vrijdag 22 februari 2019

Theodor Fontane - Effi Briest

Bespreking door Roosje 
Uitgeverij Prometheus 


Scènes uit een huwelijk


*Spoiler alert*

Het verhaal vat ik eerst samen. Zelf had ik het verhaal al op wikipedia gelezen zodat ik me helemaal kon richten op de structuur van Effi Briest.

Effi’s hand wordt gevraagd door Geert, baron von Instetten, een vroegere minnaar van haar moeder. Effi is 17 jaar en nog bijna een kind, een bakvis in ieder geval, Geert is even oud als haar mama, 38 jaar. Let even op deze, in mijn ogen behoorlijke, ‘perversiteit’ - o tempora o mores -. Effi is met haar vriendinnen en weet van niets. Effi’s papa is op zijn beurt 20 jaar ouder dan haar mama. Mama en Geert konden toentertijd niet trouwen omdat hij nog geen goede positie had en geen gezin zou kunnen onderhouden. Is er nog een spoortje van liefde tussen mama en Geert? In ieder geval niet zodanig dat het de loop van het verhaal beïnvloedt behalve dat mama hem vaak gelijk geeft en makkelijk haar dochter veroordeelt, in tegenstelling tot papa. 

Effi wil ook wel goed sier maken bij haar vriendinnen en romantische ziel als ze is, stemt ze in. Is hij de ware?, vragen haar vriendinnen. Effi antwoordt: Iedereen is de ware, hij moet van adel zijn, een goede positie hebben en er goed uitzien. Meent ze dit of spreekt zij zichzelf hiermee moed in?
Hoe dan ook, ze trouwen, brengen hun wittebroodsweken door in het kunstschatten-rijke Italië en Effi verhuist naar een oude huis net buiten Kessin, meer naar het noord-oosten, een plaats die te ver van haar ouderlijk huis ligt om haar ouders regelmatig te zien. Bovendien moet ze natuurlijk huisvrouw en echtgenoot spelen. Het huis is een beetje eng, het staat als spookhuis bekend met de opgezette haai en krokodil aan touwtjes en misschien een spokende Chinees op de bovenetage - de Pruisische variant van ‘the mad woman in the attick’.* Haar trouwe metgezellen zijn de hond, de grote Newfoundlander Rollo - de naam van een snoepje, maar wellicht niet in het 19e-eeuwse Pruisen -, en de meiden Johanna en Roswitha.

Ze ontmoet majoor Crampas, een lady killer met een depressieve vrouw; de enige vrouw die Crampas kon binden maar dat moest ze bekopen met een ongelukkig leven. Effi is zwanger, krijgt een meisje, dat Annie genoemd wordt. Tijdens een barre sledetocht raken Effi en Crampas ‘romantically involved’ of toch niet? Behalve de kus vertelt Fontane ons niets. Dan wil Effi ineens verhuizen uit Kessin naar Berlijn, waar haar mama aan het kuren is. Niet alleen om de spokende Chinees op de bovenverdieping, zo zal blijken; noodlottigerwijze heeft Johanna het plaatje van de Chinees, dat op een aftandse stoel geplakt zat, meegenomen uit het Kessinse huis, als souvenir. Effi lijkt last te hebben van ‘ennui’, spleen, zeggen de Engelsen: een melancholiek soort van verveling of levensmoeheid. Overigens gebruikt Fontane beide termen niet.

Effi zoekt in Berlijn afleiding en plezier. En dan is daar ineens het omslagpunt in de roman en Fontane laat ons heel subtiel weten dat er tussen Effi en Crampas meer geweest is dan een enkele kus in de slee. Hij werkt daar al heel voorzichtig naartoe en wie goed leest en weet hoe het verhaal loopt, kan het opmerken. Ik lees tegenwoordig langzaam en met een vergrootglas in de hand, een symbolisch vergrootglas. Fontane heeft ons een beetje in slaap gesust met alle pleziertjes in Berlijn en met de vakantie van Effi en Geert naar Denemarken, waar Effi zich zelf een beetje verlieft in een struise knappe Deense meid: de Denen zijn Germaanser en eigenlijk Duitser dan de Duitsers, zegt ze met grote vochtige ogen (nee, dat van die ogen, dat verzin ik erbij; maar de - enigszins wrange - humor van Fontanes opmerking over Duitsers en Denen is duidelijk). Ze gaan nog thuis even langs om Annie en Roswitha op te halen in Hohen-Cremmen

Na een jaar of zes van een kabbelend huwelijk, nee, dat niet, van ups en downs, krijgt Effi weer last van angsten - we weten waarom! de Chinees was maar kinderspel - en gaat kuren in onder andere het kuuroord Emst, waar mensen zich meer vermaken met elkaar dan met wisselbaden en gezond eten. Door een simpele toevalligheid ontdekt Geert een stapeltje liefdesbrieven van Crampas aan Effi. Als man van eer en slachtoffer van zijn sociale harnas kan hij niet anders dan de ex-minnaar van zijn vrouw uitnodigen voor een duel - het is schitterend zoals Von Instetten zichzelf in de strak sociaal gedefinieerde nesten werkt -. Crampas weigert niet, hij lijkt zijn lot aanvaard te hebben en sterft.

Effi wordt verbannen naar een verdiepinkje in Berlijn met alleen Roswitha die haar verzorgt. Haar ouders willen haar ook niet ontvangen. Haar nare hoest komt terug. Na een paar jaar probeert Effi nog contact te krijgen met haar dochter. Haar bezoekje wordt een fiasco, het kind is totaal een kind van haar vader: vormelijk en niet innemend. Effi geeft de moed op. Haar laatste maanden mag zij thuis in Hohen-Cremmen doorbrengen waar de ennui en de tbc haar vellen. Rollo verhuist op het laatst naar Effi om haar te troosten.

Een gevoel van bevrijding kwam over haar. ‘Rust, rust’’ (1977: 328). Op de plaats van de zonnewijzer ligt nu een marmeren plaat ter nagedachtenis aan Effi Briest; ze had erop gestaan haar oude naam terug te krijgen. De hond Rollo legt er zijn kop op. 


Eerlijk is eerlijk, dit einde vind ik wel een beetje te veel slagroomsoes. Enerzijds is het voor een lezer heel prettig als de hoofdpersoon zielenrust vindt, een katharsis ondergaat, maar dit is iets te veel van het goede en ook die schat van een hond met de naam van een snoepje vind ik te zoet.

Het verhaal heeft een vrijwel cyclische vorm: het eindigt ongeveer waar het begint, bij de zonnewijzer, die aan het einde vervangen is door een marmeren gedenkplaat, tussen de heliotropen, de zonnebloemen in de tuin van Hohen-Cremmen. Het verhaal eindigt op een ‘hoger’ niveau dan het begon: Effi is dood maar heeft in tegenstelling tot Von Instetten wel gemoedsrust gevonden. Hij is de dader maar is zelf slachtoffer geworden, Effi was ook een soort dader maar vond ondanks haar voortijdige dood, de mooiste schat in een mensenleven: peace of mind.

Deze roman van Fontane, die aanvankelijk als een feuilleton verscheen in Deutsche Rundschau, is bijzonder door zijn wijze van vertellen: het wemelt van de vooruit- en terugverwijzingen. Ook de terugverwijzingen zijn bijzonder. Fontane vertelt ons eigenlijk niet wat er nu gebeurd is: hij besteedt geen zinnen aan de bruiloft, noch aan de geboorte en al helemaal niet aan de feitelijke verhouding tussen Effi en Crampas. Hij wijst zeer subtiel en terloops vooruit en terug. Het boek bestaat voornamelijk uit dialoog en monologue intérieur. Mensen vertellen elkaar van alles over wat er gebeurd is, over hun angsten en dromen, en overdenken het een en ander bij zichzelf. Het begin van deze roman is heel sterk. Als je zoals ik weet hoe het verhaal gaat, zie je in het eerste deel, voor Effi’s huwelijk, hoe Fontane bijna in iedere zin vooruitwijst naar de ontrouw, Effi’s onvervulde verlangen en vooral de vroegtijdige dood van deze tragische heldin. 

Thomas Mann was een van de bewonderaars van Fontane** en je ziet dat Mann veel van hem geleerd heeft inzake de vooruitwijzingen in bijvoorbeeld De dood in Venetië: deze novelle verwijst constant naar de dood. Waar Mann veel literaire energie stopt in het opulente gebruik van motieven, doet Fontane dat wel iets minder. Hij doet het wel: denk bijvoorbeeld aan de bontmantel en het Japanse kamerscherm en een lamp met rood schijnsel dat Effi’s verlangen naar romantiek en erotiek verbeeldt. Of het gebruik van de gothic elementen: de Chinees, die misschien spookt op de zolder van het huis in Kessin: talloze malen komt dit verhaal terug. Hij symboliseert Effi’s angsten en onvermogen. De Chinees krijgt hulp van andere gothic elementen als witte vrouwen, zeemeerminnen en ander ‘Seegespenst’, die mensen zouden betoveren en in het ongeluk storten. De schommel en de zonnewijzer, die staan voor Effi’s heerlijke jeugd en haar tragische volwassen worden. 

In de roman komt het moderne leven en de geopolitieke situatie van die tijd, eind 19e eeuw, Duitsland is nog niet lang één natie met een keizer, uitgebreid aan de orde. Dat contrasteert met de naturalistische inhoud van Effi Briest. Het werken met contrast - en overeenkomsten - is een gewild vormprincipe van de moderne roman; ik noem maar een Philip Roth en een Nicole Krauss; vul maar aan.... Een realistische vrouwenroman, zoals Madame Bovary is Effi Briest niet. Ik zei hierboven al dat er maar heel weinig verteld wordt over belangrijke gebeurtenissen in Effi’s leven: niet over haar huwelijksdag, niet over de geboorte van haar dochter, niet over het overspel: de drie zaken, die voor vrouwen in het algemeen en voor Effi in het bijzonder, van bijzonder belang zijn. Effi wordt gevormd door haar opvoeding, die redelijk vrij is; ze speelt met vriendinnen, ze draagt makkelijke - reform- - kleding. Haar ouders zijn bijzonder op haar gesteld. Haar thuissituatie is warm en vriendelijk. Maar dan slaat het volwassen leven toe als een bliksemschicht aan een heldere hemel. Het huwelijk, het huwelijk met een vormelijke man, die gesteld is op zijn maatschappelijke carrière en die ook veel ouder is dan zij. En bovendien de oude minnaar van haar moeder: hoe pervers is dat? En hij meent dat hij zijn jonge vrouw moet opvoeden, zoals Crampas haar zegt, met straffe middelen: de opgezette haai en krokodil***, de spokende Chinees. Hij lijkt te suggereren: Kom op, Effi, verman je, je bent geen kind meer. Sprookjes bestaan niet en spookverhalen evenmin.

Dieren zijn eveneens motieven in dit verhaal: hond, paard, krokodil, haai, vogels, papegaai.

Het overspel wordt vooral met terugverwijzingen aan de lezer kenbaar gemaakt. Ik dacht bij het schrijven van de afscheidsbrief van Effi - zonder Crampas’ naam te noemen! - als zij naar Berlijn vertrekt: Hé, wat is dat? Heeft zij toch een verhouding met hem gehad? Heeft Fontane me na de kus in de slee en de Schloon lekker in slaap zitten sussen met zijn mooie praatje en het zogenaamde fijne leven van Effi? Well done, Fontane!

De trein komt een aantal malen voor; Effi is gebiologeerd door dit voertuig en zijn razende energie en kracht. Ik vat dit toch wel op als een verwijzing naar Anna Karenina van Tolstoj. Een vooruitwijzing naar de trieste afloop van ook deze tragische heldin (Anna K. werd inderdaad eerder gepubliceerd, rdv). De trein en het ‘ongeluk’ met de trein spelen in Tolstoj ook een vooruitwijzende rol.

Ik moet natuurlijk ook even een tragische heldin van eigen bodem noemen: Eline Vere (en misschien ook Hedwig uit Van de koele meren des doods van Frederik van Eden, maar deze toch maar heel erg terzijde, en waar het het mislukte huwelijk betreft natuurlijk ook Een liefde van Lodewijk va Deyssel). De roman van Couperus blinkt uit in eigentijdse en naturalistische psychologie, en Eline lijkt op de een of andere wijze toch een meer zelfstandige vrouw dan Effi. Eline pleegt geen overspel zoals Emma B, Anna K en Effi B, ze trouwt gewoon helemaal niet. Ze wordt daar niet gelukkig van, dat dan weer niet.

Ik kan met niet aan de indruk onttrekken dat de mannelijk auteurs van deze romans veel sympathie voelden voor hun tragische heldinnen, misschien Flaubert, die een min of meer realistische roman schreef, het minste. Vrouwelijk personages zijn vanuit naturalistisch perspectief **** een uitstekend ‘lijdend voorwerp’ om aan die naturalistische kenmerken vorm te geven; - ik ga niet uitgebreid in op de kenmerken van het naturalisme en de verschillen met de romantiek en het realisme -. Het plegen van overspel en het plegen van zelfmoord waren natuurlijk de methoden van verzet bij uitstek tegen de benauwde en benarde positie van vrouwen in maatschappelijk en persoonlijk opzicht. Effi leest onder andere de naturalistische roman Nana van Zola.


Nana ( Eduard Monet)

Fontanes humor en zijn wijze van suggestie lijken zeer Engels: tongue in cheek en zeer subtiel. Ik noem bijvoorbeeld het verhaal van de Chinees en de kleindochter of nicht: je vermoedt als aandachtige lezer direct dat er sprake is van een geheime verhouding, zoals Effi die gaat krijgen met Crampas, en Fontane vertelt het verhaal van de Chinees talloze malen en telkens wat anders, zodat de geheime verhouding steeds meer onthuld wordt, maar nooit helemaal. Natuurlijk is het verhaal ook als afschrikking bedoeld, maar afschrikking werkt vaak niet.

Ergens las ik, ik denk achterin mijn boek dat Fontane zich als auteur op de achtergrond houdt in het verhaal; dat is voor het grootste deel inderdaad zo. Maar op een paar plekken laat hij ook weer subtiel merken waar hij staat, probeert hij zelfs de lezer te bewerken bepaalde personages onsympathiek te gaan vinden. Het verholen anti-semitisme namelijk van Von Instetten en van papa: misschien trouwt Annie wel een bankier, eentje die christelijk is. De papa van Effi is een van de meest complexe figuren in de roman. Hij staat minder op status en vormelijkheid dan Instetten en zijn vrouw, en neemt het vaak voor zijn dochter op, maar een standvastige man is hij niet, en hij maakt zich ook nog schuldig aan anti-semitisme. Effi is overigens ook niet een toonbeeld van de doortastende vrouw noch van een goede echtgenote en moeder; ze manipuleert mensen met haar zwakheid en ingebeelde ziekte; haar huisarts heeft dat direct door en vermoedt heel modern dat zij meer ‘psychische’ klachten (rdv: mijn woorden) heeft; hij laat haar kuren: verandering van plaats en lucht. Maar ja, wat vermocht een vrouw, wat waren haar wapens in haar ongelijke strijd?

Erotiek speelt een subtiele rol. Fontane suggereert dat Effi pas na de geboorte van haar kind een echte vrouw is geworden, al spelen erotische gevoelens voor haar huwelijk zeker een rol, een vage: denk aan de bontjas, het Japanse kamerscherm, de rode lamp. Pas na de bevalling gaat Crampas zich voor haar interesseren, dan pas is haar sensualiteit werkelijk ontwaakt. Als je tussen de regels door leest lijkt Fontane te suggereren dat Geert en Effi geen seks meer hebben. Helemaal zeker ben ik er niet van maar ze raakt ook niet opnieuw zwanger. Grappig detail is dat Effi zich in de laatste vakantie van Geert een beetje verlieft in een struise blonde Deense meid, die volgens haar Germaanser, Duitser is dan de Duitsers zelf (beetje wrange humor: is dit ook een beetje verholen maatschappijkritiek van Fontane? Het is niet onwaarschijnlijk).

Concluderend kan ik zeggen dat ik vooral erg onder de indruk ben van Fontanes opmerkelijke structuur van vooruit- en terugwijzingen. Dat hij via die kanalen zijn verhaal heeft verteld, en dan ook voornamelijk door middel van dialogen en interne monologen. Humor en kritiek op de moderne Duitse samenleving zijn subtiel bijna terloops. Een intrigerende roman, die zijn plaats verdient tussen Emma B, Anna K en Eline V: mannelijke auteurs met een groot hart voor vrouwen!


* Fontane was goed bekend met Engeland- hij heeft er gewoond - en de Engelse literatuur; hij bewonderde Thackarey. Je merkt in deze roman dat het gothic element een grote rol speelt en dat Fontanes humor lijkt op de Engelse: tongue in cheek en heel subtiel, misschien zelfs wel een soort van terloopse humor.

** De secondant van Crampas in het duel met Von Instetten heet Buddenbrook!! Ik zou haast denken dan Thomas Mann die naam aan Effi Briest ontleend heeft, tenzij misschien de naam Buddenbrook tamelijk algemeen is in noord-oost Duitsland. Ik heb er Margreet den Buurman, Mann-kenner, naar gevraagd maar heb nog geen antwoord.

*** Dieren spelen een bijzondere rol in dit boek: op de eerste plaats Rollo de hond met de snoepjesnaam, de trouwe metgezel; in tegenstelling tot de griezelige opgezette haai en de krokodil en de zwarte kip die Frau Kruse op schoot houdt als troost; verder zijn er veel paarden, waarop gereden wordt en die rijtuigen en sledes trekken. In Berlijn woont Effi in de buurt van de dierentuin; zij verlangt naar het horen van de vinkenslag,die haar misschien aan Hohen-Cremmen doet herinneren, en papegaaien, een exotische vogel.

**** Wikipedia:
Naturalisme verwijst in de literatuurwetenschap naar een stroming die permanent aanwezig was in de periode 1850-1900 en vooral tot uiting kwam in het proza en het drama. Deze stroming was een uitvloeisel (of volgens sommigen: onderdeel) van het literaire realisme en wordt gezien als een rechtstreekse tegenreactie op de romantische literatuur.
De Franse schrijver Émile Zola (1840-1902) was de eerste die de term "naturalisme" in een literaire context bezigde. Hij schreef een aantal essays waarin hij zijn opvattingen over het naturalisme uiteenzette: Le roman expérimental (1880), Les romanciers naturalistes (1881), Le naturaliste au théatre (1881)

In een opstel over Gustave Flaubert vatte Zola de kenmerken van de naturalistische roman (waarvan hij Madame Bovary als het prototype zag) in drie hoofdpunten samen:

Een getrouwe weergave van het leven, met geordende scènes en zonder romantische elementen of een te gekunstelde plot.

De protagonist(en) mag/mogen geen bovenmenselijke proporties bezitten, maar is gelijk aan de alledaagse mens. De schrijver zelf probeert volledig te verdwijnen achter de door hem vertelde gebeurtenissen.

Samenvatting van Anbeek

Ton Anbeek onderscheidt in zijn analyse uit 1982 van de (Nederlandse) naturalistische literatuur de volgende hoofdkenmerken :

  • een nerveus en overgevoelig personage als middelpunt van het verhaal
  • ontnuchtering na hooggespannen verwachtingen
  • determinisme
  • haat tegen de burgerij (vooral herkenbaar in het werk van Frederik van Eeden en Heijermans; hiervan lijkt evenwel geen enkele sprake te zijn in het vroege werk van   Couperus, dat bij uitstek als naturalistisch wordt gezien.)
  • seksualiteit
  • écriture artiste
  • een personele verteller (i.p.v. een auctoriële)
rdv: Fontane besteedt nogal wat tijd aan de romantische dichter Heine, door Crampas aan Effi: Heine en romantiek duiden op gevaar, en ook zekere ‘gothic’ elementen. Zo palmt Crampas Effi in.


Over de auteur

Theodor Fontane (Neuruppin, 30 december 1819 – Berlijn, 20 september 1898) was een Duits schrijver van balladen, romans en recensies, op de overgang van het realisme naar het naturalisme.

Fontanes ouders waren hugenoten, wier voorouders van beide kanten vanuit Zuid-Frankrijk waren overgekomen naar Berlijn. In Neuruppin werd door vader Louis Henri Fontane een apotheek geopend. Daar en eveneens in Swinemünde, bracht Fontane zijn jeugd door. Hij beëindigde de school vroegtijdig om in Leipzig en later Berlijn als apothekersleerling te werken. In Berlijn kwam hij in 1842 met Georg Herwegh in contact; zijn eerste gedichten waren geïnspireerd door de Vormärz. Zijn eerste successen kwamen echter als lid van het collectief Tunnel über der Spree: de Preußenlieder waren ballades over verdienstelijke figuren. In 1850 huwde hij en maakte een aantal reizen naar Engeland. Zijn vroege gedichten waren in de stijl van Moritz von Strachwitz en Fontane was in die tijd een enthousiast radicaal-democraat, die achter de liberale revolutie in 1848 stond. Hij verhuisde in 1855 voor vier jaar naar Engeland, waar hij als vrije journalist werkte en over onder meer de Krimoorlog berichtte.

Na zijn terugkeer wierf de Pruisische staat hem als journalist; hij werd in 1860 redacteur bij de Kreuzzeitung, een conservatieve krant. Hij werd populair met een reeks verhalen over de streek, die in episoden gepubliceerd werden: de Wanderungen durch die Mark Brandenburg, waarbij hij historische anekdotes over de regio in groot detail beschreef. De Wanderungen bleven van 1862 tot 1882 bestaan. Toen lag Pruisen tijdens een korte tijdsspanne driemaal in oorlog: in 1864 met Denemarken, in 1866 met Oostenrijk en in 1870-'71 met Frankrijk. Tijdens deze drie oorlogen was Fontane oorlogscorrespondent; in 1871 was hij in de buurt van Domrémy, de geboorteplaats van Jeanne d'Arc en besloot het te bezoeken, ofschoon het achter de Franse frontlinie lag. De Fransen verdachten hem hierom van oorlogsspionage en hij werd krijgsgevangen en ter dood veroordeeld. In extremis werd hij gered door tussenkomst van Bismarck.

Hij werd in 1870 redacteur van de liberale Vossische Zeitung en vulde de daaropvolgende twee decennia drie banden met theaterrecensies. In Engeland was hij in contact gekomen met het werk van William Makepeace Thackeray, waarvoor hij een buitengewone bewondering had. Hij realiseerde zich dat Pruisen in feite nog geen boekcultuur van grote maatschappelijke romans bezat en begon ze dus zelf te schrijven. In totaal schreef hij op late leeftijd nog 16 romans; enerzijds misdaadverhalen, anderzijds burgerlijke familiegeschiedenissen waarvoor hij naar stof uit de Wanderungen teruggreep. Zijn romans luidden het naturalisme in; in zijn theaterrecensies gaf hij zijn goedkeuring aan de nieuwe generatie dramatici, zoals Gerhart Hauptmann en raakte daarbij relatief geïsoleerd onder zijn eigen generatie. Ook schreef hij nog late gedichten. Door Engelse ballades te vertalen, verrijkte hij zijn eigen idioom. 'Die Brück' am Tay' (over de ramp met de Tay Bridge) en 'Archibald Douglas' zijn beroemde gedichten, alsmede 'Der Herr von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland', dat later in de DDR verboden werd, wegens zijn vermeend paternalistische karakter.

Fontane worstelde met zijn eigen geweten ten aanzien van enerzijds de democratische hervormingen die hij op vroegere reizen in Engeland had gezien en zijn sympathie voor de liberalen van het Frankfurter Parlement en anderzijds zijn verlangen naar stabiliteit en een moreel en rechtvaardig burgerdom; zijn schommelen tussen conservatisme en liberalisme getuigt hiervan. Zijn beroemdste romans zijn afspiegelingen van zijn eigen visie op de burgerlijke samenleving. Irrungen, Wirrungen beschrijft een kleinburgerlijk, eenvoudig milieu, het beroemde Effi Briest legt de geborneerde kleingeestigheid van dergelijke milieus bloot. De figuur van Effi, die ten onder gaat door de koppige, halsstarrige houding van haar omgeving, schijnt een sterke autobiografische invulling van Fontane zelf te hebben gekregen. Fontane heeft een plaats als een der grootste Duitse romanciers verworven, door, naar Engels model, de eerste maatschappelijke romans te schrijven, die daarenboven van een grote kwaliteit zijn en tot de klassiekers in de wereldliteratuur zijn gaan behoren. (bron)

Auteur: Theodor Fontane
Titel: Effi Briest 
Uitgever Ooievaarpocket (Prometheus, ism De Arbeiderspers) 
Vertaling: Pé Hawinkels 1977
ISBN: 9789057136047
Pag.: 336
Genre: fictie
Verschenen: deze editie 2001 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.