een beetje natuurlijk en zeker haar verloofde met wie ze breekt maar moorden doet Eline V alleen zichzelf.

Ook doet Een nagelaten bekentenis denken van Van Deyssels roman Een liefde, want ook hier gaat het huwelijk helemaal teloor in de misverstanden tussen man en vrouw en hun onvermogen elkaar in vertrouwen te nemen. Beide auteurs zijn zeer anti-burgerlijk, en dat is ook helemaal niet wetenschappelijk = objectief, zonder waardering.

Ik dacht al lezend, naturalisme is een soort hyper-realisme, een strenge vorm ervan.

Dan nog even een paar aspecten van het Nederlandse naturalisme, naar Anbeek en voorzien van eigen bevindingen ;-).
  1. Hoofdpersoon heeft een nerveus gestel: man of vrouw. Muziek brengt hun vaak in grote opwinding en confronteert hen halfbewuste verlangens.
  2. De plot is die van een ernstige ontnuchtering: Eline Vere, Termeer, ga zo maar door. Die ontnuchtering kan leiden tot een accepteren van zijn lot, zoals Lijdewijde doet in Van Edens Van de koele meren des doods; misschien zelfs een amor fati; overigens noemt Anbeek dit concept niet, die komt uit mijn koker (rdv). Maar anderzijds kan de ontgoocheling leiden tot uit het leven stappen: nou, noem ze maar op: Anna Karenina, Mdme Bovary (geen naturalistische roman, maar zij botst wel op haar onvermogen met het leven te dealen), Eline V; en onze Termeer, wat doet hij? Stapt hij eruit of verzoent hij zich? Het einde lijkt een beetje open, maar toch ook weer niet door die cyclische structuur. Hoe dan ook, zegt Anbeek: acceptatie of zelfmoord: de nuchtere werkelijkheid triomfeert altijd.
  3. Determinerende omstandigheden: hieruit wordt het onevenwichtige gestel van de hoofdpersoon verklaard: kijk naar Termeer, Eline V. De persoon is namelijk niet zelf schuldig: de mens wordt beheerst door krachten die groter zijn dan hijzelf. Daarom spelen erfelijkheid en milieu een grote rol. Taine was de filosoof aan wie Zola veel ontleend heeft; Taine zei: race, milieu et moment.
  4. De naturalistische auteur haat de burgerij; dat hadden we al geconcludeerd, de zelfgenoegzame burger met zijn dubbele moraal, zijn hypocrisie is verachtelijk. Ook bij Couperus, al was hij een dandy, maar juist daarin was hij zeer anti-burgerlijk. Op dit moment denken we, geloof ik, met meer compassie aan de dubbelheid die een mensenleven altijd kent.
  5. De dubbele moraal betreft meestal de seksualiteit. Van Deyssel schrijft over zelfbevrediging, ook bij vrouwen; in onze roman zien we veelvuldig bordeelbezoek; er is schaamte en lust blijft taboe, anders dan bijvoorbeeld bij DH Lawrence.
Voor iemand als Couperus met zijn homoseksualiteit, waar hij niet open over was maar die voor hem wel heel duidelijk was, was seksualiteit ook een hot issue.
  1. Taalgebruik: enerzijds een natuurgetrouwe dialoog - dat zien we hier bij Emants ook -, anderzijds een schilderkunstachtige gebruik van de taal, laten we zeggen: impressionisme. In Nederland waren er een aantal dubbeltalenten, zoals Jac van Looy, die schreef en schilderde (impressionistisch). Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan, is een voorbeeld van de combinatie van de twee: natuurgetrouwe dialoog en woordkunst (lees dat boekje!).
  2. Vertelwijze : a. de hij-vorm, met veelal een vorm van indirecte rede, die sterk lijkt op een monologue intérieur. Ons boek kun je opvatten als een grote monologue intérieur. b. we maken de gebeurtenissen mee door de ogen van een of meerdere personages, de personale vertelwijze, zoals bij Couperus. (rdv Anbeek noemt nog een kenmerk, maar dat is zo raar, dat sla ik over.)
  3. Objectiviteit, de auteur is niet vooringenomen, hij laat ‘de feiten spreken’.


Anbeek over Emants ENB: geen woordkunst (gaat hij pas later doen); geschreven in de ik-vorm; Termeer is wel een nerveuze persoon; muziek heeft een sterke werking op zijn gestel; Termeer weet dat hij erfelijk belast is en hij verklaart zijn karakter uit die factoren. Termeer is dubbelzinnig: enerzijds laat hij zien dat hij in alles afwijkt van andere mensen en is daar trots op, anderzijds wil hij aantonen dat zijn situatie juist niet apart is omdat iedereen onderhevig is aan de wetten van de erfelijkheid. Hij suggereert dat de lezers hypocriet zijn als zij hun eigen fouten niet inzien. Ze huichelen of zijn blind, zoals ds De Kantere. Hierin zien we de tegenstelling van de oude idealistisch-christelijke visie tegenover het determinsme. (Anbeek: het naturalisme was in Nederland als stroming een kritiek op de idealistische literatuur met diens goede afloop, ongeloofwaardige plot met diens deus ex machina, en wonderlijk vergeestelijkte en immer goede hoofpersonen, zeg Ferdinand Huyck van Jacob van Lennep).

Ik heb deze roman als volgt ervaren: je ontkomt er niet aan je te identificeren met de hoofdpersoon, er is immers geen ontkomen aan door dat ik-perspectief, door die doorgaande structuur van het verhaal, zonder manieren om adem te halen of te reflecteren en je dus het gevoel krijgt dat jij zelf een Termeer had kunnen zijn. Maar anderzijds weet je op een bepaald moment, omdat het personage van Termeer over de top gaat, dat hij een psychopaat is en dat geeft je de opluchting: o, gelukkig, ik ben zo niet.
Identificatie en opluchting. Dat is wat veel series en films ons in ons tijdsgewricht ook geven: de held is een van ons, dat had ons ook kunnen overkomen, maar gelukkig, hij is een psychopaat, of een zombie, of een seriemoordenaar, en zó ben ik niet.

Een zeer interessante en complexe roman is dit van Emants, bijna anderhalve eeuw oud maar totaal niet ouderwets en saai.

Marcellus Emants, geportretteerd door H.J. Haverman (1897)


De auteur

Marcellus Emants (Voorburg, 12 augustus 1848 – Baden (Zwitserland), 14 oktober 1923) was een Nederlandse schrijver. Hij is een van de weinige echte vertegenwoordigers van het naturalisme in de Nederlandse letterkunde en wordt gezien als voorloper van de Tachtigers. Zijn bekendste roman is Een nagelaten bekentenis uit 1894. (Wikipedia)

Titel: Een nagelaten bekentenis
Auteur: Marcellus Emants
Uitgever: Salamander
ISBN: 9789021495903
Pag.: 217
Genre: Fictie
Verschenen: deze uitgave 1985, oorspronkelijk 1894


* Ton Anbeek, Geschiedenis van de literatuur in Nederland, 1885-1885. 1990, 1999, mn Hoofdstuk 2: Anatomie en schilderkunst. Het naturalisme, pp. 39-57. Googlen kan natuurlijk ook.

2 opmerkingen:

  1. Robert Van der Meiren04 juli, 2019 10:00

    Inderdaad: méér dan een recensie! Een werkstuk zoals ik ze graag lees (en ik graag zelf zou willen schrijven). Een klassieker verdient het om correct te worden gepositioneerd binnen het geheel van onze literatuurgeschiedenis, en dat is hier uitstekend gedaan.
    Het stuk beperkt zich tot de Nederlandse naturalistische auteurs, maar ik wil toch één Vlaamse schrijver vermelden: Cyriel Buysse (1859-1932). Hij was trouwens bevriend met Louis Couperus, met wie hij in De Haag het literaire tijdschrift "Groot Nederland" stichtte. Zijn bekendste werken zijn het toneelstuk "Het gezin van Pamel" (verfilmd) en de roman "Het recht van de sterkste".
    Interessant stuk, plezant om te lezen!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Veel dank voor het compliment, Robert. Ik heb heel vroeger wel ooit iets gelezen van Cyriel Buysse. Vroeger was ik zeer dol op de Tachtigers.

      Hartelijke groet 🍀 Roosje

      Verwijderen

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.