donderdag 5 september 2019

Hugh Walpole - De verborgen stad

Recensie door Roosje
Uitgeverij van Maaskant Haun


Ooggetuige van de revolutie

De naam van auteur Hugh Walpole kwam me wel vaag bekend voor, toen ik de heruitgave van De verborgen stad tegen kwam in de lijst van nieuw aangeschafte boeken van de plaatselijke bibliotheek, die wonderbaarlijke uitvinding van volksverheffing. Die wil ik dan wel eens lezen, dacht ik meteen en ook direct mijn veel te lange ‘nog-te-lezen-lijst’ negerend, dol als ik ben op Angelsaksische schrijvers. Ik heb geen spijt gehad van mijn impulsieve reactie. Storm loopt het niet voor dit boek. In de bibliotheek en op Hebban ben ik de eerste die het gelezen heeft.

De spil van het verhaal is John Durward, Ivan Andrejevitsj op zijn Russisch, een Engelse paramedicus bij het Rode Kruis die in ergens in Galicië, Polen, gewond is geraakt, fysiek en psychisch, hij verliest twee goede vrienden en Marie Ivanovna. Hij zoekt rust en beterschap in Petrograd, zoals St. Petersburg in WOI heette. Het is de periode van nét voor en helemaal aan het begin van de Russische Revolutie van 1917. En grappig genoeg speelt Lenin een figurantenrolletje als makker van Boris Grogov, een soort huisvriend van de familie Markovitsj.

John Durward probeert een beetje bij te komen van zijn traumatisch ervaringen aan het front en hij fungeert bij zijn vrienden als praatpaal. Alles wat er gebeurt in deze roman weten wij door Durward, die ook de auteur is van dit boek. Ogenschijnlijk heeft deze Durward veel trekken van Walpole zelf, maar ik vermoei me weinig met autobiografische gegevens in een roman. Zijn vrienden praten rechtstreeks met hem, of sturen hem briefjes, of vertellen over anderen aan hem, of anderen vertellen Durward over weer anderen. Maar altijd is John Durward, Ivan Andrejevitsj, de centrale figuur, de ik, de verteller in deze roman.

De scènes doen vaak toneelmatig aan, met hun vele dialogen en hilarisch verstoppertje-spelen in donkere hoekjes en achter deuren en bij nachtelijk dwalen door appartementen en toevallige ontmoetingen. Daartegenover staan uiterst poëtische en lyrische beschrijvingen van Petrograd en met name van de rivier de Neva, de rivierendelta eigenlijk, in de winter en het vroege voorjaar, de periode voorafgaand aan de ‘witte nachten’ van de stad, de zomer waarin het ‘s nachts niet helemaal donker wordt. Je snapt helemaal dat Durward zich verstopt in Petrograd te midden van de mysterieuze en warme Russen en hun nog mysterieuzere Russische ziel.

Durwards vrienden zijn leden van de familie Markovitsj: Vera Michajlovna en haar veel jongere zusje Nina, voor wie Vera, kinderloos, een moeder is. Vera’s man Nicolaj Leontjevitsj, een arme soeber zonder baan, een obsessieve en nerveuze uitvinder van nutteloze zaken. Nicolaj houdt veel van Vera, maar zij niet van hem, niet in romantische zin, maar zij heeft medelijden met hem en zorgt voor hem. Dan zijn er nog de ooms Semjonov, een onsympathieke en diabolische arts, die Durward nog kent van het front. Zij hadden een gemeenschappelijke vriendin, Maria Ivanovna. En dan is er nog oom Ivan Petrovitsj, die alleen van lekker eten houdt. Boris Grogov is al genoemd; niemand weet eigenlijk waarom hij een huisvriend is.

Het Engelse deel van de vriendenkring bestaat uit Durward zelf, zijn oude schoolvriend Jerry Lawrence en diens reisgenoot, Henry Bohun. Deze twee werken voor de Engelse overheid in Rusland.

Ik heb direct een namenlijstje gemaakt - in mijn achterhoofd Oorlog en vrede van Tolstoj met die enorme hoeveelheid namen - en daar had ik geen spijt van. Overigens heeft deze roman van Walpole ook wel iets van een Russische roman, hij is iets minder lijvig, maar toch...

De verwikkelingen tussen al die vrienden, Russen en Engelsen, zijn legio en van complexe aard. Liefde en haat, jaloezie en antipathie, hartstocht en vriendschap, doodsverlangen, verlangen om te zorgen, onevenwichtige relaties, raadsels, puzzels, verborgen agenda’s; vooral dat laatste. Vanwege de spoilers kan ik daar niet zo veel over zeggen, maar het zit in de hoek van het pistool in een stuk van Tsjechov; tenminste ik meen dat het Tsjechov is.

De chaotische verwikkelingen tussen de vrienden houden gelijke tred met de politieke ontwikkelingen in Petrograd en in heel Rusland: de revolutie neemt eindelijk een aanvang, niemand geloofde er meer in, niemand verwachtte haar en toen was zij er ineens. Onrust, gewapende volksmilities, afrekeningen, moorden, plunderingen zijn aan de orde van de dag. Er is geen leiding - Lenin moet nog komen - en de meningen van de Russen zijn - als altijd al - zeer verdeeld.

Durward is voortdurend op zoek naar dé Russische ziel, hij wil die zo graag leren kennen; dat lijkt van levensbelang voor hem. Feitelijk is hij natuurlijk op zoek naar zichzelf en naar vooral naar de rust in zichzelf. Hij leest talloze boeken, vooral Engelse en Russische, maar ook wel Franse. Duitse boeken komen er niet in. De Duitsers zijn de boosdoeners. Er is ook voortdurend vrees dat de Russen het op een akkoordje zullen gooien met de Duitsers omdat het eigen land alle aandacht eist.

Toevallig las ik onlangs van Penelope Fitzgerald Het begin van de lente, dat ook gaat over een Engelsman in Rusland, Moskou weliswaar, vlak voor de Revolutie, een iets eerdere periode. En ook heeft de lente hier net als bij Walpole een centrale plaats: de ontwaking, de bewustwording als het ware, het uit de schulp kruipen na een koude en dwingende winter, ook symbolisch, vooral symbolisch, zou ik zeggen.

Hoewel dit boek van Walpole uit 1919 stamt, doet het nergens ouderwets aan. Zelf schrik ik niet van een wat ouder boek, sterker nog ik mag graag een klassieker lezen. Het is prachtig geschreven: over zijn eigen dwalingen en nachtmerries, de verwikkelingen tussen zijn vrienden, incluis Durward zelf, hoewel hij wel een tamelijke buitenstaander is; de stad Petrograd met zijn gebouwen, zijn mensen, de schoonheid en de lelijkheid, de armoede en de pracht en praal van kerken, de vulgariteit van het variété, dronkenschap, de vuigheid van de boeren, de vooringenomen van de rijke mensen, de schoonheid en de hardheid van winter, sneeuw en ijs. En dan ook de revolutie in de visie van mensen die het meemaken en die niet weten wat er aan de hand is.

Het lijkt op wat Durward zegt over oom Ivan Petrovitsj: de oom zal de apocalyps niet zien al staat hij er met zijn snufferd bovenop. Oom Ivan geeft namelijk alleen om lekker eten. Maar zo is het ook met die revolutie. Niemand snapt wat er gebeurt, wel dat er opstand is, ja, en dat de tsaar is afgezet, maar verder, hoe moet dat nou en is het morgen misschien afgelopen? Wie zal het werk doen als de arbeiders weglopen, hoe komen we nog aan eten als de boeren de wapens opnemen? Kun je nog wel veilig over straat? Rijdt er nog wel een koets of liggen de koetsiers dronken in de goot?

Ondanks de heftige en chaotische problematiek, blijft de toon vrij luchtig en typisch Engels met zijn tongue in cheek. Dat is een van de dingen die ik zo aantrekkelijk vind in de Angelsaksische literatuur.

Ik ben me ervan bewust dat ik iets weg heb van een repeterende breuk, maar ik zou met klem willen benadrukken: lees dit boek!

Auteur

Geboren: 13 maart 1884, Auckland, Nieuw-Zeeland
Overleden: 1 juni 1941, Keswick, Verenigd Koninkrijk
Opleiding: Emmanuel College, Universiteit van Cambridge
Zeer uitgebreide Engelstalige beschrijving is te vinden op: https://en.wikipedia.org/wiki/Hugh_Walpole

Ttiel: De verborgen stad
Auteur: Hugh Walpole
Vertaald door Meta Gemert
Pagina's: 320
ISBN: 9789081786126
Uitgeverij van Maaskant Haun
Verschenen: september 2017

2 opmerkingen:

  1. Wat een heerlijk enthousiasmerende recensie! Dit boek blijkt ook bij mijn plaatselijke bibliotheek te leen. Nu alleen nog tijd (en die opmerking voelt ook als een repeterende breuk ;) )

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dankjewel! Die repeterende breuk komt mij heel bekend voor 😃😃

      Hartelijke groet 🍀

      Verwijderen

Laat gerust een reactie achter.
Dat wordt zeer op prijs gesteld en we willen graag weten wat je ervan vindt.